Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend728. 1622 Maart 3. Aan Frederik HendrikGa naar voetnoot4.Mijnheer, De consideratiën van de heeren van den raedt alhier loopen tweederley. Eenige meynen de oneer, die aen Vrancrijck is gedaen, ende de ondancbaerheyt soo groot te sijn, dat de Coninc behoudens syne reputatie de saecken van ons Landt hem niet en can aentrecken, maer ter contrarie met den Coning van Spaignie behoort te treden in een vast verband op soodaenige conditiën, waerdoor alle vordere progressen van Spaignie in Italie ende daeromtrent soude werden verhoet. Hiertoe dient dat de Coning van Spaigne vastelijck belooft de Valtoline aldaer te geven ende tot dyen eynde datelick hyer Ambassadeurs te senden. Die voorhebben de continuatie van het oorlogh jegens die van de Religie sullen hyer licht nae luysteren. Anderen, dye ervaren zijn in materie van staet en wel overwegen de groote voordeelen, die 't huys van Oostenrijck onlancx heeft becomen in Hongariën, Bohemen ende Duytschland, meenen dat ten minste in onse Landen de cours behoort gesteuyt te werden; maer vinden haer becommert om de eer van den Coning te salveren, aengezien de ontfangen indigniteyten, die te swa(erder) werden gewogen omdat de Ambassadeurs, die alhier zijn geweestGa naar voetnoot5, van alle hun schoone belofte niet eene en hebben volbracht, doende middelertijdt alle debvoir om Engelant te contenteren. Doch de vrese van onse Landen te laeten verval(len) tot eenige schadelicke handeling beweeght eenigen alles ter zyde te setten, sulcx dat zy haer licht souden laeten contenteren met restitutie van geconfisqueerde goederen, ontslaging van gevangens ende geconfineerde, latende vaeren het stuck van Regeering ende Religie, als daertoe geen raed ziende, hoewel zy andersins niet liever en soude wenschen dan soodanige personen te zien in de Regiering als voor desen daerin zijn geweest. 't Naturel van de natie is wat impatiënt ende verre de meeste van de dagelicksche occurrentiën lyden niet wel een langduyrige | |
onseeckerheyt, waeromme die van dit advys sijn lichtelick souden adviseren om een extraordinaire Ambassade te doen ende de alliantie te vernieuwen. Op beyde dient gelet. De middelwech waer de beste, conde men sulcx de luyden alhier doen verstaen. Hyer geschieden stercke preparatiën tot den oorlogh; evenwel de wijste houden de paix niet buyten apparentie, waertoe Desdiguieres veel soude connen contribueren. Den III Maert XVIcXXII. | |
Adres: A monsieur monsieur Reigersberg A la Haie. In dorso schreef van Reigersberch: broeder de Groot den IIII Mart. 1622. Pietatis. |