Reysen na Jerusalem ende Jordaan
(2016)–Jan Govertz– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 17v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Namenlijst der deelnemersDit zyn die naemen vanden pelgroms vanden heyligen landen int jaer 1525. [040] Reverendus Dominus dominus Rycomanus, Episcopus Venefranus, vulgariter De Buffolinis vocatus, Cives Romanus. Ga naar voetnoot109 Desen eerwaerdigen biscop hadde bij hem meester Gratie, doctor in den medicinen, heer Jan de Tapia, cappelaen, Johan Buzemaer, camerlinck, Johan Handi, cock. Heer Robbrecht van der Graft, couter van Vilyt uut Lyflant met vier eedelen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 18r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 18v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 19r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 19v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 20r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Aankomst in Venetië; regeling van de overtochtOm nu vorts te verclaeren dat anderde artikel des tegenwoordigen boecks twelck alleen syn sal van die princelycke stadt van Veneetgen, voert zeylens totter heyligen lant van beloeften toe &c. Naedemael wy gecomen ware desen xxvij dach in mey met groeter tribulatien ende arbeyt binnen den stadt van Veneetgien als ick op het langste in voorgande capittel hebbe gescreven, vonden wy ter herberch alle desen voorseyden eedelen heeren, mannen ende vrouwen. Ende voechden by ons een trouwelycken dick gemeyn houdende Ga naar voetnoot110 binnen den tyt dat wy te Veneetgen waren, soliciteerende om een goet scip daer wy secuere soude mogen passeren over dat meer tot Jaffa toe. Wy mochte onse optie hebben van twe scepen die koere. Dat een scip was een schoen nyeuwe scip dat noch noyt gezeylt en had geweest, maer dat ander scip was out ende dyck bezeylt ende kondich des meers. Ende ock wel versien met die alrecloeckste ende wyste piloten daermen te Veneetgen oft wiste te sprecken. Mits desen ende meer ander reden soe was onder onse broederen eenen groeten twyst, want die nacie van | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 20v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrancrycke hadden dat nyeuwe scip gehuert ende wy Nederlanders waren beth gestelt totten ouden scip, alsoe dat meester Arent Willemsz van Delft ende ick te samen gingen totten dolphyn [041] vant oude scip ende accorderden voor ons tween hoofden te betaelen tachtich gouden croenen tesamen, maer alle die anderen mosten betaelen een ygelycken voor syn hoeft xlv gouden ducaten de sycro. Ga naar voetnoot111 Ende mit desen soe quamen wy allegader noch in een scyp. Om verstant Ga naar voetnoot112 te hebben van dit hoeftgelt ende compact te maecken metten patroen dat gesciet aldus. Soe ondersoeckt ghy of die patroen boetgesellen ofte dienaers genoech heeft om scip te regeren van Veneetgien ende voerts van haven tot haven, van stede tot stede, daermen ancoemen mach, mit voorwaerden waert datter een oflyvich worden vanden boetgesellen dat die patroen op synen costen sal sculdich zyn een ander te huyeren ende te setten. Soe bedyng ghy vanden patroen dat hy soe veel gescuts – bossen, bogen ende ander geweer Ga naar voetnoot113 – sal medenemen om die pillegeroms daermede te bescermen indien van noede waere. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 21r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat die patroen nyet langer boven syn contract stille sal moegen leggen in Cypers ofte in ander havenen om zyn comenscap te doen. Hier valt groet gebrek in, hoe nau dat ghy dat ondersprect. Soe bedingt vanden patroen dat hy sculdich sal wezen die pillegeroms te besorgen goede spyse van Veneetgen of totten heyligen landen toe ende wederom vanden heyligen landen tot Veneetgien toe: goet broet, goede wyn, versch vleysch ofte naeden dach getydich is des middachs ende des avonts. Ende des morgens voort ontbyten malvezeye Ga naar voetnoot114 ende broot alst gewoenlyck is &c. Dat die patroen altyt in alle wegen ter zee ende te landen sal bescermen die peregrinen, dat zy sy Ga naar voetnoot115 van nyemant belast en worden met woorden noch met wercken, nae zyn vermogen. Dat die patroen sculdich sal wezen selver in persoene mede te ryden doert Heylige Lant met die peregrinen om die heylige plaetzen te versoecken totten Jordaen, tot Bethleem. Ende van daen wederomme totten schepen altyt trouwelycken by die peregrinen te blyven, ende hem te bescermen opdat si Ga naar voetnoot116 vanden heydenen ofte van ymant belast | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 21v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
mogen worden in enyger manieren. Soe sult ghy ock bevoerwaerden – dat God verhoeden wyl – of eenich pellegrum storf, dat alsdan die patroen hem nyet onderwinden en sal van die goeden Ga naar voetnoot117 die de selfde pellegrom afterlaet, maer hy sal die goeden laeten geheelyck byden testamentors daertoe vercoeren. Ende waert oeck by alsoe datter Ga naar voetnoot118 ymant oflivich worden eer hy waer betreden dat heylich lant, alsdat dan die pellegerom die patroen nyet meer schuldich en sal zyn te betaelen dan die een helft vant hoeftgelt; daer sal die doden mede vry wezen. Ende waert by alsoe dat die patroen van doeden ontfangen hadde dat geheele hoeftgelt alst wel geboert, want ick al geheel betaelden eer ick sceep ginck, soe sal die patroen sculdich syn die een heelft vant hoeftgelt wederomme te restitueren in handen vanden testamentoers. Soe sult ghy oeck ondersprecken dat waert by alsoe ymant reysen wylden van Jerusalem voort totten heyligen berch Oreb ende Zynay, dat alsdan die patroen sculdich sal wezen den selfden pellegerom te restitueren van hoeftgelt x gouden ducaten, meer ofte min alsoe ghy dan bedyngen coent | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 22r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
want dese voorsicheyt is u al van noede &c. Aldus soe maect ghy u contract. Wysheyt, oboecheyt Ga naar voetnoot119 ende voorsicheyt bethoenen die pellegeroms wel een ygelyck die meester te wesen. Ende elcx syn hoeft te willen volgen en mach hier nyet syn, maer eendrachtelyck te kyesen drie ofte vier verstandige mannen ende geven haer volle commissie om contract te maecken. Twelcke gescien moet in manieren hiernae verclaert. Als ick myn hoeftgelt betaelt hadden tot die somma van xl goude croenen toe, welcke gescieden den lesten dach in may, soe soliciteerden wy om uut desen herberch te geraecken want daer seer coestelyck was. Want een ygelyck, hoeft voor hoeft, geven moest voor syn maeltyt vier stuvers des middachs ende des avonts. Of ick quam of nyet, effen wel moest ick betaelen. Alst nu den tweden dach in junio [042] was geworden soe rekende ick aldaer met onssen waert ende betaelden hem voor tgeene dat ick daer verteert hadden. Ende ginck met myn achten huyren een kameer tot een snyder, meester Gielis genaempt, woenende by Sinte Salvatoers abdie, ende teerden aldaer uut | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 22v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
een bursdel Ga naar voetnoot120 te samen. Een ygelyck leyden in die gemeen borse een ducaet teffens Ga naar voetnoot121 ende gingen selver te vischmarct ende te vleysmarct ende coften wat ons lusten ende coften den wyn by ponte Reul Ga naar voetnoot122 by brillen teffens Ga naar voetnoot123 ende dit duerden totdat wy zeyl gingen nae den heyligen lant, alsoe dat ons desen manier van doen verde die beste coep was. Myn geselscap waeren desen: Henrick Opmeer met Lysbet Jacopsdochter zyn huysvrou ende drie kynderen. Ghyslant Jansdochter syn dienstmaecht, meester Arent Wyllemsz. ende ick, heer Jan. [043] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezienswaardigheden in VenetiëDaegs nae pinxterdach huerden wy twee barcken, met ons nemende wyn ende ryst. Ende vueren doer die stadt om eenige vremdelyngen ende vremdicheden te sien ende vueren int eersten op een plaetzen geheeten Meranen ofte Muranen aldaer die glassen seer vremt om sien gemaect worden. Dit derp Muranen leyt inder zee seer wonderlyck omtrent een haelf mile van Veneetgen. Te Muranen is een schoene plazante kerck. Noch soe waren wy daer in een plazanten hoef aldaer wy alle tytelycken ende werltlycken genoechten saghen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 23r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
diemen vercieren ofte bedencken mochten. Ende alsmen ons seyden isset die van Veneetgen haer manier alsdat zy tot desen hoef coemen triumpheren, Ga naar voetnoot124 beginnende altyt des anderendachs naden pinxterdach – in gelyckenis te sprecken als die gemeent van Delft tot Conicksvelt gaen inden paesch heyligen dagen – duerende die pinxterdagen door. [044] In desen voorscreven wel lustigen hof saegen wy menigerley manier van spelen, elx sonderlinge plaetze gebruyckende metten synen. [045] Wy werden ten eersten in desen hof coemende gebracht by eenen becken daer wy in speelden met terlyngen ende dit speel was zeer vreemt om sien ende men mochter prys mede winnen die aldaer opentlyc tegenwoordich hingen, als fluweel, damast ende syden laecken met ander coestelheyt meer. Wat wy speelden wy verloerent al. Voerts soe gingen wy daermen opter stick scoot met die cloet, aldaer wy ock mede schoeten, meer wat wy schoeten wy verloerent al. Ende mit desen soe doorsagen wy vast desen hof. Wy quaemen ter plaetsen daer maechden ende jongelyngen saten ende bancketeerden, triumpherende met alderley snaerspeel, mit veelen, Ga naar voetnoot125 luyten, harpen ende diergelycken &c. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 23v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Wy sagen voerts mengerley danssen, een ygelyck syn aventuer in een hoeck exercerende, Desen hof was al soe vol geboemten, vol hoecken ende winckelen ende vol welruyckende cruyden, alsoe dat ickze wel hieten mach ‘vrou Venus berch’ want ick noyt diergelycken sach. Nu wy desen hof wel doersien hadden soe vueren wy wederom met onsse barcke nae Veneetgien. Ende eer wy onsse logys genaecten soe versochten wy desen naegescreven conventen aldaer wy desen naegescreven reliquien saegen.
