Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend945. 1625 Febr. 6. Van S. EpiscopiusGa naar voetnoot10.Eerwerdighe, wyse, voorsienighe, hoochgeleerde heer. Ick dancke U.E. voor den wensch van iet goeds te moghen contribueren tot het werck, dat ick onder handen hebbeGa naar voetnoot11. 't Geene daer goeds in soude moghen zijn, is ten deele van U.E. en van 't geene U.E. gelieft heeft my mede te deelen; het uytschryven valt moeyelycker als ick meende en is bynae een geheel nieuw werck. Conde ick hier een om gelt bekomen, die 't voor my dede, ick soude geen gelt sparen om daer haest af te wesen. Nu moeten wy hetselve doen en dat valt meer als dubbel werck. Op de dedicatie, daervan U.E. mentie maeckt, kan men letten als het werck voltrocken sal zijn. De provisieGa naar voetnoot12, daervan U.E. huysvrouwe heeft geschreven, is hier over 6 of 7 daghen aengekomen, soo my Mr. Dirck heeft geseyt; hy heeft deselve met de karre gesocht over te senden, opdat U.E. deselve haest soude moghen bekomen, maer dewyle de karreluyden seer ongeschickt hier waren in het eyschen van 4 guld. voor het hondert, omdat de riviere | |
gedeboucheert was, soo hadt hy goet gevonden deselve t' scheep te bestellen, alsoo de riviere binnen een dagh 2 ofte 3 wederom navigabel is geworden, en de kooplieden, hier overlaat zijnde met een groote menichte van harinck, de schippers perssen om de reyse aen te nemen. Op gisteren of op huyden seyde hy my dat se van hier meenden te varen, en dat U.E. provisie alrede gescheept was, sulckx dat U.E. met de eerste barcken deselve sult bekomen. Alle de schepen, die hier vandaen vertrocken zijn, sijn wederom gecontremandeert om niet verder te vertrecken sonder nader ordre van den koninck. Eenige andere die gearresteert waren geweest sijn wederom ontslagen: daer wordt verscheydelijck van gediscoureert, elck oordeelt nae zijn affectie. De QuevillistenGa naar voetnoot1 hebben het ontset van Breda, de conqueste van Brabant en Vlaenderen, en daernae het wedercrygen van het Palatinat in het hooft en meenen bynae dat het niet missen kan of de koninck van Spaengien sal haest in het hemt staen. L'HermiteGa naar voetnoot2 is in Westindien tot by Lima toe geweest en heeft menichte van schepen met gout en silver genomen, doch seyt men dat hy selfs gebleven is. In onse lant worden noch hondert compagniën aengenomen, die van de stadt van Amsterdam alleen sullen worden betaelt. Prins Henrick seyt men dat tot dien eynde in den Haghe is geweest en wederom nae het leger vertrocken is. Ick dencke dat hy me niet gaerne Breda soude verliesen. Ick dancke U.E. voor het mededeelen van de tydinghen. Onse kercken nemen, God loff, toe in getal en yver: ons gebreeckt een queeckhof om jonge arbeyders aen te voeren, die in de plaetse van de verstorvene en gevangene gebruyckt souden mogen werden. Tot Amsterdam worden de vergaderingen dick en sterck gehouden; in de plaetse van den overleden bitteren schout, HaenGa naar voetnoot3, is eenen TengnagelGa naar voetnoot3 gekomen die men hout voor seecker dat een bescheyden en moderaet man is. Den opperschout GrotenhuysGa naar voetnoot4 is niet te verwenschen; heeft gepresenteert, indien de kinderen van mijn heer Hogerbeets versoecken relaxatie voor haren vader, dat hy selfs in persone by den Prince van Orangien in den Hage trecken wil om 't selvige te recommanderen. Vraeght dickmaels nae U.E. dispositie en heeft op mijn Vr.Ga naar voetnoot5 begeert U.E. doch te willen groeten en in sijn naem alles goets te wenschen. Mijnheer Wtenbogaert danckt U.E. voor het antwoort en gebiet sich in U.E. goede gratie, soo doet oock Mr. Tresel en beyde hare huysvrouwen, insonderheyt ick, die ben en blyve Uwer E. dienstwillighe dienaar
| |
Den 6. Feb. 1625 in Rouen. Aengaende den dienaer van Mijnheer UytenbogaertGa naar voetnoot6, Syne E. hadde, soo men seyt, hem medegegeven een memoriken, daer eenige namen op stonden dergeener, die hy in synen naem soude groeten. Dit heeft hy hem laten ontvallen en is in de handen van de bailluw van Schoonhoven geraeckt, die hem terstont daerop | |
heeft doen apprehenderen. 't Memoriken is al in den Haghe gebracht, doch eenige lacchen daermede, eenige meenen datter wonderlycke dingen uyt te vissen sullen sijn om te verstaen de correspondentie ende 't stuck van de collect; dan 't heeft niet te beduyden. 't Swaerste dat te vresen is, is dat het den jonghman syne hersenen soude mogen ontstellen, die toch swack sijn, alhoewel geschreven wert dat hy welgemoet is en, ten ware dat hy gevangen was, men hem daerom niet vangen en soude. Indien U.E. iet anders soude moghen verstaen, Syne E. bidt 't selvige te willen communiceren. Met iterative groetenisse. | |
Adres: A Monsieur Monsieur Hugo Grotius à Paris. In dorso schreef Grotius: 6 Febr. 1625 Episcopius. |
|