Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdBarlaam & Josaphat(of Joasaph) zijn twee verhaspelde namen uit een Perzische bewerking van een Indische Boeddhalegende (Boddhisatva werd Jodasaf; Jodasaf werd Josaphat). Deze legende zou door »Johannes van Damascus ca. 700 - met oudere christelijke bewerkingen als basis - zijn herschreven. Een koningszoon Josaphat werd door zijn vader Abenner uit voorzorg in het paleis verborgen gehouden: een voorspelling kondigde immers zijn ongewenste verzaking aan de wereld aan (»asceten). Een wondersteen (te verstaan als een beeld voor het proces van bekering tot asceet) stelde de eremiet Barlaam toch in staat prins Josaphat te bereiken en deze, als die 's werelds ellende gezien heeft, over te halen tot een christelijk leven als monnik. Hij doet dat door het vertellen van een gelijkenis, waarmee hij het ascetisme verheerlijkt: een man die door een eenhoorn vervolgd wordt valt op zijn vlucht in een ravijn. Hij weet zich aan een boom vast te houden, maar aan diens wortels knagen witte en zwarte ratten en een monster probeert hem te verslinden. Als de man geproefd heeft van | |
[pagina 57]
| |
een druppel honing die aan de boom hangt vergeet hij zijn ellendige toestand (betekenis: de sterfelijke mens klampt zich vast aan het leven, dat met de dagen en nachten verstrijkt; ook belagen hem demonen; daarom is het beter de vreugden van het ascetische leven te smaken). Na Josaphats dood was heel het Indische koninkrijk tot het christendom bekeerd.
In Oost en West werd de roman in de 11e en 12e eeuw en daarna vooral door de uitgebreide versie in de Legenda Aurea populair. Op de vele afbeeldingen wordt Barlaam voorgesteld als grijsaard met een lange witte baard; Josaphat jong en met kroon: Meester Vukan, ikoon ca. 1208 in de Mariakerk van het klooster in Studenica (Bulgarije) en een 15e-eeuws fresco in de Petrus-en-Pauluskerk te Tarnovo (Bulgarije). Een Sinaï-ikoon ca. 1175 met een kruisdood van Jezus draagt achttien randmedaillons met grote heiligen, onder wie de monnik Barlaäm. De Augsburgse cyclus uit 1476 en 1480 (herdruk) met 64 houtsneden van Günther Zainer werkte als voorbeeldenboek tot diep in de 17e eeuw door. De allegorie uit de roman (de reddende levensboom) werd in het Oosten (fresco ca. 1400 in de Demetriuskerk te Saloniki), maar ook in het Westen als afzonderlijke scène afgebeeld: Antelami, timpaan 1196 van het baptisterium te Parma; fresco ca. 1375 in de kerk van Bisschoffingen am Kaiserstuhl en beschildering van een Hollandse klaptafel ca. 1400 in Musée Cluny te Parijs. Cycli met de hele geschiedenis zijn in het Oosten uitvoerig: in handschriften soms met meer dan 200 illustraties (14e-eeuws handschrift in de Bibliothèque Nationale te Parijs). De legende is in het Westen vaak literair bewerkt: in een uitvoerig belerend vers Barlaam und Josaphat na 1220, met excursen over de geloofsleer door Rudolf van Ems; in de Laubacher Barlaam 13e eeuw van bisschop Otto ii van Freising; in een epos in verzen 1240 van Gui de Cambrai; in de 14e eeuw in een Provençaalse en een Portugese roman. Waarschijnlijk maakte de Rus Kirill van Torov ca. 1275 voor een bewaard gebleven, gekunstelde preek met uitweidingen over de legende gebruik van een Russische vertaling Povest' o Varlaame i Ioasafe uit het midden van de 12e eeuw. Naast minstens twee Franse en twee Italiaanse mysteriespelen uit de 15e eeuw zijn er meerdere dramatische bewerkingen uit de 17e eeuw. Barlaam y Josafá 1618 van Lope de Vega en Josephatus 1619 van Bidermann, de belangrijkste dramaturg van het jezuïetentoneel, zijn het bekendst. Nersessian 1937; Peri 1959; Pillon 1910. |
|