Aldereerst soe quaemen wy tot Sint Jopsconvent aldaer woenen minnebroederen. Ende ons wert vertoent dat gansche geheele lichaem vanden heyligen evangelist Sint Lucas, syn hoeft gebogen op zyn lefteren scouder. Ende dit is alten schoenen kerck ende ock wel verciert van binnen &c. Ten anderen soe vueren wy voorts van Sinte Jopsconvente tot Sinte Lucienconvent aldaer ons vertoent werdt gans ende geheel dat heyligen lichaem van Sinte Lucia ende ongequest datmen besceydelycken sien moecht ende bekennen haer buersten ende ander leeden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 24r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Haer vleysch van haer ansicht, lichaem ende vueten liet offet geweest waer geruect vleysch Ga naar voetnoot126 alsoe dat heylige lichaem inden vueren geweest is. Ende alsnu genaecten den avont ende vueren van hier metten barcken nae onse logys. [046] Ende binnen middel van tyden soe doerslegen wy desen heerlycke machtige coopstat van Veneetgien wel door, die sonder twyfel vol wysheyt, vol voorsicheyt, ryckdoms ende vol machts is, soe datmen dat nyet wel uutsprecken mach. [047] Die stadt van Veneetgien leyt ront om int water ende heeft ock geen poorten. Ghy moecht soewel by den nacht als by dach in. Ende alle die huysen binnen Veneetgien syn al meest casteelsgewys uut die water mit groeten orduyn steen opgemeest. Ende soe die funderinge syn al balcken seer swaer ende groet alsoe dat die huysen al meest van vooren ofte van achteren int water staen op desen balcken. Ende daerom isset dat dat volck van die een straet tot dander straet daer sy wesen wylen alsoe geringe Ga naar voetnoot127 nyet coemen en mogen, waerdoor dat die barcken alle menschen aldaer van noede syn. Dese sceepkins hyeten by hoer ‘barcken’ ende syn seer properlicken overdeckt met tapesserie ofte wollelaecken ende binnen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 24v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
opten boden synze seer wit becleet met scoen wit lindeken alsoe dat ghy daer seer reynlycken in sitten moecht, ende die gesellen die dese barcken regieren syn seer lustich ende fray gecleet dat een lust die se siet, Ga naar voetnoot128 ende varen seer snel doert twater. Daer vaerter dagelix doer die stadt wel int getael over die xvij duysent. In die stadt van Veneetgien syn bruggen soe steenen soe houten over die xxxc. Noch en batet al nyet. Wilt ghy ergens in deen straet of in dander straet haestich wesen, van noede is u die barcke. Die straeten syn int gemeen seer nauwe ende bedampt, alsoe datter gemeen geen drie menschen mogen neffens malcanderen gaen. Ende als den een den ander gemoet, soe moeten sy hem selven strecken teghens die mueren, sellen sy malcanderen anders moegen wycken. Ende overmits dese benautheyt der straeten ende groete menichte des volck soe is daer een fellen lucht ende seer bange &c. Ga naar voetnoot129 Tot dat Duytsche huys gebruyckmen xiiij duysent sloetelen toe. [048] Ende als Veneetgien voortyts op syn beste floer Ga naar voetnoot130 was, gouden eenige huysen te huer hondert ducaten dachs, Ga naar voetnoot131 als ons geseyt wert, gelyc dat Duytsche huys. [049] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 25r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Dese vroeme heerlycke princelycke stadt van Veneetgien en vreest Turck noch heyden noch kersten, wantmen daer nyet te landen an coemen mach noch te water met groeten gelaeyen ofte cracoenen ofte ander groete scepen, wanttet daer seer ondiep ende periciloes is van steenruetzen ronsom Veneetgien, alsoe datze nyet wel mogelyck en is om te beleggen ofte in deser manieren te benauwen. [050] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Het arsenaal en de jodenbuurtAls nu die pinxter heylige daegen over waeren, twelcke was den viijen Junius, soe waeren wy met twee barcken in een secreten plaetze genaempt ‘dat Archionael’ ende quaemen daer in doer hulpe van een minnebroeder [051] die ons daerin bracht, want nyemant daerin moet Ga naar voetnoot132 coemen sonder oorlof ende groete kennisse want dese plaetze zeer nauwe bewaert werdt als ghy hoeren sult. [052] Dit Archionael is een plaetze alsoe groet als een redelycke stadt, daer alle ambachten in gheexperceert Ga naar voetnoot133 werden die ghy vercieren coent ende staet seer secretelycken om hem selven begrepen. Ga naar voetnoot134 Hier in dit Archionael arbeyden altyt te minsten duysent man constich in allen ambachten ende bysonder van scepen te maecken. Ende meer geleerden | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 25v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
constenaers int welcke sy bestellen jongen Ga naar voetnoot135 om desen selfden consten te leeren om een betaemelyck loen. [053] Ende bovenal die kunste van smeden om wapenen te maecken alst wel scheen, want daer sach ick wel voor hondertduysent man harnasch, bossen ende bogen Ga naar voetnoot136 groet ende cleyn, spyetzen ende staven [054] die seer schoen ende properlyck onderhouden worden. Inder waerheyt geloef ick dat geen ryck ofte heerscappie en is in alle die werlt een voor een ghelyck in allen ende bysonder ter see als dat ryck van Veneetgien. Het is ock die van Veeneetgien een cleyne saeck dat zy uutleveren seshondert geleyen met volck gewapent uut dit Archionael binnen twe dagen &c. [055] Ende binnen een dach mogen sy uutmaken twehondertduysent weerachtyge Ga naar voetnoot137 mannen te scepe ofte te landen met alle toerustinge, besorginge Ga naar voetnoot138 ende met wapenen om haer vianden haestelyck te bevechten ende vromelycken daer tegens te gaen alst van noede is. Hieruut mach men mercken watten wonderlycken regiment wesen moet dit Archionael. Ick soudes nyet rede geloven willen, en hadde ick dit regiment selver nyet doersien. Ick sach in dit Archionael meer dan hondert nyewe galeyen op stapel | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 26r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
staen, behalven die ouden galeyen die mede gerepareert worden. Ende voorts alderhande gereetscap tot die galeyen dienende ter oorloch: van seylen, van kabelen, van anckers ende deser gelycken. Ende alle dese galayen lagen onder huysdack twelck wonder was om sien. [056] In dit Archionael zyn altyt vyftich vrouwen die alleen sitten en maecken seylen Ga naar voetnoot139 om eenen dagelycx penning, alsoe alle die arbeyders [057] doen die welck dagelycx op ende ofgaen met die clock. Ende hoeren uutganck ende inganc wert naerstelyck bescreven. Opten dach synder sekere luyden toe geordineert die dese arbeyders mits elcx twee emmers mit wyn om dragen ende laven den geenen die dorst hebben. Ick was in dit voorseyde Archionael in een huys alleen tot behoef der lyndraeyeren. Dit lyndrayen doen sy alte seer gerasch met een vreemde ander manier dan onse lyndrayers want sy souden wel soeveel touwen drayen in een dach als onsse lyndraeyers soude draeyen in drie dagen [058] ende die daer draeyt die loep siedenlinck voert Ga naar voetnoot140 ende den spinner staet stil ende heeft die henp onder syn voeten leggen [059] ende huys Ga naar voetnoot141 was lanck vyftalf hondert treden Ga naar voetnoot142 ende vier solders hoech. In dit Archionael is altyt vyfhondertduysent pont sulpeters ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 26v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
hondertduysent pont bussecruyt reet. Ende my waer nyet moegelyck alle dinck te scryven die ick daerin gesien heb, die ick laet blyven. [060] Ende vueren voorts uut dit Archionael met onse barcken om ander vremdicheden te sien. Ende quamen in die Jodie, welck Jodie is een groet regiment van huysen recht oft een cloester waer, rontsom met huysen ende een pant onder te gaen Ga naar voetnoot143 ende int middel een leechge plaetze als dat bagyenhof tot Amsterdam. [061] Hier waeren die Joden by malcander wel tot vierhondert mans toe behalven die vrouwen ende kynderen. [062] Die mans dragen gele mutsen ende winnen hoer broot mit woeckeeren mits dat sy op juwelen gelt geven, ende als dat pant verstaen is Ga naar voetnoot144 soe vercoepen sy dat tot hoeren apetyt. [063] Dese Joden presendeerden ons veel schonder juwelen om ons die te vercoepen daer wy sommigen of coeften. [064] Ende dese Jodie wel doersien hebbende vueren wy weder met onsse barcke nae onsse logys alsoet avent was. Alsnu soe sal ick ons verclaeren van dat costelycke preciose schat van Veneetgien. [065] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 27r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
