Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1316. 1628 september 23. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Ick heb al over eenige dagen den uwen uyt Zeelant outfangen ende sal de naeste uyt Holland verwachten, oock een caerte van 't landt van Sutfen, soo uE. eene goede vindt. Mijn broeder de Groot schrijft mij van eene te senden door La MaireGa naar voetnoot2, maer dye beydt dickwels langer dan men meent. 't Hoff alhyer is verheucht met de tijdinge van XL coopvaerdijeschepen, dye uyt Engelsche vloot haer soude hebben ontrocken ende het geschil ofte gevecht tusschen de Engelschen ende Schotten. Immers Rochelle is weer aen het handelen ende van vijff dingen, dye sij garen vrij souden hebben: leven, goed, religie, privilegie, fortificatiën, presentert men haer de twee ten volle, het derde eenichsins, de reste in 's conincx believen. AnthemiusGa naar voetnoot3 is vertrocken ende is voor zijn vertreck t'mijnens geweest om mij adieu te seggen, 't welck mij veroorsaeckt heeft andermael t'zijnent te gaen. Hij heeft belooft mij bij wijlen van zijne tijdinge te doen weten door een goed vrundt, sulcx dat ick - interpreterende ofte corrigerende mijn voorgaende schrijvenGa naar voetnoot4 - (goet) vinde, dat hij bij uE. werde besocht - De informatie van alle 't gepasseerde sal beter door andere minder geïnteresseerde vallen als SimonGa naar voetnoot5, ConstantiusGa naar voetnoot6 ende anderen. ZenoGa naar voetnoot7 heeft aen een vrundt [geseyt], dat NeeffGa naar voetnoot8 tot FelixGa naar voetnoot9 niet quaelijck gesint en is, maer claeght, dat AurelianusGa naar voetnoot10 desselve Felix vijand is. Dese tijdinge behoefden wij uyt Hollant niet te crijgen. De bekenden van Aurelianus seggen mij, dat hij soeckt eens een reys te doen nae 't land, ValensGa naar voetnoot11 hyer laetende; dye praet van Wijngaerden ende dyergelijcken contenteren mij niet zeer. Ick blijve van resolutie 't procesGa naar voetnoot12 t'eenemael te doen vervolgen. Soo datter yet naerder voor Berge werdt voorgenomen, sal sulcx garen verstaen. De generale opinie, oock van dye van de religie alhyer is, dat Rochelle in eene caers sal vlyegen, daertoe den ambassadeur van VenegieGa naar voetnoot13 - sorgende alleen voor Italiën - treffelijck helpt, als hebbende in Engelant doen weten, dat Rochelle stont op handeling, opdat de vloot niet haesten en soude, ende te Rochelle, dat de vloot wyerd opgehouden. Dit zijn de consten van AeliusGa naar voetnoot14. Onse extraordinarisseGa naar voetnoot15 ne sont ny de recepte ny de mise. | |||||||||||||
Wij doen allegader onse gebyedenissen. Den XXIII September XVIcXXVIII. UE. dienstwillige broeder
| |||||||||||||
UE. dyent te dencken op een couverte, waeronder wij de brieven aen uE. sullen bestellen. Wilt aen monsr. van LyerGa naar voetnoot1 seggen, dat mijn huysvrouw hoopt het goed door monsr. MerodeGa naar voetnoot2 te senden. Ende aen monsr. DimmerGa naar voetnoot3, lieutenant geweest van Orangie, dat zij zijn goed met de eerste gelegentheyt sal senden, doch noch geen en weet. | |||||||||||||
Adres: Mijn heer, Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raedt in Hollant, Port. In 's Gravenhage. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot tot Paris den XXIII Septemb.
|
|