Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3

1307. 1628 september 2. Aan N. van Reigersberch⁸.

Mon frére,

Ick verstae vandage, dat daer apparentie is tusschen Vrancrijck ende Engelant te handelen, door den arbeit van de coninginne-moeder⁹ ende de coninginne van Engelant¹⁰. Men meent d'Engelschen wetende de preparaten, die tegen haer sijn gemaect, garen het peryckel van een derde effort sullen ontgaen ende haer contenteren met een belofte van de onderhouding ende vernieuwing van de edicten. Soo dit waer is, raect Rochelle in handen van de coning ende sal God te bidden staen, dat den coning hem laete raiden het woordt te houden ende sijn advantagie over de stadt maetelijck te gebruicken.

Men heeft hier wat ombrageux geweest over een getal Engelsche schepen, die in zee waeren, maer het is gevonden, dat het desseing van deselven niet verder en ging als tot zeeroverie. Sij hebben eenige schepen, nae Canada gaende, genomen ende eenige van Dieppe tot Cales ingejaecht. De paix tusschen dese twee rijcken sal goed sijn voor ons landt ende gelijck ick tot vrede altijdt meer als tot oorlog ben genegen geweest, soo wensch ick, dat sulcx geschiede.

Voor mij uit de experientie van de voorgaende tijdt, can ick daeruit niet goeds alhier verwachten. Blijf daerom van advys ons proces¹¹ met den eerste te vervolgen. Off ick mischien eens lust creegh mijne historie¹² te vervolgen, wenschte ick wel door uE. toedoen te mogen hebben het oordeel van eenige cloecke mede-

8 Hs. U B. Amsterdam, coll. RK. H12f. Eigenh. oorspr.

9 Maria de Medici.

10 Henrietta Marie van Frankrijk.

11 Het proces betreffende de verbeurd verklaarde goederen, waarvan herhaaldelijk sprake is in de brieven aan Nicolaes van Reigersberch en Willem de Groot.

12 Liber de Antiquitate reipublicae Batavicae, in 1610 verschenen; Ter Meulen-Diermanse n^o. 691.

[p. 375]

cijns over de oorsaecken, natuire ende toevallen van de Mansfeldsche syekte¹. Bid uE. oock van de Zuytbevelandsche caert te gedencken. Men soeckt weder wat volcx voor den hertogh van Mantua² te vergaderen, maer het comt spae bij. De paix sal daertoe connen helpen.

Nicht Vosbergen³ heeft aen mijn huisvrouw geschreven een brief vol bedanckinge ende beleefdtheit, misschien tot versachtinge van 'tgunt uE. onlancx is overgeschreven⁴.

Wij bidden om onse gebiedenisse aen moeder⁵, broeders ende susters.

Den 2. September 1628.

UE. dienstwillige broeder
H. de Groot.

1 Aan deze ziekte is o.m. Jacob Campe, weduwnaar van Martha van Reigersberch, in 1625 overleden.

2 Carlo Gonzaga.

3 De vrouw van Caspar van Vosbergen, Barbara Panhuys.

4 Zie n^o. 1296.

5 Aeltgen van Overschie.

Anthemius⁶ continueert als voor desen.

6 Nic. de Baugy.

Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, ten huise van de Heer rentemeester van Bewesterscheld, Sijne E. broeder tot Middelburgh.

Met de hand van van Reigersberch: port 8 soubs.