De San Marco, haar kerkschatten en de viering van de hoogmis op hoogtijdagen[S]inte Marcus kercke is den doem van Veneetgen ende die principael hoeftkerck. Dese canonycken zyn al eedelen mannen. [066] Ende dese kercke is een costel metselarie [067] van buyten int anschouwen mit albasteren steenen gepavyt. [068] Ende in dese schoene groete kercke rust dat heylige lichaem van Sinte Marcus evangelist die bischop is geweest tot Alexandrien. Die Jacobiten [069] hebben in Alexandrien een kerck gesticht indie eere van Sinte Marcus plach te woenen ende dickwyls Godts dienst gedaen heeft. [070] Ende op dese stede dede hy misse op paeschdach ende een zeel Ga naar voetnoot145 werdt hem om zyn hals geslagen ende daermede wert hy getogen doer die stede van Alexandrien [071] ende sprack: ‘Heer, in dynnen handen beveel ick mynen geest’ ende vuer alsoe ten hemel ende wert begraven op desen plaetze in den kercke voorscreven. Ende daernae is dat heylige lichaem van Sente Marcus gebrocht te Veneetgen ende rust in Sinte Marcus kerck. Ga naar voetnoot146 Ende in dese selfde kercke staen besloten veel costelycken juwelen in manieren naegescreven. [072] Inden eersten xij gouden croenen, xij gouden borstplaten verciert in parlen, zaphieren | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 27v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
ende ander seer costelen gesteenten. [073] Elf crucen zeer groet van finen gouden; den hoet daermen den hertoch van Veneetgien mede croent diemen nyet lichtelyck souden mogen waerderen. Ga naar voetnoot147 Twe gouden candelaren zeer groet, op welcke staen x costelycke stenen seer scoen. Eenen hoeren van een eenhoeren ende veel ryckdoeme van sylver ende gout &c. [074] Dat hoege outaer van Sinte Marcus kercke is seer schoen ende staet nimmermeer open dan alsmen hoemis Ga naar voetnoot148 ofte vesper singet soe wertet opengedaen wantet seer starck beset is met sware sloeten ende yseren raecksen. Ga naar voetnoot149 Ende alst open is soe siet ghy in een gouden berch wantet het outaer is al luyter gout. Ende midsen opten outaer wardt geset een swaer groet beelt van Sinte Marcus van fynen goude seer costelyck. Ende is ock seer properlycken verciert met seer groete schoene kandelaren van sylveren ende van gouden, alsoe datmen nyet wel bedencken en kan die costelycheyt diemen daer sien mach. Ende die sermonyen die binnen dese selfde kercke gescien, op hoege feestdaegen bysonder, een syn myn nyet wel mogelyck om te bescryven. Ga naar voetnoot150 Nochtans | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 28r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
sal ick daervan scryven nae myn crancke verstant nae dat ick Ga naar voetnoot151 selver gesien ende gehoort hebbe. Ende eerst wil ick vant ambacht Ga naar voetnoot152 der heyleger missen verclaeren. Ter wylen dattet outaer ontsloeten wert ende toegemaect wert in manieren voor verclaert, soe syn die priesteren doende in dat sacristi, een ygelyck hem bereydende nae syn officie. Ende als alle diakenen hem bereyt hebben soe voegen zy hem by malcanderen ende brengen den geenen ten heyligen outaer die die hoeftmisse singen sal mit groeten tryumphe ende statie. Inden eersten soe coemen voorts vier subdyakenen ghecleet met gelycke schoene witte alphen Ga naar voetnoot153 draegende in hoeren handen elcx eenen swaren gouden ofte sylveren kandelaer na dattet feestdach is, mit een witte waskers daerop bernende wantmen daer al meest wit was barent. [075] Ende dese candelaren waren alsoe swaer als sy dragen moechten. Ga naar voetnoot154 Ende tuschen dese vier goude kandelaeren was noch een, gecleet met eenen gelycken alphen, die welcke droech een groet swaer cruys alsoe swaer als hy dragen moechten. In welcke gouden cruys, alsmen ons seyden, verbergen was een groet waerachtelyck styck van dat cruys Ons Heeren gebenedyt. Dit costelycke cruys seer properlick verciert | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 28v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
mit costelycke gestenten ende wert nimmermer ten hoege outaer gebracht uut dat sacrysti dan allen Ga naar voetnoot155 alsmen dat heylige ambacht der missen singen sal ende tot geenen tyden vanden daege meer. Ende in deser manieren soe wert dit gouden cruys tuschen deese vier lichten gedragen. Daernae volgen vier eedelen heeren canonyken mit elcx een gouden providier cap Ga naar voetnoot156 omhebbende, twe ende twe tesamen voorts coemende. Daernae volcht die subdyaken. Daernae die dyaken [076] mit een costelyc missael in syn handen met gouden sloten mits Sinte Marcus beelde van finnen goude op dit missael. Daernae volchden die misse doen souden. Ga naar voetnoot157 Ende las die confiteor mit alle dit lieve geselscap, twelck seer lustich om sien was. Ga naar voetnoot158 Die subdiaken wannert het tyt was dat hy die epistel singen souden, soe nam hy eerwaerdelycken dit costelen boeck vanden hoegen outaer ende hy wert gebrocht mitten costelycke gouden cruys ende vier gouden candelaren beneden den hoegen chore veer in die kercke Ga naar voetnoot159 op eenen hoegen stoel Ga naar voetnoot160 seer schoen behangen mit rooden fluwel lakenen ende aldaer singt die subdiaken die epistel, die welcken gesongen wesende leyden sy hem wederom tot den hoegen outaer. Ende alst tyt ys dattet heylige evangely | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 29r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
gesongen sal werden, soe nempt die diaken dat boeck met groeter reverentie vanden hoegen outaer ende wert gebrocht metten gouden cruys ende vier gouden candelaeren voorseyt tot die dore vanden hoegen chore, op welcke eynde vanden chore was een stoel behangen met fluwelen gulden laecken. [077] Ende aldaer sanck die subdiaken dat heyligen evangelium, twelcke gesongen wesende brachten sy den diaken wederom ten hoegen outaer. Dese doemheeren houden Ga naar voetnoot161 veel sangers van allen natie van landen. Dese singen al datter te singen is seer heerlycken. Buyten anden hoege chore staet een groete verheven ronde stoel al behangen in gulden laecken daer allen op syn die musick singen. An den eene syde vanden hoege choere, welcke syde mede behangen syn met gulden laeckenen, sitten die sangers die nyet en singen dan simpel sange. Ga naar voetnoot162 An die andere syde sitten die sangers die alleen singen contrapunt Ga naar voetnoot163 ofte fabridoen. [078] Ende daer syn geen jongen die bovensanck Ga naar voetnoot164 singen, meer oude gebaerden mannen die singen als lysters ende syn nyet gemuteert Ga naar voetnoot165 ende was seer lustich om hoeren. [079] Als nu dese misse ten eynde was soe wert terstont die preciose outaer wederom scerpelycken | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 29v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
gesloeten mit veel sloten ende raecksen. Ga naar voetnoot166 Ende die kerck mede want alle dinck wert daer seer nauwe bewaert. Des achternoens alsmen ter vesperen luyden, soe wert die kerck ontsloten. Ende dat gouden outaer wert opengedaen ende die vesper begonnen in deser manieren. [080] Daer quaemen vier met witten alphen mit elcx een gouden kandelaer in syn hant, meer dat cruys van gout en quam nyet voorts. Ende achter an dit schoene licht quaemen vier doemheeren met elcx een gouden cap die den vesper intonerden. Ende als desen hadden begonnen te singen Deus in adiutorium meum intende &c, Ga naar voetnoot167 soe synder twe dienaers geweest met elcx een gouden vierrocxsvat in syn hant ende kiesen elcx een syde vant chore ende werpen dat wyeroek soe lange als den eersten psalm duert seer tryumpelyck. Ende al volck staet soe lange overeynde als die eersten psalm uut is met ongedecten hoefden alsmen met ons onder Magnificat doet. Geintonert hebbende soe gaet die priester opt hoege outaer ende wyeroeckt daer een poese ende dan soe gaen die twe ander elcx an een syde wyeroecken als ick voorgeseyt hebbe. Ende mits desen soe nemen sy den | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 30r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
cappe Ga naar voetnoot168 vanden principalen ende hangenze overt pulpetrum Ga naar voetnoot169 ende brengen hem tot zyn stoel daer hy gewoentlyck is te sitten tot dattet tyt is om dat capitel te singen. Alsdan soe syn alle dese dinaers wederom overeynde met die kandelaers &c ende brengen den cap wederom ter plaetzen daer hy sit ende hangense hem omme ende brengen hem ter plaetzen daer hy dat capitel singt. Dese vier providieres die sitten mitsen op chore neffens malcander ende intoneeren die psalmen seer lustelycken twe ende twe tesamen by boerten, welcke psalmen seer heerlycken gesongen werden partim simpel ende partim fabridoen. Ga naar voetnoot170 In desen manieren soe singen die doemheeren op hoechtyden tot Veneetgien als ick gescreven hebbe. Ick raect alsoe nae als ick can, meer het soude lustiger syn met die oegen te sien dant sal wesen om lesen. Ende omdat ick nu van Godts diensten syn scryvende, soe wil ick meteen voorts bescryven die ceremonyen die opten heyligen sacramentsdach gescieden in Sinte Marcus kerck binnen Veneetgien. [081] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
