Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend730. 1622 Maart 11. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot5.Mon frère. Den uwen van den XXI en XXVII February ontfang ick op ééne tijdt, bedanckende U.E. hertelick voor het aengewende debvoir, waervan de continuatie in desen tijdt hoochnoodich is. Ick heb de PrinsGa naar voetnoot6 noch eens gesproocken, dye my zeer vrundelick tegemoetquam ende sonderlinge affectie toonde; daernae heeft de Guarde des SeauxGa naar voetnoot7 - dye my alle teyckenen van vrundschap betoont - my geleyt by den Coning in zyne Raedcamer in presentie van alle de Princen, alwaer ick Syne Majesteit gesproocken, bedanckt ende mynen dienst gemelt heb. De CanzlerGa naar voetnoot8 ende de Guarde de Sceaux deden my approches ende gaven my zeer groot getuychenisse, de Coning met teyckenen ende woorden dede toesegging van goede affectie, soodat eenige heeren, dye by my stonden, seyden in lang niemant soo wel onthaelt te zijn. Van mijn brevet heb ick met den Graeve van ChombergGa naar voetnoot9 te voren gesproocken, dye my belooft het effect wel te doen genieten; sulcx oock seyt Castilho, Jeannyns schoonzoon, contrerolleyr van de finantiën; Jeannyn daerenboven dat ick soo wel sal betaelt werden als yemant in 't Rijck. Dit schijnt al goed te zijn; evenwel zijn alle soodanige saecken hyer onseecker ende daerom is bedenckens waerd, als my eenig vaste conditie - insonderheyt met exercitie van Religie - soude werden gepresenteert, off ick dye niet en soude | |
behoren aen te nemen. Ick heb voor desen in 't voorbygaen gesproocken van Hessen ende Maerburg, ende meen dat ick by de sachte Lutherschen middel soude vinden om myne conscientie te voldoen. Gisteren heb ick uyt Holsteyn ontfangen aenbieding van alles goeds, oock van een tractementGa naar voetnoot1. Als ick dit nu sal hebben affgeslagen, indyen men daernae, verliesende de hoope, dye men misschien, tegen myne protestatie, houdt van verandering van Religie, my moede werdt, ofte oock om onsen Staet niet directelijck te offenseren - 't welck my totnochtoe veel quaeds heeft gedaen - het pensioen ophoudt, 't welck soo can geschieden dat ick niet en weet aen wie het hapert, wat sal ick dan doen? Ick heb eens de gemeene saeck gedyent tot myne groote schade sonder yemants garand; daerom dunckt my dat voor het wtgeven van de Apologie 32Ga naar voetnoot2 my behoren wel te verseeckeren. 16Ga naar voetnoot3 ende 13Ga naar voetnoot4 hebben wel eer mijn huisvrou daervan gesproocken, ende ick meen dat oock nu Wtenbogaerd eenige last daervan heeft, maer swijght, 't welck my niet ten beste en behaeght. Wilt hyerop wel letten, want ick soude wel connen myne defensie doen op een ander manier, toonende dat hetgunt gedaen is, is gedaen door last van anderen, maer dye de haet van het gemeen op hem laedt, moet by het gemeen bevrijdt worden. Hyer soude ick groot proffijt connen doen soo ick my t'eenemael stelde ten dyenste van 75Ga naar voetnoot5, sonder ergens anders op te dencken, 't welck my wel rond geseyt werdt. Sal ick dat almede versuymen? Om wiens wil doch, sijnde soo getracteert? Wat de saecken van de Religie aengaet in ons Landt, veelen schryven dat hoop is van versachting, jae dat DuyckGa naar voetnoot6 geseyt heeft dat men de Remonstranten sal moeten accommoderen. Men moet door 591Ga naar voetnoot7 wel vernemen, wat apparentie hyervan is. Om sulcx te doen in één communie heeft nu meer swaricheyts als voor desen, maer nochtans soude daerop connen gedacht werden. Men schrijft dat LydiusGa naar voetnoot8 te Dordrecht geseyt heeft in zyne predicatie: hadden de Remonstranten haer soo verclaert over eenigen tijdt, dat de vrede lang gemaeckt soude zijn geweest. Ick en weet niet off U.E. de Confessie van de RemonstrantenGa naar voetnoot9 heeft gezien. Immers U.E. dient die te zien. By die Confessie dan geweert zijnde de suspicie van Socinianisterye ende Papisterye, soude men die occasie connen waernemen ende die van dat gevoelen met die van 't gevoelen van de Synode vereenigen, nemende praetext dat de harde Resolutie in de Synode jegens de Remonstranten genomen waeren om 't naelaeten van verclaring. Tot Sendomir in PolenGa naar voetnoot10 zijn eertijds vereenicht in ééne communie dye van de Ausburgsche, die van de Switsersche ende die van de Boheemsche Confessie onder seeckere verclaring. Maer als men hyertoe soude gesint zijn soo soude daer moeten opgehouden werden het schrift dat men seyt dat | |
