Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdLot,een neef van Abraham, trok - aldus berichten in het boek Genesis 11-14 en 19 - met zijn familie weg uit het Chaldese Ur en vestigde zich in Kanaän, later in Sodom. Op voorspraak van Abraham werden Lot, zijn vrouw en zijn twee dochters gered uit het door drie mannen, Jahwe en twee engelen, aangezegde godsgericht tegen de zedeloze steden Sodom en Gomorra, waar nog geen tien rechtvaardigen bleken te wonen. De zedeloosheid bleek uit het begerig opdringen van de mannen van Sodom naar de twee mannen/engelen, die Lot uit de verdoemde stad kwamen weghalen en die bij hem te gast waren. Op de vlucht overtrad Lots vrouw het verbod om om te zien naar de verwoesting van de stad door het hemelse vuur, waarop zij in een zoutzuil veranderde. Lot trok zich met zijn ongehuwde dochters terug in een grot. De twee meisjes, bevreesd om in den vreemde alleen en kinderloos te zullen blijven, voerden hun vader dronken om dan beurtelings bij hem te gaan liggen, zodat ze van hem zwanger werden. Zo werd Lot de verwekker van twee stamvaders van Israël vijandige volkeren: Moab (= uit vader) en Ben-Ammi (= zoon van bloedverwant), respectievelijk van de Moabieten en de Ammonieten.
Latere bijbelboeken noemen Lot de rechtvaardige (Wijsh. 10,6 en 2 Petr. 2,7). In de Abraham-verhalen fungeert hij als figuur die de held en hoofdpersoon duidelijker moet doen uitkomen: Lot kiest inhalig de beste weidegebieden, terwijl Abram edelmoedig met de onvruchtbare tevreden is (Gen. 13,7-12), en tweemaal geeft de aartsvader zijn volle inzet om zijn neef te hulp te komen (14,12-16 en 18,23-33). De joodse traditie noemt »Ruth - met de bedoeling de afstamming van de Moabitische tot die van Abraham terug te brengen - een nakomeling van Lot. De betekenis van Lots naam is niet bekend. De koran voert Lut (Lot), die een profeet genoemd wordt, herhaaldelijk op als het toonbeeld van een vroom man tegenover een uiterst verdorven volk. De belangstelling voor Lot heeft te maken met de parallel die getrokken wordt tussen zijn geschiedenis en de problemen van Mohammed met de bewoners van Mekka. De vrouw van Lot zou de verraadster zijn geweest van de gasten van | |
[pagina 165]
| |
Lot en wordt daarom mateloos veracht. In de christelijke typologie van de patristische en middeleeuwse auteurs (onder meer Gregorius de Grote ca. 600 Regula pastoralis; Rhabanus Maurus ca. 825 Genesis-commentaar) was, gebaseerd op Luc. 17,28-37, de ondergang van de twee steden beeld voor het wereldeinde en Lots vrouw voor de zondige mens, die fataal naar het afgezworen boze leven omziet. Hendrick Goltzius, Lot en zijn dochters, doek, 1616. Rijksmuseum, Amsterdam.