De viering van sacramentsdag in de San Marco en de sacramentsprocessie daarnaAls nu den eerwaerdigen sacramentsdach gecoemen was, soe las ick des morgens | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 30v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
misse in een cappelle staende by ‘Die Leeuwe Blanck’. Ende daernae ginck ick op myn camer aldaer sommige van ons pelgeroms waren, bisonder Heyndrick Opmeer met zyn huysvrou ende drie kynderen, want desen dach isser die feestdach der peregrynen. Soe wye dan overgecomen is Ga naar voetnoot171 mitten patroen mitter hoeftgelt die moet byden heeren van Veneetgien compareren onder die homisse opten hoegen chore, want ons die weete gedaen was. Ende alsset nu tyt was soe quamen onsse troesluyden als Stephany, Andries, Bartolomus tot ons ende leden ons ter kercken paer en paer. Het was dien van Veneetgien seer vreemt van Heyndrick Opmeer met syn huysvrou ende alle zyn kynderen om des te sien wasser groeten dranck, Ga naar voetnoot172want hy met syn kynderen beth besien worden dan alle onsse pellegroms. Men mosten volck met swepen ende houten opsmiten, souden wy anders opten hoegen chore mogen geraecken. Die moeder Lysbeth Jacopsdochter met die kynderen werden gebrocht op eenen groeten hoegen verheven stoel die al seer schoen behangen was met gouden laeckenen opdat sy van out ende jonck wel besien souden werden. Het was ock al op die been dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 31r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
binnen Veneetgien was, want desen dach houden die Veneetgianen horen ommeganck als ghy hoeren sult. Een ygelycken werde voorts een plaetze gewesen opten hoegen chore te sitten by den heeren van Veneetgien, die welcke Cingerie Ga naar voetnoot173 saten zeer stadich omtrent den hoegen outaer in haer fluwel, damast, zyde ende root scheerlaecken. Ende onsse pelegeroms saten gemengt onder die Cingerie alsoe dat altoes tuschen twee heeren sat eenen pellegrom. Ick bleef een wyl tyts staen neffens dat hoege outaer ende doersach die ceremonyen. Ende van stonden an soe wert ick van daen gehaelt van een heer anhebbende eenen roeden fluwelen tabbert ende moest by hem gaen sitten neffens den hoegen outaer. Die patriarch sanck die misse met groeter feesten. [082] Daer waeren wel xx cappen ende rocken Ga naar voetnoot174 om den outaer die den patriarch dienstachtich waren ende dat waren alle eedelen heeren die die cappen ende rocken om hadden. Als die patriarch die elevatie [083] doen soude soe helpen hem wel zes priesteren metten cappen ende dienstrocken van fynnen gouden die swaere costelycke kelcke mit gesteente opheffen. Opten hoge outaer stont eenen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 31v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
schoene viercante arcke met veel costelycke ghesteenten ende dit fatsoen was kelckgewys [084] ende op desen arck stont een sware groet kelck van fynen gouden, ock verciert met costelycke ghesteenten, daerop staende een oblaet Ga naar voetnoot175 in een schoen claer costel crystallynen glas, den rant rontomme al van fynen goude alsoe dat ick daer gelycke costelyckheyt en sach. Ga naar voetnoot176 Ende dit was ock een vreemt faetzoen by dat onse monstrantien zyn. Ga naar voetnoot177 Als nu die misse te eynde was soe bleven wy noch wel twee uren by die Cingerie sitten ter wylen dat die processie hoeren voortganck hadde, als ick verclaeren sal. Die hertoch van Veneetgien lach boven op syn oratorium ende sach doer die tralien alle die kerck over, daer hy altoes gewoentlyc is te leggen als hy die dienst Godts hoort. [085] Alle die abdien, alle die collegien ende alle die gilden vander stadt quaemen den thoren door in opten hooghen chore voorby den hoegen outaer den rechterhant opslaende den zydeldoer Ga naar voetnoot178 uut &c. Elcke collegie quam op syn aldercostelycste uut met hoor oornamenten, mit schuenen schotelen, sybueren, Ga naar voetnoot179 schalen ende sylveren cannen dragende in haer handen, welcke costelycheyt ende wonderlycheyt ick nyet uutscryven kan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 32r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende elcke collegie al knillende voor dat heylige sacrament songen een poese discant of simpel sanck naedat dat collegie was. [086] Ende altyt stonder een voor dat hoege outaer mit een witte roede in syn hant ende riep sonder ophouden: ‘Presta sacramento, presta sacramento’, twelck alsoe veel geseyt is by ons als: ‘Doet dat sacrament eere’. Ende alzoe dede ock een ygelyck. Ende in deser manieren hadden dese eerwaerdigen processie hoer voortganck. Die gilden vander stadt quaemen al mit wit say Ga naar voetnoot180 gecleet, mit capkens aen hoeren halsen als monycken, met die wonderlycste maniere van toertzen gelycken ofze van goudt gedraeyt geweest waren, mit witte waskarssen daerop. [087] Deser wasser wel vj hondert. Daer quamen ock veel jonge knechtkens ende jonge meyskens, seer schoen ende costelyc toegemaect, dragende seer costelycke juwelen in hoeren handen. Ende alle die priesteren, een ygelyck uut syn prochie, [088] met costelen juwelen ende droegen gout ende silver in hoeren handen. Ende een ygelycke collegie hadden luyden mit witte zaeyen capkens voor haer gaen, opgescort ende haer teycken daerop gemaect, datmense mochten kennen van wat gilden sy | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 32v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
waren ende veel deser gelycken dat ick nyet scryven kan. [089] Als nu al dit geselscap voorseyt voorby gepasseert was, soe achtervolgende quam die ommeganck. Dese ommeganck was uutermaeten zeer costelyck, eensdeels beteyckende die seven dootsonden ende eensdeels van Davit, Abraham, Isaac, Melchizedech, Moyses ende dat Oude Testament ende van dat Nyeuwe Testament. [090] Ende dat bovenal vremt was om te sien dat was datter een manier van wagens gedragen werden van x ofte xij mans, nae dat dat schavot swaer ofte groet was. [091] Ende daer stonden die personayges op seer costelyck toegemaect, twelck tryumphelyc was om te zien. [092] Als nu dit al gepasseert was, want dit regiment geduert hadden over twe geslagen uren, soe volchden die processie van Sinte Marcus hier achteran. Die edelen doemheeren [093] op hoor aldercostelyckste. Daeran dat heylige waerdighe sacrament, staenden opden voorseyden costelen swaren gouden arck daer ic voor af gescreven heb, welcken arcke ghedragen werden van ses priesteren. Ende die patriarch in syn pontificael seer costelyck gaende gelyck onder een overdeckzel wonderlycken schoen becleet met gouden laecken, boven plat ende viercant. Ende dit preciose | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 33r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
overdecksel wert gedragen op vier gouden stacken. [094] Afteran dat heylige waerdige sacrament soe volchden die hertoch van Veneetgien in syn pontificael op syn alrecostelyckste toegemaect met een seer wonderlycken mytter op zyn hoeft. [095] Dese vreemdicheyt zynts habyts en is myn nyet moegelyck om te scryven. Achteran die hertoch volchden die Cingerie van Veneetgien, dat is die wyse en vernufte weth van Veneetgen, seer costelycken gehabitueert mit roet fluwel ofte root damast, roet carmezy ofte root scherlaecken. Ende alle onse pellegeroms waeren gemengt eedel ende oneedel mits dese raetsheeren. Ende die eerwaerdighe heeren setten die peregrinen op die hoeger syde. Eelck raetheere nam een pellegroem byder hant [096] &c. Onder ons was een eerbaer doechsaemich heer ende biscop van Romen, Ricomanus genaempt, ende noch een graef uut Lyflant, heer Robbrecht genaempt. Dese twe eedele heeren waeren beyde gecleet met swaert fluweel ende zy waeren beyde die eersten achtervolgende die hertoch van Veneetgien. Ende myn vyel te boert een out statich heer | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 33v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