FestusGa naar voetnoot1 voorheeft tegen de voorn. Confessie ende hier het schrift Tilenii jegens de Canones van de SynodeGa naar voetnoot2. Soo de Contraremonstranten hyertoe niet en zijn te brengen, soo behoort men om de eenicheyt jegens den vyant vast te stellen - insonderheyt daer de geallieerden ons niet by en staen - oock om alle ingesetenen te animeren soo tot de ordinarise contributie als tot de West-Indische Compaignie, de Remonstranten, die soo goede deel van het Landt maecken, [te] tracteren nevens de Lutherschen. De vrees, dye men heeft voor verandering van de Regiering, can voorcomen werden door den eedt by de Predicanten ende Lidtmaeten te doen om de tegenwoordige Regeering voor te staen. Als hyertoe geen genegentheyt, restat 349Ga naar voetnoot3. PuyssieuxGa naar voetnoot4 heeft my gesegt dat 32Ga naar voetnoot5 aen 75Ga naar voetnoot6 niet en openen. Toont goede affectie. Maer 't volck hyer is impatiënt ende vreest dat met lang uytstel Spaignen proffyt sal doen, waerom 689Ga naar voetnoot7 lichtelick soude connen hyer ontboden werden, om 24Ga naar voetnoot8 contentement te geven, by gebreck van andere apparentie. Doch ick beken hyer sijn oock anderen, dye van 677Ga naar voetnoot9 en 829Ga naar voetnoot10 heel zeer vervremt zijn om 't gepasseerde; maer die gaen oock te verre. De middelwegh en is niet te vinden sonder goede opening. Ick com tot mijn particulier. Ick gelooff wel dat voor het aengaen van eenige alliantie op my sal worden gelet. Maer de questie is, als daer eerlycke accommodatie conde vallen, off dat niet beter en soude geschieden sonder uytheemschen te gebruycken. Myne actiën hebben meest op mijn vaderlant gezien, ende soude niet garen den naem hebben van voor vrunden te veel te hebben willen doen. De wech tot accommodatie soude desen connen zijn dat ick by remonstrantie aen de Staten Generael soude deduceren eenige nulliteyten, de Rechters minst graverende, als het versuym van op eenige poincten my te hooren in de beloofde defensie, etc.Ga naar voetnoot11, ende dat daerop de Staten Generael nae advys van Rechtsgeleerden de sententie tegens my gewesen souden nul verclaeren; dat en soude geen consequentie hebben tot andere saecken, ende soude de Rechters niet te zeer lederen, alsoo alle Rechters sulcx bywylen weervaert sonder ignominie. Wilt hyer op letten met 591Ga naar voetnoot12. Doch men dient niet te doen jegens de wil van 349Ga naar voetnoot3. Voorts twijffel ick zeer off men niet door goede vrunden behoort te ondertasten off in Duitschlant eenige dienst voor my soude zijn te becomen. Want d'onseeckerheyt hier staet my niet wel aen. Ick vrese oock dat de Apologie hyer eenigen niet wel en sal smaecken. De weynigen connen in sulcke saecken meer quaedts doen dan andere goeds. Evenwel en can ick om alle die consideratiën niet laeten voor mijn eer te sorgen, die geen langer uytstel en lijdt. 't Bevorderen van de provisie op de confiscatie vind ick nu tydelick; meen oock dat de requesten aen Gecommitteerde Raden ende Stadt RotterdamGa naar voetnoot13 moeten worden gelevert. De saecken alhier disponeren haer niet tot oorlogh. De Coning gaet voor | |
