Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdOlav Haraldsson de Heilige,die in 995 uit het Vikingengeslacht der Ynglinge geboren was, regeerde van 1016 tot 1028 als koning over Noorwegen. Al vanaf zijn 12e jaar trok hij mee op de gebruikelijke plundertochten. In 1014 werd hij te Rouen gedoopt. Een jaar later keerde hij naar Noorwegen terug, om er de Denen en opstandige, inheemse heren te verslaan en in 1016 de troon te bezetten. Sinds de verovering van Noorwegen ca. 900 door de stichter der dynastie, Harald Schoonhaar, deden in de loop van de eeuw diens zoon Haakon de Goede met weinig gevolg, en Olavs in Rusland opgevoede oom Olav Trygvesson met redelijk succes pogingen er het christendom in te voeren. Met hulp van rondreizende bisschoppen en van de bisschop van Bremen bracht Olav, die tijdens zijn leven ‘de dikke’ werd genoemd, soms door overreding, vaak met fors geweld, ook een groot deel van de nog tegenstrevende, Noorse heren en boeren tot het christendom. Hij bouwde kerken en voerde een christelijke wetgeving en een kerkelijke administratie in, maar regeerde dermate streng dat hij in 1028 door opstandelingen en de te hulp geroepenIvoren drinkhoorn uit IJsland, ca. 1500. Sankt-Annen-Museum, Lübeck.
Te midden van wijnranken en drakefiguren in het medaillon: Olav de Heilige. Ook keizer Constantijn en Karel de Grote vinden er op dezelfde wijze hun plaats. | |
[pagina 268]
| |
Deens-Engelse koning Knut de Grote verdreven werd. Op de vlucht naar zijn zwager, grootvorst Jaroslav van Gardarike, bereikte hij in 1029 Gotland. Bij een poging om zijn land te heroveren sneuvelde hij in 1030 in de slag bij Stiklestad in Verdal tegen de opstandelingen en de Denen. Zijn lichaam werd begraven in de Clemensdom te Nidaros-Trondheim. Het volk vereerde hem spoedig als een heilige vanwege de wonderen bij zijn graf en het wanbestuur van zijn tegenstanders. Legenden ontstonden: eens toen men hem slechts water te drinken gaf, veranderde dat eerst in bier, daarna in mede (honingwijn) en tenslotte in echte wijn; verder zou hij zichzelf kort voor zijn dood in een droom op een ladder naar de hemel hebben zien klimmen. Ook gaat het verhaal dat de priester Sigvat, die Olavs zoon zonder diens voorkennis onder de naam Magnus (de grote) doopte, op de vraag waarom hij deze naam gekozen had, antwoordde dat »Karel de Grote toch de beste man was die hij zich ter wereld kon voorstellen.
Een Vita van Sint Olav werd ca. 1180 geschreven door bisschop Augustinus van Trondheim en een Saga ca. 1220 door Snorre Sturlason. In de middeleeuwen werd Olavs graf doel van pelgrimages en op verschillende plaatsen stichtte men Olavskapellen: onder meer te Amsterdam (later Oude-Zijdskapel), Deventer en Kampen. Hij werd ook de patroon van Noorwegen. Op 29 juli valt zijn feestdag. Men beeldde Olav af gekroond als een koning: beeld ca. 1200 in het museum te Bergen. Het houten koningsbeeld ca. 1250 uit de kerk te Tanum, nu in de universiteit te Oslo, werd op curieuze wijze omgevormd tot een majesteitelijke Christus. Vaak draagt Olav een lange strijdbijl (zijn dood; 12e-eeuws glasraam in de kerk te Lye op Gotland), soms staat hij op een bedwongen monster, slang of draak met mensenhoofd (heidendom; beeld 1470 in het Sankt-Annen-Museum te Lübeck) of een soldaat (13e-eeuws beeld uit Väte op Gotland). In enkele gevallen wordt hij als koning op een troon afgebeeld (IJslandse ivoren drinkhoorn ca. 1500 in het Sankt-Annen-Museum te Lübeck). Hij houdt als ridder ook wel schild en lans vast (12e-eeuwse muurschildering in de Geboortekerk te Betlehem). Een beker in zijn hand verwijst naar het water-wonder (middeleeuwse sculptuur in de kerk te Hjörundfjord). Titiaan ca. 1515 schilderde Olav in wapenrusting. Als attributen of een naam ontbreken is onderscheid tussen Olav en andere koningen niet altijd gemakkelijk. Op een altaar ca. 1405 uit Kumla, Närke in het Nationaal Museum te Stockholm is Olav, staande op een slang met gekroond mensenhoofd, in gezelschap van »Gertrudis, Petrus en Paulus, koning Erik ix Jedvardsson van Zweden (in 1160 vermoord tijdens een liturgie te Uppsala) en »Birgitta. Aan altaren, die ter ere van hem werden opgericht, bevinden zich cycli: ivoren reisaltaar ca. 1300 van Christiaan i en een beschilderd altaar ca. 1305, beide in het museum te Kopenhagen, en altaren met houten sculptuur ca. 1395 uit Länna en ca. 1505 uit Överenkörna, beide in het Museum te Stockholm. Bö 1955; Fett 1938; Rientjes 1933; Wallem 1930. |
|