met een roeden fluweelen tabbart ende een paertze fluweelen dolphyn ofte tymp, ende wy waeren dat xvj paer volgende den hertoch van Veneetgien. [097] Alsoe geringe als wy uuter doeren vanden kercken traden, soe stonder der heeren dienaers aldaer bereyt met barende Ga naar voetnoot181 witte waskaersen ende gavender ons elcx een, die welcke wy nyet weder en geven, meer behoudense ende brengense met ons te Jherusalem ende gebruyckenze daer op die heyligen plaetzen. Ende die mach ofte can die brengt gaerne syn kerse tot zynen landen tot een gehoegenisse. Ick segge dat het voor waer Ga naar voetnoot182 dat dese tyt in Sinte Marcus kercke wel verbrant worden an was vj hondert ducaten. [098] Eer ick totten eynde van dese processie geraeck soe en kan ick nyet laeten ick moet verclaeren dat dese tyt geboerden. Ga naar voetnoot183 Ende was dat als dat een groet ambassaet mit veel geselscaps gecoemen is binnen Veneetgien die welcke gesonden was vanden groeten Turck Solimon, ende was seer vreemt ende wonderlyck gehabitueert mit eenen roeden fluweelen rock van faetzoen offet | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 34r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
by ons een gelyckenys waer geweest eenen diakens rock. Ende hadden an roode laersen met vergulden sporen an syn voeten ende hy hadden ock een vreemt bereytsel om syn hoeft. Ende als hy inden stadt van Veneetgien quam, soe hadde hy een pyl in syn hant. Wy vraechden dengeene die by ons stonden wat die pyl beteykende, daer ons tantwoort op gegeven wort alsdat die pyl een teycken was alsdat die Veneetianen sonder marren Ga naar voetnoot184 souden consenteeren zyn begeerten, twelck alsoe gescheyden Ga naar voetnoot185, meer wat dat was en consten wy nyet vernemen. Ende desen ambassaets geselscap was ock vreemt gecleet. Ende als wy metter processie uuter kercken quaemen, soe laech desen Turck ende ambassaet mit syn geselscap boven op die foeye Ga naar voetnoot186 vander kercken ende doersaegen die processie, meer hoe datter hoer inginck beveel ick God [099] &c. In deser manieren soe gingen wy voorts. Ende enyge pellegeroms hadden haer mede gevoecht by die heeren van Veneetgien in dese processie mit hoeren crucen op hoeren borsten in manieren als wy, maer alsoe drae als wy die kerckdoore uut traden, soe waren sy bekent | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 34v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
alsdat sy van ons geselscap nyet en waren, waerdoor haer kaersen uut haer handen werden genoemen ende werden onversachedelyc Ga naar voetnoot187 uut die processie gesloten. Daerom nyemant en voecht hem in desen processie te gaen mitten eedel heeren ende raet van Veneetgien, ten sy saecke dat hy met die patroen overcoemen is ende syn hoeftgelt betaelt heeft, ofte anders soe wert hy uut die processie confusselic Ga naar voetnoot188 gesloeten &c. Als wy nu dus voorts waeren gaende rontsomme Sinte Marcusplaetze, welcke plaetze seer groet ende ruym is. Ende was ock schoen verciert die kanten deser plaetzen mit welruyckende meyen. Ga naar voetnoot189 Ende dese plaetze was rontsom overdect mit seylen. Ende als wy waeren opt versten gecomen ende wederom genaecten Sinte Marcus kerck, soe stonden alle dat voorseyde costelyck licht an alle syden seer heerlyck en barnden. Ende wy achtervolchden dat heylige sacrament tot in die kercke voort hoege chore. Ende alsdoen soe sanckmen desen lofsanck Te deum laudamus. Ende die patriarch gaf ons doe tesamen die benedictie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 35r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende als wy die benedictie ontfangen hadden, soe keerden hem die patriarch met synen geselschap mit dat heylige sacrament nae den hoegen outaer toe. Ende dede Ga naar voetnoot190 onse licht uut ende volchden den hertoch op zyn pallaes mit die Cingerie ende clommen veel trappen op tot een schoen overdeckten ambulatorium, aldaer wy allegader by malcanderen stonden circkels gewys by den hertoch van Veneetgien tuschen die raet van Veneetgien. Aldus by malcanderen staende soe gaf ons den hertoch een vrundelycken ansicht, mit syn hoeft ons toeneygende, ende hieten ons welcoem. Ende die heeren van Veneetgien bleven al stille staende elcx op syn plaetze. Ende wy pillegeroms eedel ende oneedel traden by geboerten Ga naar voetnoot191 den een achter den ander tot den hertoch van Veneetgien ende hy ontfinck ons inden armen ende druckten onsen hoeft op zyn borst, waerdoer hy ons vast geley gaf tuschen ons ende onsen patron ende confirmeerden onsen contract. Ende scheyden mits desen vanden hertoch een ygelyck nae zyn logus &c. Ende ick ginck mit Heyndrick Opmeer ende syn huysgesin op onse camer aldaer wy dezen noen goet chiere maecken Ga naar voetnoot192 &c. [100] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 35v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Alst verspertyt geworden was, soe ghyngen wy tesamen wederom in Sinte Marcus kercke. Ende dat chore werden verciert ende dat gouden outaer werden weder ontsloten in alre manieren als ick voor gescreven heb. Ende in alsoedanyger manieren ende mit dienders als ick voor gescreven heb ende int breet verclaert. Ende die versper werdt seer heerlyck gesongen in manieren als voeren. Ende als die versper ende compleet uut was, soe songen sy voorts aneen die metten ende laudes tot priem toe. Ga naar voetnoot193 Ende daermede is dat syngen ten eynden geweest ende ick ginck mit myn geselscap wederom ander godtshuysen te versoecken. [101] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere bezienswaardigheden in VenetiëInden eersten soe gingen wy in Sinte Zacharias kercke, die eerwaerdigen priester ende vader van Sint Johan Baptiste. Ende is een closter veel schoender zuyerlycker nonnen. Ende sy syn seer opsichtighe Ga naar voetnoot194 vrouwen int anschouwen, bloot van hoofden, van halse ende van bursten, ende syn uutermaeten seer schoen creatueren. [102] Hier soe begeerden wy dat heylichdoem te sien. Ende overmits dat haeren pater nyet thuys en was, soe leyden sy ons achter den hoege outaer ende sy gaven my die slotel alsoe | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 36r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
dat ick die tomba ontsloet. Ende sach daer perfectelyck in leggen dat heylige lichaem van Sinte Sacharias voorseyt mit volcoemen nagelen an zyn handen ende voeten. Ende teynden zyn voeten lagen twee van die Onnozele Kynderkens die conincx Herodes deden doden. Item op een ander plaetze in dese kercke soe sach ic dat heylige lichaem van Sinte Gregorius ende van Sinte Theodorus. Noch een vleschen met heyligen oly, gevloeyt uut Sinte Cathrynen graft opten berch van Synay. Wat nederwaerts vanden hoegen outaer an die rechter zyden sagen wy die lichaemen der heyliger martelaren Pancratii, Nerei ende Achillei in een outaer verborgen. Ende eenen cristallinen glaes mit oly van desen heylige martelaren gevloyt. An die ander syden sagen wy dat heylighe lichaem seer perfectelic leggen van Sabina, een dochter van Constantinus den keyser &c. Voerts van hier gegaen tot noch een ander godtshuys aldaer wy sagen een been van Sinte Cristoffel ende is wel alsoe dick als ick in myn middel ben. Ende een van syn tanden zeer groot. Noch soe sagen wy dat heylige hoeft van Sinte Barbara. Als wy dus voort ghyngen soe syn wy ten laesten gecoemen int fundelyck huys. [103] | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 36v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is een swaer groet wonderlyck regiment van een huysinge. B[u]yten opter straten in die gevelt staet een st[enen uutg]houden [104] back ghemest aldaer die kynderkens te vondelinck in geleyt worden by dach ende by nachte. Ende dese back is by ons een sonye Ga naar voetnoot195 daer die verckens uut eeten. Ende daer syn sekere jonckwyfs toe geordineert die dese kynderkens waernemen ende ontfangen door een veynster ende worden seer wel gevoet in doechden ende in consten. Die moeder van dit fundelinck huys daer spraecken wy tegens ende sy seyden ons als datter van dat jaer te fundelynck geleyt waren soe knechgen soe meyskens omtrent vierduysent. Binnen desen tyt waren tot Veneetgien openbaer lichte vrouwen over die elfduysent. In deser manieren voorts gaende soe zagen wy een schoene processie ende was die abdie van Sinte Salvatoers by onse logys. Ende droegen dat heylige sacrament mit alle hoeren costelycheyt omme. Enden abt was in syn pontificael seer tryumphelyck. Ende synen staf van goude ende synen costelen mither worden voor hem gedragen ende alle die monnicken gingen met uut, barende Ga naar voetnoot196 waskersen in hoeren handen. Desgelyck die waerlycke Ga naar voetnoot197 luyden dede, groet ende cleyn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 37r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Twelck seer schoen was om te sien ende aldus soe brachten wy desen dach doer. Om nu voorts meer vremdicheyts te verclaeren, soe sult ghy weeten aldereerst hoe wy statie gehouden hebben in Sinte Rochus kerck. