Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1671. 1631 augustus 31. Aan Maria van ReigersberchGa naar voetnoot2.Alderliefste, Desen dagh heb ick van uE. niet gehadt. Off de bode tusschen Hollant ende Brabant is opgehouden, off de brieven hier opgebroocken door de curiositeit, die hier nu groot is, om te weten, wat in ons lant passeert, sullen wij mettertijdt weten. Door monsr. de LangeGa naar voetnoot3 sende ick de boecxkens van den tijdt, maer die sal soo haest niet overcomen. 't Schijnt, dat alles hier - Godt betert - tot oorlogh gaet; want den coning te Monceaux sijnde verscheiden advysen gecregen heeft, dat sijns broedersGa naar voetnoot4 trouppes haer toonen. Mijnheer den cardinaelGa naar voetnoot5 heeft oock hierdoor geëxcuseert aen den ambassadeur van SwedenGa naar voetnoot6, dat men hem de lichtinge van eenigh volck alhier niet toe en staet, hoewel sulcx bij tractaet ende daernae bij woorden belooft was, soo hij seit. Den gedeputeerde van den keiserGa naar voetnoot7, die hier geweest is, heeft wat hoog gesproocken om 't gelt, dat men aen den coning van SwedenGa naar voetnoot8 heeft gegeven, tot vijfhondert duisent gulden, gelijck ick voor desen heb doen weten. Maer men heeft daernae hem sooveel geseit van den coning van Sweden ofte andere 's keisers wederpartiën niet meer te assisteren, dat hij hoop heeft gegeven, dat van 's keiserswege oock geen assistentie sal geschieden aen 's coninx broeder. Maer wie sal den keiser beletten gelt te geven, daer 't hem gelieft, ende den vorst van BeierenGa naar voetnoot9 sijn volck aen 's conings broeder te leenen, insonderheit alsoo binnen in het rijck geen wederstant van de protestanten meer en is hebbende den hertogh van WurtenbergGa naar voetnoot10 het Leipsichsche verdraghGa naar voetnoot11 afgesworen ende tot teicken van obediëntie de vaendelen van 't volck, dat bij hem gelicht was, nae Wenen aen den keiser gesonden, die uit hetselve volck ses duisent in sijn dienst genomen, de reste gecasseert heeft. Den landgraeff van CasselGa naar voetnoot12 is heel geruïneert ende maect een schrick onder de princen. Straesburg halff geblocqueert staet op handeling, te meer alsoo sij vanhier in dese verwarringe geen hulp en verwachten, misschien oock voor desen niet en souden becomen hebben sonder t'eenemael haer in de macht van Vrancrijck te begeven. Soo duir vercoopt men hier de protectie. | |
Hier werdt een ambassadeur uit PolenGa naar voetnoot1 verwacht om te bidden, dat den coning wil helpen tot verlenging van de stilstant met de Moscovyt. Vanhier sent men nae Denemarcken om hout ende cabels. Ondertusschen den heer cardinael verliest geen couragie, maer boven het gouvernement van Bretaigne neemt oock particulierlijck voor hem ofte de sijnen Blavet ende Royen, al om de vijanden van 't rijck te beter te resisteren. De coninginne-moederGa naar voetnoot2 heeft nu meermael aen den coning geschreven seggende, dat sij om haer leven te salveren uit het rijck is gevlucht. Alle de brieven werden secreet gehouden. Den coning is wel geseit, dat men sijne sieckte ofte doot hadde geprognostiqueert in Maert ende May, twelck hem courage geeft; maer van September en is hem niet geseit om hem geen apprehensie te doen hebben. God bewaere Sijne Mat. Hij was niet wel tevrede, dat het parlement den edelman niet vast gehouden en hadde, die aen haer een brief van sijn moeder hadden gebracht. Evenwel heeft hijselve laeten gaen andere, die aen hem van denselven hoeck quamen. 't Parlement heeft verbot gedaen aen de commissarissen te procederen in de saeck van den marescal de MarillacGa naar voetnoot3; maer sij en laeten niet voort te gaen, ende schijnt, dat men deselve cours sal willen gaen met den guarde des seauxGa naar voetnoot4, die nu mede gevangen is. Eén ding moet ick hierbij doen om te lacchen: Animin (?)Ga naar voetnoot5 heeft sijn dienst aengeboden aen den bisschop van OrangeGa naar voetnoot6, die seer verschrickte meenende, dat het was om hem te vergeven. Denselven bisschop twijffelt, off hij nae Orange sal gaen ofte niet. Misschien off onse aenlag (?) in sijn regard niet onvruchtbaer sal sijn. Ick bid om mijne dienstelijcke gebiedenisse aen de ouders, broeders, susters, neven, nichten ende vrunden, met de groet aen de kinderen. Den 31 Augusti 1631.
De commissiën, dye 's conincx broeder geeft, zijn om te dyenen onder het commandement van den prins van PfaltzburgGa naar voetnoot7, prince des rijcx. Ick verstae, dat hij ende de moeder beyde geschreven hebben aen den hertogh van RohanGa naar voetnoot8 om zijn dienst te gebruycken. Met den borduirwercker sal ick het noch wat insien, tot uE. naerder advys. De vrunden seggen, dat van GuinegautGa naar voetnoot9 geen naerder woordt te trecken is. Van de saeck hoopen wel. Evenwel connen veel beletselen comen. | |
Adres: Mejuffrouw Mejuffrouw de Groot ten huize van den heer raedsheer Reigersberg in s' Gravenhage. Port. In dorso met andere hand: Den 31 Aug. 1631. |
|