Paeschen nae Orleans om allerley tydingen daer af te wachten. Dye van de Religie, zeer gesterckt door het innemen van Sabledolonne ende eenige veldslagen, toonen te veel courage, breecken kercken ende cluysen. Dye van Rochelle hebben verclaert vyand alle die, van de Religie zijnde, haer partye niet en volgen. De jonge Prins van PortugaelGa naar voetnoot1 is gisteren vertrocken. Ick hoor dat eenigen hem garen hyer hadden gehouden met een goed pensioen, maer dat sulcx by anderen niet en is goed gevonden. Men seyt hyer opentlick dat 677Ga naar voetnoot2 zyne neven voor een groot deel erfgenaemen destineert, oock van Orange. 349Ga naar voetnoot3 dient sulcx te weten. Vordert doch het drucken van de ses bouckenGa naar voetnoot4 op d'eene off d'andere wegen, sonder langer uytstel. Hyer is weer ontsteltenisse over het quaed tractement van de Franchoysen tot Jacatra; men sal hyer by arrest procederen, hetwelck al meerder verbittering geeft. Doet myne gebiedenisse aen 349Ga naar voetnoot3 met presentatie van alle dienst. Vindt hy goed yet aen 75Ga naar voetnoot5 ofte aen Condé te schryven, ick sal 't wel seeckerlick bestellen. In 't uytgaen van des Conincx camer nam my de Cardinael de Rets waer, seggende kennisse met my te willen maecken. Ick en had hem niet aengesproocken hoewel hy machtigh is in credyt. Doch ick sal het soo wel moeten doen als het de heer van Langerak doet. Ick verwacht het oordeel van de vrunden over de Apologie. De maet is quaed te houden om de saeck niet te cort te doen, nochte de passiën toe te geven. Evenwel ick heb mijn best gedaen. Verstaet U.E. yet naerder van Oost-ende Westindië, wilt my adviseren. By my is recht voor 't vertreck van de extraordinarisse Ambassadeur van EngelantGa naar voetnoot6 geweest zyne predicantGa naar voetnoot7, een van de Dordrechtsche synode; sprack zeer moderaet van onse opinie ende was niet vremdt van tolerantie, als op het predicken ordre conde werden gestelt. Soo yemant van kennisse daer eenige processen heeft over illustre materiën, daer ick dienst in zoude connen doen, soodanige proffytelicke occupatiën souden my wel dienen. Ick doe dagelijcx mijn best om alle de Heren te doen verstaen dat Vrancrijck gelegen is aen de conservatie van ons Landt, ende dat de confidentie niet wel en can geplant worden soolang hyer 't oorlogh duyrt. Vertoon haer oock de periculen van Rochelle te verwachten by continuatie van het oorlogh. Dese dage had ick verstaen dat de Coning van Spangie door de Reine Mère hadde geobtineert 't geldt nae Bruyssel over Vrancrijck te senden, meenende van dit jaer te senden vyer millioen goudts. Ick had dit garen belet, maer quam te laet tot de kennisse. Ick sende U.E. nevens desen een briefGa naar voetnoot8, dyen ick dese dagen meende gesonden hebben aen 349Ga naar voetnoot3, maer heb daernae beter gevonden die aen U.E. te senden om de substantie te gebruycken met discretie. Ick com weder tot de vragen by U.E. geproponeert van secours van hyer. Soolang de staet van binnen soo syeck is, sal men houden voor verloren al wat daeraen besteedt wordt. Tevergeefs geeft men medicyne aen een crancke, die geen diëet en wil houden. Voorts de Regeering blyvende alleen in handen van degheen, dye onder de naem van de Religie een factie dick- | |
mael oock gewapent jegens den Coning foveren, sal men voor onsen Staet niet veel doen. Waer daer middel om de Regiering te redresseren ick houde dat men hier toonen soude sulcx aengenaem te zijn. Maer dat soude hangen aen 't succes. Nulla fides unquam miseros elegit amicos. Men moet dencken: help u selve soo helpt u. Godt, off men moet dencken: vaert daer wel mede met de Regeering, ende dat hoe eer hoe liever. Uytstel is binnen ende buyten periculeus. Wilt dit alles wel overleggen ende de distributie daervan doen nae den oorboir. Vindt U.E. dienstigh eens over te comen sulcx sal my seer aengenaem zijn. Wy doen onse gebiedenisse aen alle bekenden. Den XI Marty XVIcXXII te Parys. U.E. dienstwillige broeder
| |
Mijn gebiedenis aen d' Heer van Maurier met excuse van dat ick nu niet en schrijff, ende communicatie van dienstige tydingen. Indien yemant de Apologie in handen heeft, soo spreeckt niet van de verseeckertheyt hyervoren vermelt eer U.E. 't schrift weder in handen hebt ende draeght sorge dat daervan geen copye gemaeckt en werde opdat wy meester van het stuck blyven. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot den XIen Martii 1622. |
|