Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdZacharia,zoon van Iddo, is de laatste van de zogeheten kleine »profeten. Deze zoon uit een priesterfamilie (Neh. 12,4 en 16), ijveraar voor de herbouw van de tempel na de Babylonische Ballingschap en tijdgenoot van »Haggai (Ezra 5,1; 6,14), was de auteur van de eerste acht hoofdstukken van het bijbelboek op zijn naam. Daarin wordt een achttal visioenen over de toekomst van Juda, Israël en Jeruzalem beschreven, ingeleid en soms afgewisseld door toespraken van Jahwe. Zijn tekst eindigt met een door hem weergegeven en becommentarieerde discussie over de wenselijkheid van het voortzetten van een ingeburgerde vastenpraktijk ter herinnering aan de val van Jeruzalem (7-8). De laatste zes hoofdstukken, die twee uitspraken van Jahwe bevatten, zijn niet van Zacharia. Zacharia's visioenen, uiterst visueel beschreven, vormen een overgang van de vroegere woord-profetie naar het apocalyptische genre van het na-Babylonische jodendom. Hun kunstmatige ordening (telkens beginnend met een zelfde formule zoals in 1,8; 2,1; 3,1 tot 6,1) en achterliggende werkelijkheid - zij bestrijken het gehele terrein van de post-exilische toekomstverwachting - doen vermoeden dat Zacharia welbewust treffende symbolen koos en aaneenschakelde om zijn ideeën weer te geven. Doorgaans verklaart een engel Zacharia de betekenis van de visioenen. Het eerste visioen gaat over een ruiter tussen mirte-takken (volgens een oude joodse lezing; anderen lezen: de bergen) met achter hem een stoet kleurige paarden, en duidt op uiteindelijk herstel van Gods volk. Het tweede visioen toont vier horens, symbolen van kracht (vgl. Deut. 33,17; 1 Kon. 22,11), en vier hen bedreigende smeden; het verwijst naar Juda's opleving uit vijandelijke onderdrukking. Het derde voert een man met een meetsnoer ten tonele en stelt de herbouw van Jeruzalem in het vooruitzicht. Het vierde visioen gaat over de hogepriester Jozua voor een tribunaal van een engel en Satan en symboliseert het herstel van zijn geschonden reputatie. Daarna wordt een godsspraak over een steen met zeven ogen, duidend op de eerste steen voor de nieuwe tempel van de alwetende Jahwe, ingelast. Het vijfde visioen toont een kandelaar met zeven lampen en heeft betrekking op herstel van de tempel. Het zesde komt met een enorme zwevende boekrol en brengt dreigend een aanzegging van straf voor de bozen. Het zevende gaat over een korenmaat, waarin vrouw-verdorvenheid naar Sinar (Babylon) wordt gevoerd, en verzekert het uitbannen van alle boosheid uit Gods volk. En het achtste vi- | |
[pagina 240]
| |
sioen laat vier wagens met kleurige paarden zien en biedt uitzicht op het heil in de eindtijd. Tenslotte duidt een laatste woord van Jahwe met het bevel zowel een koning die de tempel herbouwt, als een priester die de troon bestijgt, te kronen, op de goede verstandhouding tussen de politieke en de religieuze macht in Zacharia's tijd.
De profetische visioenen van Zacharia zijn bij de aanvang van het boek exact gedateerd (520) volgens de regeringsjaren van de Perzische koning Darius i Hystaspis. Zij vormen de eerste acht hoofdstukken van het boek dat zijn naam draagt, en zijn ongetwijfeld authentiek. De zes laatste hoofdstukken (9-14) hebben met het boek »Maleachi een ingewikkelde redactie-geschiedenis doorstaan. Drie anonieme ‘uitspraken van Jahwe’ werden aanvankelijk als toegiften aan de collectie van de ‘kleine profeten’ achter het laatste boek van de collectie, het boek Zacharia, toegevoegd. Toen men ‘maleachi’ (= bode) van Mal. 1,1 als een eigennaam ging verstaan, werd deze laatste uitspraak een zelfstandig bijbelboek. Het gevolg was dat de twee eerste ‘uitspraken’ aan het boek Zacharia vastgroeiden en op diens naam kwamen te staan (Zach. 9-11 en 12-14). Exacte datering van deze ‘uitspraken’ blijkt onmogelijk. De inhoud is veelal aan ideeën van de vroegste profeten ontleend. De auteur is een schriftgeleerde en geniet van het apocalyptische genre. Op vers 9,9, een beschrijving van de zegetocht van een messiaanse vorst in Jeruzalem, heeft Jezus zich beroepen bij zijn intocht in de stad, een week voor zijn lijden (Mat. 21,1-11). De naam Zacharia, die ook andere personen in het Oude en Nieuwe Testament dragen, betekent ‘Jahwe gedenkt’. Zacharia zelf komt voor in afbeeldingen van reeksen »profeten, al dan niet herkenbaar. Afbeeldingen van deze profeet bij een altaar berusten op een verwisseling met de nieuwtestamentische priester Zacharias, de vader van Johannes de Doper (Luc. 1,8-9; Byzantijns psalterium 11e eeuw). Zijn plaats boven de engel van de annunciatie op het linker zijluik van ‘De aanbidding van het Lam Gods’ van Hubert en Jan van Eyck 1426-32 in de Sint Baafs te Gent dankt Zacharia blijkens de tekst op zijn banderol aan de toepassing hier van vers 9,9a op Maria. Zijn functie aan de calvarieberg (Mozesput) van Sluter 1403-05 in het kartuizerklooster van Champmol hangt samen met de toepassing van het loon van de herder uit hst. 11,12 (dertig zilverlingen) op het verradersloon van Judas (Mat. 26,15 en 27,3-5). Het fantastische karakter van de visioenen van Zacharia gaf aanleiding tot uitvoerige illustratie in de middeleeuwse bijbels: Bijbel van Roda met een cyclus op vier folia, begin 11e eeuw; Lambeth-bijbel ca. 1150; Bijbel van Winchester einde 12e eeuw; 14e-eeuws handschrift in de Bibliothèque Sainte-Geneviève Parijs. De ruiter, meest tussen mirtestruiken afgebeeld, bestijgt of berijdt zijn rossig paard (Bijbel van Amiens ca. 1220) en heeft soms een kruisnimbus, waardoor hij als Jezus geduid wordt (Keulse Bijbel van Heisterbach ca. 1240). De intocht van de vorst in Jeruzalem werd afgebeeld in de Gumbertusbijbel van Erlangen 12e eeuw en aan de gordingen van het zuiderportaal in Amiens 1288. Het is merkwaardig dat bij de nogal gezochte parallellen voor de intocht van Jezus in Jeruzalem in de middeleeuwse typologische illustraties Zach. 9,9, waarop zich toch Mat. 25,5 beroept, ontbreekt. De medaillons aan het westportaal te Amiens 13e eeuw tonen de vrouw in de pot en de engel die de visioenen verklaart. Op een fresco van Castagno in de kapel van San Tarasio te Venetië draagt Zacharia - met zware baard, heldere ogen en een weke mond - een banderol met zijn naam. Katzenellenbogen 1961. | |
[pagina 241]
| |
Claus Sluter, Zacharia, een van de figuren aan de Mozesput, 1403-05, kartuizerklooster Champmol te Dijon.
|
|