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Afscheidsviering in de kerk van St. Rochus; bezichtiging van het dogenpaleis; eetzalen en raadkamer aldaarHet is een gewoente ende seker regel als die galeyen ofte crakoenen ofvaren van Veneetgien nae die stadt van Jherusalem toe, dat alsdan die patroen, pyloten ende boetgesellen gaen eerst met die pellegeroms eedel ende oneedel, ende singen een heerlycke singende misse voor dat heylige lichaem van Sinte Rochus in die ere van die Drievoudicheyt, twelcke daerom gesciet op dese plaetze want die Veneetianen houden Sint Rochus een maerschalck van die zeede van pestilentien ende ander haestyghe sieckten. Ga naar voetnoot198 Alzoe dat ons een weet gedaen wert te compareren in Sinte Rochus kercke opten toecoemende sonnedach, welcke sonnendach onsen Delfsen ommeganck was, alsoe wy deden. Comende in Sinte Rochus kercke werden ons vertoent dat heylige lichaem van Sinte Rochus, ende leyt besloeten hoech verheven int hoege outaer welcke outaer nyet en is dan schoen marmor ende albasteren seer schoen om sien. Ende wie eenyge cleynogien, te weten paternosteren ofte ander gout ofte silver, wilden | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 37v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
geraect hebben dat heylege lichaem van Sinte Rochus die gaffet den priester diet selfden bestreecte. Dese kercke van Sinte Rochus is een schoen zuyver rycke kercke wel vercyert, daer ock veel devotys geplecht wert alsmen wel mercken mach an die diversche figueren die aldaer menichvoudich hangen int verhemelt vander kerck, twelck vremt is om sien. Dit chore seer schoen toegemaect, die bancken ende die sittelen waren al mit tapesserie overcleet ende overdect daer wy op saten. Recht tegens Sinte Rochus kerck over woenen minnebroeders colleten die quaemen al tesamen uut hoer cloester, afgaende mit costelen gouden ornamenten, mit een suverlyck schoen crucifix, mit schoene barende torsen. Ga naar voetnoot199 Ende begonnen dat ambacht der heyligen missen voor dat heyligen lichaem van Sinte Rochus. Dese misse wert uut den boeck gespeelt mit schilmeyen ende schuyftrompetten in discant; Ga naar voetnoot200 dese bewaerden dat choer Ga naar voetnoot201 sonder voce van menschen ende die oorgel respondeerden op dese schelmeyen ende was seer lustich om hoeren. Die die hoechmisse sanck dede ons onder die misse een schoen sermoen int latyn, ons pellegeroms starckende mit veel reedenen, alsdat wy nyet seer en souden vresen die groete aermoede Ga naar voetnoot202 die ons was naeckende van die onge | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 38r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
lovigen maer dat wy vlytelyc souden voort arbeyden om lichamelycken te betreden den alderheylichsten stadt van Jherusalem ende te visiteren den berch van Calvarien daer die gebenedide Heer Jesus ons allen verlost heeft mit syn duerbaeren preciose bloet, ende deser gelycken. Ons gevende tot onsen leytman ende voorvechter den heyligen confessoer Ga naar voetnoot203 Sinte Rochus. [105] Ende ons allen ontfangende in die broederscap van Sinte Rochus. Dits een groet machtich ryck gildt ende sy hebbender veel sonder Ga naar voetnoot204 ordinantien, bysonder een schoen ordinantie die myn bediet wert ende was deze. Dat soe wanner eenich broeder ofte suster van Sinte Rochusgilde waer verarmt alsoe dat sy armoede heeft om die cost te crygen ende is belast mit kynderen die welcke tyt waren ten huwelycken staet twelck vader ende moeder nyet machtich en syn om haer yet int huwelyck te geven, zoe geven zy dat te kennen die meesters van Sinte Rochusgildt. Die welcke toegaen ende geven soedanigen jongelynck of maget uut mitlet schat Ga naar voetnoot205 van Sinte Rochus, behoudenlycke isset by alzoe dattet aventuer haer mede loept soe syn sy sculdich wederomme te brengen tot den arck van Sinte Rochus alsoedaenyghe pennigen als sy in hoeren laest ende noet ontfangen hebben van die geldemeesters van Sinte Rochus. Maer waert by alsoe datter aventuer haer tegens | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 38v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
waer ende nyet genoech een waer Ga naar voetnoot206 dat sy ontfangen hebben, soe en laetmense nyet vergaen, meer helpense noch anderwerf mit dat schat van Sinte Rochus waermede sy weder wat moegen beginnen. Hieruut machmen mercken watten guet datter jaerlycx coempt, twelcke al is voor den armen. Een ygelyck screef syn eygen naem int gildeboeck ende gaf soe veel als hem Godt int hart stuerden. Ende sy gaven ons elck een witte waskaersse suverlyck gedrayt ende bestrecken over dat lichaem van Sinte Rochus. Ende als die hoechmisse uut was soe hilden wy processie mit dat heylige sacrament, elcx in onsen handen dragende een witten waskerse in alre manieren als wy gedaen hadden opden hyligen sacramentsdag, meer die heeren vanden wet Ga naar voetnoot207 en waren nyet by ons maer ander burgers gyngen mit ons in die processie ende gingen door den garden Ga naar voetnoot208 ten kercke aldaer wy dat oflaet verdienden mits dat wy soe veel int becken Ga naar voetnoot209 worpen als ons in hart senden. Eenyge priesteren stonden mit hoeren ornamenten by dat becken ende vertoenden ons veel heilichdoems. In deser manieren voorts gecoemen Ga naar voetnoot210 tot Sinte Rochus kercke ende cloemen op een nyeuwen structuer seer schoen, aldaer onse processie eynde. Ende daer was een lange tafeel bereyt | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 39r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
die welcke seer schoen verciert was mit veel costelick heilichdoms. Onder al soe wert ons aldaer vertoent een schoene monstrancie daer in stont eenen groeten fellen doeren van den waerachtygen doornencroene Ons Heeren, alsoe groet als mynen lancste vinger. [106] Alle jaers opten Goeden Vridach soe staet desen doorne in schoene bluet. Ende men siet noch perfectelyck bloet leggen opten bodem vander monstrantien ende deser gelycken voorscreven. Als nu dese processie geeyndt was ende die middach genaecten, soe gingen wy nae onsen camer ende maecten aldaer goet chier Ga naar voetnoot211 alsoe onsen Delfsen ommeganck was. Sittende over maeltyt soe quam op ons caemer Bartholomeus onsen troesman, opdat wy souden mit hem gaen om te sien den hertoch van Veneetgien over tafel sittende eten. Alsoe dat wy seer begeerlyck waeren dat te sien, waerom wy mede gingen. Als wy nu quaemen voor Sinte Marcus kercke soe saegen wy omhoech oppet portael vier vergulden paerden, daer gebracht van Constantinopolen. Recht voor des hertochs hof staen twee pilaeren tshertochs galge, want als hy sulcks verdient heeft, soe leytmen daer twy yseren roede op om hem daer om te hangen. Ende waert saecke | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 39v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
dat die hertoch die seer lieftallich was onder die gemeente, soe wert hem gegeunt ende syn naecoemelyngen als datter geen yseren roede souden opleggen tuschentyden dan als een hertoch sulcx verdient hadden ende anders nyet. Ende mit desen soe cloemmen wy met veel trappen dit schoene heerlycke pallaes op, meer die hertoch hadde syn maeltyt gedaen. Van dit pallaes des hertochs ende zyn properheyt ende costelyckheyt van buyten ende van binnen is my nyet moegelyck om te bescryven ende alle daege werdt costelycker verciert. Ende eer ick voors gae mits desen materie soe sult ghy weten als dat die Veneetianen hebben hoeren toevlucht Ga naar voetnoot212 ter plaetzen daer die schoene stede van Troeyen Ga naar voetnoot213 placht te staen. Daen en scey int Ga naar voetnoot214 nu nyet dan op sommige plaetzen sietmen die fundamenten ende groete hoepen steens ende onder den wateren veel steenen bewassen inder aerden van marmor ende albasteren alsoe men daer siet. Aldaer die Veneetiaenen ofhalen wes hem dient want alle dat gehouden werk dat tot Veneetgien is, bysonder Sinte Marcus kercke ende dit pallaes, hebben sy al van daer gehaelt. Ende dese stede van Troyen heeft gestaen in alre manieren als Colen opten Ryn doet. Hiervan genoech, nu gae ick voort. