Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Van Afra tot de Zevenslapers | |
[pagina 17]
| |
Afra van Augsburgwas een vrouw die christin werd en om die reden ca. 304 gestraft werd met de dood op de brandstapel op een eiland in de Lech. Wellicht is dit de historische kern van verschillende versies van een legende zoals die in de 8e eeuw ontstonden: een kortere en een langere, bizarre in een Passio en een Conversio sanctae Afrae (Bekering). De auteur van de korte Passie heeft berichten over twee martelaressen met elkaar verbonden. Het Martyrologium van Hieronymus (ca. 450, geput uit een iets jongere Milanese kalender) geeft op een en dezelfde dag notities over twee martelaressen: over Afra en over een Antiocheense Venerea. Uit de naam van de laatste vrouw, ‘Venus toebehorend’, leidde hij het beroep van de eerste af: Afra zou een publieke vrouw geweest zijn. Hij vertelt dan hoe zij christen werd en de dood vond in het vuur. In de langere versie en de Conversio wordt zij bekeerd door een bisschop, Narcissus. Haar moeder Hilaria en haar dienstmeisjes Eunomia, Eutropia en Digna bekeerden zich bij het zien van haar heldhaftigheid tot het christendom en werden ook gemarteld. Genoemde Narcissus zou, vanuit Gerona gekomen, met zijn diaken »Felix Augsburg gekerstend hebben. Na de dood van de martelaressen stelde hij Afra's oom Dionysius tot bisschop van de stad aan, waarna hij weer naar Spanje vertrok. Hij doodde daar een draak en stierf er samen met Felix drie jaar later de marteldood, naar men zegt aan het altaar. Schenders van Narcissus' graf te Gerona zouden bij hun wandaad in 1286 door steken van ontelbare muggen zijn gedood. De dichter en latere bisschop van Poitiers, Venantius Fortunatus, vertelt dat hij ca. 565 een druk vereerd Afra-graf te Augsburg bezocht.
Zo verbreid was het verhaal over Afra dat het - waarschijnlijk via de kruisvaarders van 1198 - tot in Armenië bekend werd, waar het in twee handschriften met preken ca. 1200 opduikt. Haar lichaam moet begraven zijn in een ‘memoria’ (grafkapel) in de omgeving van de latere kerk van Ulrich en Afra te Augsburg. Sinds de 8e eeuw rustte het, meent men, in deze kerk: toen daar in 1046 een sarcofaag gevonden werd met het lichaam van een vrouw, dat sporen van verbranding vertoonde, werd het lichaam in deze stenen doodskist onder het altaar geplaatst. In liturgische liederen uit de 9e eeuw wordt haar lof gezongen. De vermelding van de martelares als ‘virgo’ (»maagden) in 11e-eeuwse calendaria te Augsburg verraadt het voortleven van de oudste, nog niet opgesmukte traditie. Afra werd de patrones van steden (Augsburg en Meissen), kerken (Le Mans) en kloosters (Würzburg), van prostituées en boetelingen, en ze biedt bescherming tegen brand. Haar feestdag valt op 7 augustus. Zij werd afgebeeld als een voorname vrouw met hoofddoek, hetgeen kan wijzen op Afra als boetende zondares, of met sluier, soms met kroon: een legende maakte van haar een Cyprische koningsdochter. En als attributen draagt zij de martelaarspalm of -krans, een zalfpot (naar analogie van de ‘zondares’ Maria Magdalena) en een kleine brandstapel, houtmijt of brandhout of vlammen. De Afra die te Brescia vereerd wordt en wier verhaal ingepast is in een andere martelarenlegende, die verder weinig belangwekkend is, is vrijwel zeker Afra van Augsburg. De vroegste afbeelding van Afra is een miniatuur ca. 1147 in het Martyrologium van Zwiefalten (met hoofddoek). Op een 13e-eeuws glasraam in het Münster te Freiburg draagt zij palm en zalfpot. Met al dan niet brandend hout werd zij onder meer afgebeeld op een paneel ca. 1500 in het klooster Nonnberg te Salzburg, met een beeld 1505 aan het Striegel-altaar in de dom te Frankfurt en op een vleugel ca. 1505-10 van het Bartolomeüs-altaar in het Wallraf-Richartz-Museum te Keulen. In gezelschap van Sint Ulrich (belangrijke 10e-eeuwse bisschop van Augsburg) komt zij voor op een miniatuur | |
[pagina 18]
| |
1495 van Georg Beck in het Psalterium van Augsburg; in gezelschap van de bisschoppen Narcissus en Dionysius en haar legendarische lotgenoten op een retabel 1554 van Amberger in de dom te Augsburg. Miniaturen ca. 1130 in het Passionale van Stuttgart dragen de oudste cyclus, met uitbeelding van haar bekering en martelaarschap. Deze taferelen worden ook getoond op een vroeg-16e-eeuws glasraam, wellicht naar een ontwerp van Holbein de Oudere, in de Sankt Jakob te Straubing; voorts op een reliëf ca. 1495 in het Stift te Salzburg en een beeldengroep van Degler en Greuter op het Afra-altaar in de genoemde kerk van Ulrich en Afra. Holbein schilderde ook Afra's begrafenis op een paneel 1490 in de bisschopskapel te Eichstätt. Narcissus' leven werd ca. 1500 op vier panelen in de kathedraal te Valencia afgebeeld (wijding, bekering van Afra, dood aan het altaar en de muggenstraf van de grafschenners). Met de draak vindt men hem op het Universiteitsaltaar ca. 1505 uit de dom te Augsburg, nu in de Alte Pinakothek aldaar (in het gezelschap van Matteüs). Dionysius werd slechts een enkele maal voorgesteld (op Ambergers retabel). De Afrikaanse diaken Felix van Gerona is wat vaker afgebeeld, vooral in Catalonië en te Narbonne: onder meer op een 15e-eeuws retabel in de Ermita de San Esteban te Uncastillo bij Zaragoza (met een van ijzeren haken voorzien mes) en op de vleugels van een altaarstuk ca. 1510 van de Meester van San Feliú in de San Feliú te Gerona. Afra van Brescia vindt men op een schilderij ca. 1525 met een ‘Sacra Conversazione’ (tronende Madonna met kind in gezelschap van heiligen die haar prijzen) van Moretto da Brescia. Haar martelaarschap is in de tweede helft van de 16e eeuw door Bassano en Veronese afgebeeld op schilderijen in de Sant'Afra te Brescia. Veit Bild schreef in 1516 te Augsburg Gloriosorum Christi confessorum Uldalrici et Aphrae historiae. Bigelmair 1909-11 en 1952; Rosenfeld 1955; Zoepfl 1970. |
|