Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdHaggairiep, toen een tiental jaren na de terugkeer van de joden uit de Babylonische Ballingschap de herbouw van de tempel stagneerde (»Ezra), in een viertal profetische toespraken in 450 v.C. op tot hervatting van dit voor de joodse identiteit zo belangrijke werk. Hij richtte zijn oproep tot de Perzische landvoogd Zerubbabel, die volgens 1 Kron. 3,10-19 een kleinzoon van koning Jojakin (»Koningen) en dus een afstammeling van David was, en tot de hogepriester van Jeruzalem Jozua. Haggai had echter vooral die groepen van de bevolking op het oog, die aan de deportatie naar Babylon ontsnapt en in Jeruzalem achtergebleven waren en die geen heil zagen in de inspanningen van de gerepatrieerden, onder meer omdat dezen sterk van hen verschilden in liturgische opvattingen. Tijdens de ballingschap had immers de ontwikkeling van synagogale vormen van eredienst niet stilgestaan. Zij weken aanmerkelijk af van de liturgie te Jeruzalem. Haggai wijst dan op de prachtige huizen waarin zij zelf wonen, terwijl Jahwe's huis nog een ruïne is. Men moet de bergen in gaan om hout te kappen en aan het werk gaan. Gebeurt dit niet, dan zal als straf misoogst door droogte volgen. Ook de nieuwe, nu te herbouwen tempel zal heerlijk zijn, heerlijker dan de eerste, is de boodschap van Haggai.
Haggai, wiens naam zoiets als ‘Zondagskind’ betekent en wiens kleine boekje als tiende | |
[pagina 96]
| |
Haggai voorspelt de geboorte van Jezus, miniatuur in de Gumbertus-bijbel, einde 12e eeuw. Universiteitsbibliotheek, Erlangen. Tekst uit de Vulgaat op Haggai's banderol: ‘Komen zal de verlangde door alle volkeren’.
onder die van de twaalf kleine »profeten wordt gerangschikt, had relaties met de, tijdens de ballingschap achtergebleven boeren uit Juda - zo leidt men af uit zijn opvatting dat een storing in het verbond tussen Jahwe en zijn volk, zoals het ontbreken van een tempel, moest leiden tot misoogst en hongersnood. Met de profeet Zacharia heeft hij zijn stempel gedrukt op het post-exilische jodendom. In de Rabbula-codex 586 draagt Haggai een baard en is hij als profeet kenbaar door de boekrol in zijn hand. Lang grijs haar en een baard draagt hij op een miniatuur in de Gumbertus-bijbel (einde 12e eeuw), waar hij met een voorspellende tekst in de hand bij een afbeelding van Jezus' geboorte staat. Voorstellingen van zijn werkzaamheden komen voor als bijbelillustraties, zoals in de Bijbel van Roda ca. 1000 (Haggai roept op tot herbouw van de tempel) en de Gebhard-bijbel uit Admont 12e eeuw, bewaard te Salzburg (hij kapt balken bij de tempel). Een kleine cyclus, waarop Jahwe op de verwoeste tempel wijst, de prachtige huizen van de achterblijvers zijn uitgebeeld en de droogte als straf wordt voorgesteld, vindt men op de reliëfs aan de plinten van de westelijke façade te Amiens 1220-36. Op de gordingen aan het noorderportaal aldaar (kort voor 1288) wijst Haggai naar de berg waar het hout vandaan moet worden gehaald. De voorstelling op een miniatuur uit Liber viaticus (Boek voor onderweg) van Johann von Neumarkt 1360-64, waarop de profeet boven een altaar zweeft, berust op een misverstaan van de Vulgaattekst (1,13), waarin Haggai ‘angelus’ (bode/engel) van Jahwe heet. In Albi staat in het koor zijn beeld uit de 15e eeuw. In Karaulik Kilise in Göreme (Cappadocië, Turkije) is hij tweemaal op fresco's als heilige afgebeeld (ca. 900 en ca. 1210). Katzenellenbogen 1952 en 1961. |
|