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 40r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Ick hebbe geseyt hoe dat wy ons haesten met groter begeerten om den hertoch te sien metter maeltyt ende die schoene ordinantien die over maeltyt gesciet, maer wy quaemen te laet, die maltyt was gedaen. Ende sy lieten ons die eetzael Ga naar voetnoot215 opdat wyt al doer ende meer doer besien. Die tafel stont verheven op een hoegen scabel vander aerden met drie trappen op te treden ende dese scabel was al overdect mit costelycken vuetclederen ende die tafel was overtoegen met costelycke tapesserie. Des hertoch stoel daer hy in hadde sitten eeten was seer wonderlyck costelyck boven alle ander plaetzen verciert mit costelycke zuuelen. Ga naar voetnoot216 Die wanden van deser eetzale waren al behangen mit costelycke tapesserien mit schoene historien daerin gewrocht, welcke costelheyt men nyet lichtelycken en souden mogen warderen wat sy wardich zyn, want in desen preciose tapesserien waren al ingewrocht oude autentycke historien mit ock eensdeels van dat Oude ende Nieuwe Testament. Dat verhemelt van deser eetzaele was al overtogen met luther Ga naar voetnoot217 gout vant alderfinste gout. Al hadde ick een gansche dach in desen eetzael gebleven ten zoude my nyet verdroten hebben. Als wy nu dese eetzael wel doersien hadden, zoe werden wy gebrocht in een ander eetzaele aldaer die eedel heeren saeten en aten, te weten die dienaers des hertochs. Dit was Secunda mensa. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 40v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Dese waren seer costelyc gehabituert. Ende hoer ordinancie vander maeltyt was seer proper om sien. Elcx wert int hertochs hof gedient nae syn staet ende sy saten en aten al an een syde gelycken die religiosen doen. Sy tonden ons een blyde gelaet ende deden ons goet cyer mit sucker ende tergie Ga naar voetnoot218 die sy ons mildelycken ende vrindelycken sconcken met groeten hoepen. Ende tracterden ons wel mit die alrecostelycste wyn dyemen int kelen mochten drincken. Item opten heyligen ascentionesdach werden veel vrolycheit bedreven over die maeltyt des hertochs, te weeten van dansen ende springen, van alderley snaerspel, van schelmeyen, trommelen ende vreemde batamentspelen in Italians, twelck bovenmaten genoechelyck was om sien ende hoeren, als myn vertelden Heyndrick Opmeer met zyn familie die daer geweest hadden ende alle dinck doersien. Als wy nu wel versocht waren vanden goeden fynen wyn ende ander suyckertergie, Ga naar voetnoot219 soe werden ons noch veel ander zalen ende cameren ende cokenen vertoent. Ende al nae advenant gestoffiert van tapesserien, van schilderien, van gout ende van zylver als ick voorverhalen hebbe van des hertochs eetzale, alsoe dat ick haer costelycheyts nyet en can scryven | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 41r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
die ick binnen Veneetgien gesien heb. Ten laesten soe worden wy gebrocht in die secrete raetcamer daer alle secreten overhaelt ende gesloten werden Ga naar voetnoot220 die die stadt van Veneetgien overcoemen. Alhier vergadert die crun paert Ga naar voetnoot221 die welcke eens bisonder vergadert is geweest in dese plaetze by den tyden dat Fredericus Barbarossa den keyser regneerden, die een hart viant ende vervolger was vanden paeus Alexander, die derde van dier naem, alzoe claerlycke verclaert die propere, costele ende gemaelde scilderie, gescildeert op die wanden der muyeren deser camer rontsomme. Welcke historie die Veneetiaenen daer geseth hebben tot een ewighe memorie ende wel terecht tot een eewyghe glorie van haer. Onse troosluyden bedieden ons eensdeels van dees, Ga naar voetnoot222 twelcke my alsoe smaecten alsdat ick mit groeter naersticheyt creech dese historie in Italiansche spraecken van onsen waert, die ick hier set in corte uut die Italiaensche sprack in Duytscher sprack nae myn cranck gevolen. Ga naar voetnoot223 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Het conflict tussen de Duitse keizer en de pausTen tyden voorscreven isset geboert dat den keyser Fredericus Barbarossa in meningen was om te conquesteren den heyligen stadt van Jherusalem ende die ongelovigen te brengen tot den kersten gelove. Ende om dit te volbrengen soe heeft hy zyn intentie den paus Alexander, den | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 41v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
derden paus van dier naem, te kennen gegeven. Ende den paus heeft hem beloeft bystant te doen ende beteyckenen plaetze ende dach om aldaer elc met zynen soudanieren Ga naar voetnoot224 te vergaderen. Op welcke plaetze ten dagen beteykent den keyser Fredericus Barbarossa gecomen is ende alle synen soudanieren met alle gereetscap van scepen ende oorlogen om tHeylige Lant te winnen. Maer den paus is daer nyet gecoemen noch nyemant van synent twegen. Nyettegenstande dese is nochtans den keyser Fredericus met alle synen heeren ende soudanieren geseylt nae Jerusalem ende heeft den stadt met dat lant daer omtrent geconqueesteert ende den soudaen Ga naar voetnoot225 daeruut verdreven ende heeft Jerusalem beseten vier jaeren, negen maenden ende dertien dagen. Nae desen is die soudan weder gecomen met groter heercracht ende heeft den keyser Fredericum daer weder uut verdreven. Die keyser was zeer drouich van dat verlies des stadts van Jerusalem en is ten lesten weder in Italien gecoemen ende was altyt nochtans begeerlyck om noch eens Jerusalem te bezien. Ende nae een deel jaeren soe is den keyser te Roemen gecoemen ende heeft den paus Alexander te kennen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 42r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven hoe dat hy in menynghe was te reysen ten Heyligen Landen secretelyck in pellegeroms habyte ende is onbekent gereyst alleen mit syn cappelaen nae Jerusalem toe. Die paus en cont dit nyet alleen by hem houden, meer heeftet te kennen gegeven eenen cardinael die des paus secreten raet was ende dese cardinael was een groet vrient des Turckx ende eenen heymelycken viant des keysers Frederici. Soe heeft den cardinael een brief gescreven uut naeme vanden paus Alexander ende met die paussegel gesegelt, alsoe hy den opperste byden paus was, houdende an den soudaen alsdat Fredericus den keyser secretelyck gereyst was als een pellegerom mit zyn capellaen nae tHeylige Lant, ende scref daerin die gedaente des keysers. Den soudaen was seer blyt van desen waerscuwynge ende dede terstont gebieden in alle syn havenen dat wanneer daer eenich pellegeroms quamen, datmen die arresteeren souden ende hem terstont ontbieden want hy die selfs persoen sien ende sprecken wilden. Soe is te laesten den keyser Fredericus mit die ander pellegeroms gecoemen in die haven van Jaffa ende zyn daer terstont gearresteert. Ende den soudaen is daer selfs gecoemen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 42v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
ende heeft alle die pellegeroms voor hem doen coemen onder welcken dat die keyser mede was. Die welcke terstont bekent was vanden soudaen want hy inden brief alle syn gedaente ende cleederen bescreven vant. Ende heeft ten eynde onder veel woorden den keyser den brief laeten lezen dien hem gescreven was uut den naem vanden paus, alsoe dat den keyser merckten ende sach dat hy verraden was ende werdt voorts van den soudaen gevangen genomen in een duyster kercker ter tyt dat den keyser metten soudaen overeengecoemen is alsdat den keyser den soudaen souden senden alsoe veel gouts als hy swaer was, ende most noch sweren dat hy den paus geen verdriet ofte laest daerom doen souden. Mits desen contract is den keyser uuter gevangenyse gecoemen ende heeft den soudaen gesonden alsoe veel gouts als hy swaer was by synen cappellaen, maer den beloeften om den paus nyet te misdoen die heeft hy nyet coenen Ga naar voetnoot226 houden overmits dat swaer verraet dat hem vanden paus gedaen was als hy anders nyet en wisten. Ga naar voetnoot227 Ende nae een wyl tyts ys die keyser toegegaen Ga naar voetnoot228 ende heeft een swaer volck van wapenen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 43r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
vergadeert ende is daermede getoegen nae Roemen om den paus te overvallen ende te vangen. Maer den paus, hoerende des keysers toecoempst, en heeft den keyser nyet derven verwachten maar is gevloegen ende gewecken nae Poleten [107] ende voorts nae Vrancryc. Die keyser dit voornemende dat den paus gewecken was in Vrancryc, heeft terstont brieven gescreven vanden Ga naar voetnoot229 coninck van Vrancryc alsdat die coninc den paus souden gevangen ende senden hem gevangen tot hem ofte hy ontseiden hem te vier ende te swaert. Ga naar voetnoot230 Die coninc lesende desen brief was der saecken heel bedraeyt Ga naar voetnoot231 ende liet ten lesten den paus desen brief lesen ende riet hem dat hy sonder vertrecken Ga naar voetnoot232 van daen souden reysen, want hy wilden hem nyet vangen ofte misdoen ende ock en dorste den coninck den keyser nyet vertoerenen. Alsoe dat den paus in vreemde cleeren al heymelek ende ontbekent Ga naar voetnoot233 is gegaen dolen achter landen ter tyt dat hy is gecoemen te Veneetgien, ende is daer gegaen in een cloester geheeten ‘A la Charite’ ende is daer geworden een leeckebroeder ende heeft daer gewoent onbekent xvj jaer lanck zoedat hem nyemant wiste ofte waer daer die | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 43v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
