Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 1
(1928)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend213. [1611 Sept.] 15. Van Maria van ReigersberchGa naar voetnoot1.Alderliefste. Ick hebbe U L. drie brieven ontfangen, maer liever hade ick U L. alleen. Ick ben tot noch toe wel te passe gheweest, maer soude nu wel sieck beginnen te werden door U L. lanck uutblyven, alsoo het my seere verdriet ende den tijt my zeer lanck valt. Ick en weet U L. niet nieus te schriven, alsoo ick niemant en hebbe die my wat tuis brent. Ick sende U L. eenen brief van monsieur Kaseboon die hier eenige dagen geweest heeft. Monsieur Tiodati is hier geweest ende heeft hier een boucken gelaten, om aen U L. te geven, maer ick en sende het U L. niet, alsoo het U L. te eer tuis sal doen commen. Juffrouw van DoorpGa naar voetnoot2 is tot der doot toe sieck. Mijn moeder doet u zeer groeten, ende ick bidde u compt toch soo hast als het mogelijck is. Hiermede eindigende, sal Godt bidden, alderliefste, U L. in goede gesontheyt te willen sparen. Uut den Hage desen XV. U L. dienstwillige huisvrou
|
|