Lots geschiedenis werd - soms aanduidend, soms uitvoerig verhalend - afgebeeld op een bewaard gebleven sarcofaag (ca. 340, San Sebastiano Rome), op fresco's (catacombe aan de Via Latina te Rome, tweede kwart 4e eeuw; veel later die van Guisto de' Menaboi 1348-53 baptisterium Padua), op mozaïeken (Santa Maria Maggiore 432-40 Rome: wellicht naar het voorbeeld van oudere, joodse cycli); op minitiaturen, zoals in de Weense Genesis 6e eeuw; in de Cotton-bijbel | |
[pagina 166]
| |
ca. 600 (uit dit in 1731 verloren gegane handschrift bleef een miniatuur met het wangedrag van de Sodomieten ten opzichte van Lots gasten ten dele gespaard); in een Byzantijnse Octateuch uit de 11e eeuw (met de meest uitvoerige cyclus), op tekeningen, zoals in de Velislai-bijbel ca. 1340-50; in kronieken (Wereldkroniek van Rudolf van Ems 1250/54: een kuise bedscène van Lot en zijn dochters) en in sculptuur (in de kapittelzaal ca. 1280 in Salisbury). Als afzonderlijk thema koos men het vertrek uit Sodom (Rembrandt pentekening ca. 1632; schilderijen van Rubens ca. 1615 en ca. 1625), de verwoesting van de stad (de Veronees Pitati ca. 1520: Lot en zijn dochters met de stadsbrand op de achtergrond; Turner 19e eeuw) of de episode met de vluchtende vrouw van Lot (schilderij aan Dürer toegeschreven 1498). De pikante geschiedenis van Lot en zijn dochters, die zich in een grot (Weense Genesis) of in een kamer afspeelt (Moravisch handschrift ca. 1215; Bobdol beeldbijbel ca. 1356), werd in de middeleeuwen verdoezeld (westportaal kathedraal te Lyon ca. 1310) of zedig weergegeven (Aelfric-Pentateuch 11e eeuw). Uitzondering is een paneel aan het altaar van Meester Bertram ca. 1379 in Hamburg met niet mis te verstane gebaren van de meisjes. Eenmaal, op een ivoren doosje uit ca. 1400, is de scène pendant van het rendezvous van Aristoteles met Phyllis en van Simson met Delila (schatkamer dom Münster). Zij gold - hier en daar ook nog lang daarna - tevens als illustratie van en waarschuwing tegen geraffineerde vrouwenlist en overmacht (Rembrandt pentekening ca. 1632 Weimar; Rembrandtleerling ca. 1635-40 Catharijneconvent Utrecht). Vanaf de renaissance was deze morele les ook aanleiding tot een pittige erotische scène op een prent of als wandversiering in koopmans- en magistratenhuizen: in de grafiek bij Van Leyden (kopergravure) 1530, Agostino Carracci (gravure) ca. 1575 en Gerard ter Borch de Oudere (ets) 1632; in de schilderwerken van Lucas Cranach de Oudere ca. 1510, Cariani ca. 1525 (die zich vergiste en Lot met drie dochters schilderde), Altdorfer 1537, Massys 1563 en 1564 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel, met als pendant het van meer kuisheid getuigend verhaal van »Susanna en de ouderlingen), van Wwtewael ca. 1600, Goltzius 1616 (Rijksmuseum Amsterdam), Furini ca. 1630, Lorenzo Lippi midden 17e eeuw, Vouet 1633; De Troy 1745 en de classicist Vien ca. 1875. Lot zelf - soms met Abraham in een medaillon afgebeeld (9e-eeuws handschrift in Milaan; Praagse Genealogie ca. 1300) - werd altijd als een wat oudere, baardige man voorgesteld. De vermelde typologische functie als verwijzing naar de wereldbrand ziet men bij de betreffende passage in het boek Genesis ter verduidelijking aangewend in Byzantijnse evangeliehandschriften uit de 11e eeuw. In de Speculum-literatuur werd deze passage als parallel voor de hellestraffen bij Jezus' Nederdaling ter Helle afgebeeld, en in de Biblia Pauperum als parallel voor het wereldeinde. In de Bible Moralisée uit Oxford (13e eeuw) is Lots vrouw verwijzing naar nonnen die haar geloften ontrouw werden en de incest-scène verwijzing naar bekoringen door de duivel. In de literatuur verschafte de ondergang van de steden stof voor een drama van Meisner en Stodolius, dat in 1586 in Praag opgevoerd werd, en voor een stichtende tragedie, in 1607 te Straatsburg gespeeld, van Saurius, die gebruik maakte van oudere motieven en massascènes inlaste. Het onderwerp werd rond de laatste eeuwwisseling weer opgenomen door Sudermann en de Kroaat Krleza (ca. 1914-18). Giraudoux verwerkte in de rampspoed van de steden Sodome et Gomorrhe 1943 de huwelijksproblematiek van enkele protagonisten. G.B. Predieri schreef in 1746 een oratorium La Fuga di Lotte. |
|