Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdLucia van Syracuse,wier leven en dood in een legendarische Passio uit de 5e of 6e eeuw beschreven worden, is door recente ontdekkingen in haar stad Syracuse (Sicilië) op steviger historische bodem komen te staan dan menige andere vroegchristelijke maagd. De ontdekkingen betreffen haar graf en een inscriptie die over een cultus bericht, uit het begin van de 5e eeuw. Lucia werd in 304/05 onder de vervolging van Diocletianus gedood. Volgens de Passio kreeg het reeds met de consul Paschasius verloofde meisje, toen zij haar zieke moeder Eutychia naar het graf van »Agatha te Catania begeleidde, een verschijning van deze heilige. De moeder werd door Agatha genezen en Lucia kreeg het martelaarschap aangezegd, waarop zij haar bezittingen onder de armen verdeelde en haar verloving verbrak. Haar boze verloofde bracht haar aan. Vanwege Lucia's standvastigheid tijdens het verhoor besloot men haar in een bordeel te plaatsen, maar de maagd bleek zelfs niet door een aantal ossen te verporren. Toen verbranding mislukte, doodde men de martelares met een dolksteek in haar hals. Een later toegevoegd element in de legende zegt dat zij, om aan haar verloofde te mishagen, zich de ogen uitstak en hem deze toezond.
De latere toevoeging heeft alles te maken met het populaire misverstand, dat haar naam verwant was aan ‘lux’, licht. Rond Lucia's feestdag op 13 december ontstonden folkloristische midwintergewoonten: naast het plegen van orakels (vgl. Agatha's voorspelling) en het consumeren van het Luciabrood ook bezweringsgebruiken zoals het ontmaskeren van heksen en het laten verschijnen van schrikaanjagende figuren (Fersenlutzel, Frau Lutze). In de Scandinavische landen werd zij een geseculariseerde brengster van het nieuwe licht. Lucia's patronage heeft soms te maken met elementen uit haar legende: zo werd zij aangeroepen bij oogziekten en keelpijn en beschermt zij messenmakers. Soms heeft dit te maken met de folklore: zij is de patrones van de dienstmeisjes, die vaak in de nacht van haar feest met kaarsenkronen op het hoofd paradeerden; soms met elementen uit de Germaanse voorgeschiedenis: evenals de stralende en spinnende Berchta beschermt zij wevers en kleermakers. Lucia's attributen zijn naast palm, boek en kruis (algemeen voor martelaressen) een lamp, zwaard of dolk door de keel, fakkel of kaars en (vanaf de 14e eeuw) een schaaltje waarop twee ogen, soms vuur en vlammen aan haar voeten. Zij wordt altijd voorgesteld als een mooie jonge vrouw, soms met kroon of diadeem. Op de vroegste afbeeldingen mist Lucia attributen (mozaïek ca. 568 in de San Apollinare Nuovo te Ravenna) of draagt zij slechts een martelarenkruis (een kruis met twee dwarsbalken; zie een fresco in de San Sebastiano al Palatino te Rome, wellicht uit de 8e | |
[pagina 236]
| |
Meester van de Figdor-Kruisafneming, Martelaarschap van de heilige Lucia, paneel, ca. 1480-85. Rijksmuseum, Amsterdam. Het werk staat onder invloed van Geertgen tot Sint Jans. Boven het bordeel en de poging Lucia daarin te plaatsen; rechts daarvan de mislukte verplaatsing met de ossen; rechtsmidden de laatste communie (en de lamp uit haar attributenreeks); op de voorgrond de brandstapel en de doodsteek. Links de rechter en zijn gevolg.
| |
[pagina 237]
| |
eeuw). Verder wisselen de specifieke attributen: lamp, zwaard en dolk bij Nuzi, polyptiek 1366; dolk door de hals op een miniatuur ca. 1440 in het Getijdenboek van Catharina van Kleef en aan een 15e-eeuws beeld in de kerk te Marienthal bij Wesel; lamp bij Pietro Lorenzetti ca. 1330 in de Santa Lucia dalle Rovinate te Florence; kaarsen op een 15e-eeuws fresco in de crypte van de kathedraal te Atri; en vooral de ogen: bij Giovanni del Biondo, polyptiek ca. 1378 in de Accademia aldaar, bij Zurbarán 1636, voorts op voorstellingen met groepen maagden zoals het Virgo-inter-Virgines-paneel eind 15e eeuw van de Meester van de Lucia-legende in de Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel (tweede van links; »maagden). Met ziet meermaals Agatha en Lucia samen: onder meer bij Giovanni Sagittano, op de linkervleugel van de Kroning-van-Maria-triptiek 1456 in de Santa Lucia te Gaeta. Cycli van wisselende grootte vindt men in de Grotte della Santa Lucia te Melfi (12e-eeuwse fresco's) en in de San Giorgio te Padua (fresco's ca. 1380 van Jacopo Avanzo). Verder zijn er werken van de Meester van de Lucia-legende 1480 in de Sint-Jakobskerk te Brugge, van de Meester van de Figdor-kruisafneming einde 15e eeuw in het Rijksmuseum te Amsterdam en van Lorenzo Lotto, predella ca. 1530 in de Pinacoteca Communale te Iesi (waaronder een grootse scène met een zestal koppels ossen). Afgebeeld worden het bezoek aan Agatha's graf, de verdeling van de bezittingen, het verhoor, de mislukte poging bij een bordeel, de laatste communie (vgl. »Maria van Egypte en de legende van Maria Magdalena), martelscènes, begrafenis en wonderen bij Lucia's graf. De scène met de ossen komt los voor op miniaturen in het Passionale van Stuttgart ca. 1130 en in het Martyrologium van Zwiefalten ca. 1147. De doodsteek werd afgebeeld op de predella ca. 1450 van Domenico Veneziano, de laatste communie op een schilderij ca. 1748 van G.B. Tiepolo in de Sant'Apostoli te Venetië en de begrafenis door Caravaggio op een schilderij 1608 in de Santa Lucia te Syracuse. De Lucia-legende beïnvloedde het werk van Dante en het Italiaanse volkslied. Cottrau verwierf een populaire onsterfelijkheid door het componeren ca. 1750 van zijn Santa-Lucia-lied. Capdevilla 1949; Garana 1958; Toschi 1950. |
|