waer die paus gebleven was, alsoe dat dat pausdom vaceerden langen tyt. Ende ten laesten is daer een groeten orreur Ga naar voetnoot234 gecomen want daer waren vier pausen, elcx in een quarteer lants: Ga naar voetnoot235 Pascasius, Victor, Bonefacius, Calixtus, alzoe datter een groot discoort was inden heyligen kerck. [108] Ten laesten is die cardinael die alle dit verraet gecocht hadde seer cranck geworden, ende op zyn doodtbedde heeft hy bekent dat hy die recht sculdyge was die den brief uut des paus naem gescreven hadden anden Turck, ende dat hy den brief onderteyckent hadde met des paus merck sonder weeten van papa Alexander, ende hierof hebben die cardinalen ende biscopen die by desen cardinael waren als hy sterf, gemaect een instrument Ga naar voetnoot236 ende dat besegelt met haren zegelen ende hebben desen brief gesonden anden keyser Fredericum Barbarossa, hem vertellende soe die saeck gesciet was. Maer wat sy seyden, den keyser en wilde dat nyet geloven maer riep altyt om vraeck over den paus Alexander geduerende wel xvj jaer nae den doot van desen cardinael. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 44r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Soe lanck was papa Alexander onbekent Ga naar voetnoot237 van alle menschen. Ten laesten isser gecoemen een coepman te Veneetgien, ende des coemende smorgens vroech Ga naar voetnoot238 om misse te hoeren in een convent genaempt A la Charite daer die paus Alexander in woenachtich was, soe is die paus gecoemen als een leeckebroeder om misse te dienen. Ende deese coopman siende den paus soe doechte hem dat hy dat ansichte wel eer gesien hadde, maer hy wyste nyet waere. Dit duerden twe ofte drie reysen an malcander, altyt smorgens als dese coepman misse hoerden. Ten laesten wert hy denckende op den paus Alexander die soe menich jaer wech geweest hadde, ende hem wel doersiende soe bekenden hy dat dit papa Alexander was daer hy nu nyet an en twyfelden maer wiste dat seker, want hy met den paus groete kennisse gehadt hadden. Soe is desen coepman gegaen tot den hertoch van Veneetgien ende heeft hem te kennen gegeven hoe dat paus Alexander binnen Veneetgien was int cloester A la Charite, waerof den hertoch hem seer verwonderden. Ende deden terstont den secreten raet vergaderen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 44v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
in desen camer [109] ende onboden den coopman by haer ende ondersochten den saeck wel. Ende als sy in den sekerheyt wisten dat paus Alexander in cloester A la Charite was, soe syn sy met processie gegaen naet cloester en hebben den paus daer uut gehaelt met processie ende hebben hem gebrocht in des hertochs palays. Aldaer hebben sy den paus blydelyck ontfangen ende hebben daer Ga naar voetnoot239 die paus met den patriarch ende den hertoch van Veneetgien goet cyer gemaect. Aldaer sittende heeft den paus vertellt alle die gesciedenisse, hoe dat hy langen tyt hadden gaen doelen after landen door vresen vanden keyser Fredericum Barbarossa, ende dat hy den saeck ontsculdich was, alsoe dat uut desen ende meer anderen woorden den patriarch met den hertoch hebben hem genoemen over den heelen Cingerie onder haer protexie om hem voor te staen ende te bescermen tegens vervolch vanden keyser, ende beloefden hem te brengen in zyn pauslycken stoel. Soe hebben sy ten laesten gesonden notabelen ambassaduers anden keyser Fredericum, hem te kennen gevende hoe paus Alexander binnen Veneetgien | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 45r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
was ende dat hy den saeck onsculdich was, begeerende oetmoedelyc dat hy den paus wilden laeten in rusten ende nyet meer vervolgen. Ende dit screven sy mit besloten misiven anden keyser, meer wat sy screven den keyser bleef eeven opstinat Ga naar voetnoot240 ende onboedt die van Veneetgien dat sy hem den verrader paus Alexander souden senden, of hy ontseyden haer te vier ende swaerde. Ga naar voetnoot241 Die ambassadoers thuys coemende hebben haer rapport gebrocht inden raet van Veneetgien daer sy nyet wel mede tevreden waren. Want sy wylden den paus nyet overleveren in handen des keysers, ende tegens den keyser te oorlogen was haer ock swaer want sy hem ontsaegen. Ten laesten is daer tydinge gecoemen alsdat Otto, des keysers soen, met groeten volck opder zee was om die Veneetiaenen te bevechten ende op haer landen te roeven. Soe hebben dan die hertoch met die Veneetianen bereyt haeren gelayen ende zyn Ottonem tegemoet gecoemen ende daer wert an beyden zyden seer gevochten, maer den Veneetianen hilden den overhant. Ende Otto, des keysers soen, wert daer gevangen binnen den stadt van Veneetgien gebrocht. Die paus hoerden van dese groet victorie, is den hertoch te | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 45v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
gemoet gereden hem welcoem hetende ende heeft hem een rinck van zyn vinger gegeven ende heeft den hertoch van Veneetgien gemaect admirael vander zee. Alsoe dat uut dezen oorsaecke die hertoch alle jaers op ascensionsdach uutvaert inder zee ende werpt syn rinck vander handt inder zee tot een teycken dat hy heer vander zee is. Otto, nu wesende gevangen binnen Veneetgien, heeft alsoe gesprocken metten paus ende Veneetianen dat hy hoepte een goeden pays te maecken tuschen den paus ende zynen vader den keyser indien sy hem wilden laten reysen tot synen vader op syn sobaerheyt Ga naar voetnoot242 twelck sy gedaen hebben. Ende Otto heeft soe veel gearbeyt tuschen syn vader ende den paus, dat hy een vasten pays gemaect heeft, alsoe dat den keyser Fredericus Barbarossa gecoemen is te Veneetgien ende heeft den paus te voeten gevallen ende die paus heeft zyn voeten geseth inden hals vanden keyser ende hiet roepen overluyt: Super aspidem & basiliscum ambulabis, conculcabis leonem & draconam. Ga naar voetnoot243 Ende daer hebben sy gemaect een vasten pays ende vrede, ende die paus is met den keyser getogen nae Romen ende aldaer heeft die paus den Veneetianen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 46r]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven groet previlegien. Ten eersten dat zy zouden wesen dat derdehoeft der heyliger kercken. Dat loden segel. Amirael te wesen vanden zee ende meer ander, waerof den oratoer van Veneetgien hoechelycken danckten den paus. End dese historie staet seer schoen gescylder in dese eetzael voorscreven. [110] In desen voorscreven camer compt die hertoch van Veneetgien alle woendach tot die rechter ende seyt tot hem: ‘Doet een ygelyck goet recht of ick salt over u doen’ &c. Die hertoch en moet nimmermer uut zyn pallays coemen dan driemael sjaers, ten waer saecke dattet den raet van Veneetgien beliefden: ten lesten op ascensionesdach, op sacramentsdach ende sonnendachs daernae. Als wy nu des hertochs pallays doersien hadden soe zyn wy gegaen op dander zyde vanden plaets daer Sinte Marcustoern staet, wiens cappe gedect is met fynen ducattengoude. Ons werde geseyt dat dese cappe wel gecost hadde xxxvj dusent gouden ducaten. Ende wy quaemen op desen toern, gevende een drinckpenning. Desen toern was seer gemaeckelyck om op te climmen sonder trappen. Men macher wel met een paert op ryden tot oppet hoechste, daer is een schoenen lustigen plaetze om te gaen wanderen. Daer moecht ghy den stadt van Veneetgien wel doersien ende alle die omleggende dorpen en landen. Ock moecht | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[Folio 46v]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
ghy sien dat meer Adriaticum. Dit oversien hebbende zoe syn wy gegaen over Sinte Marcusplaetze voorby dat vleyshuys in dat water daer staen twe schoene pilaernen zeer schoen gewrocht uut een steen twelcke te verwonderen is, ende syn daer gecoemen van Constantinoppelen. Op den enen pilaer staet Sinte Marcus; op den ander staet Sinte Odhore. Ga naar voetnoot244 Tuschen dese twe pilaeren doetmen justicie over die eedele burgeren &c. Ende meer deser gelycken vreemdicheden daer ick nyet of en scrief, meer wil nu voerts verclaren hoe wy sceep gegaen zyn om te zeylen nae Jerusalem. |
|