Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Jezus (zoon van) Sirachuit Jeruzalem was een joodse schriftgeleerde die kort voor het Makkabeese verzet tegen de Seleucidische overheersing ca. 180-70 in Palestina het bijbelboek Wijsheid van Jezus Sirach schreef. De titel is genomen uit de colofon op het einde van het boek (50,27). De inhoud ervan bestaat voor het grootste deel uit een niet gering aantal spreuken, die in kleine groepen van ongeveer tien gebundeld zijn en verwantschap vertonen met die van het oudere boek Spreuken (op naam van »Salomo gesteld). Zij behandelen in het eerste deel van het boek een rijk gebied aan menselijke ervaring op het terrein van het familiaire en maatschappelijke leven. Een tweede deel bevat een loflied op Gods openbaring in de schepping (42,15-43,33) en een gedicht over de Wijsheid, zoals die bleek in de geschiedenis van het volk van God (44,1-50,24). Het slot wordt gevormd door een abecedarische hymne over de liefde tot de Wijsheid. Aan het boek gaat in de Griekse vertalingen een woord van de kleinzoon van Jezus Sirach vooraf, die deze vertaling in of kort na 132 v.C. in Egypte bezorgde.
Jezus Sirach was een zeer bereisd man die enerzijds de hellenistische wereld goed kende en een open oog had voor wat er omging, maar die anderzijds nogal conservatief vasthield aan de mozaïsche Wet en de traditionele joodse vroomheid. Hij was in staat om in zijn leergedichten verrassende, kleine zelfportretten te verwerken (onder meer 24,30-34; 39,1-11). Sommige clusters spreuken zijn gedichten van een niet onbelangrijke literaire kwaliteit, zoals de liederen over de eerbied voor God (onder meer 1,11-21), over de Wijsheid (24,1-22) en over de schepper en bestuurder van de wereld (39,12-35). De tekst van het boek, dat bij de rabbijnen ‘Boek van Ben Sira’ heet, in de Septuagint ‘Wijsheid van Jezus, zoon van Sirach’ en in de westerse kerk al vanouds de nog te verklaren naam ‘Ecclesiasticus’ draagt, werd oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven. Nog Hieronymus ca. 400 heeft deze tekst gekend. Sindsdien was die tekst verloren en moest men zich tevreden stellen met Griekse en Syrische vertalingen. Op het einde van de 19e eeuw en in 1930 vond men in een Geniza (bewaarplaats voor versleten Wetsrollen en dergelijke) in Oud-Caïro grote stukken van de oorspronkelijke tekst uit handschriften van ca. 1000 terug. Het boek hoort niet tot de joodse canon, maar wordt in de commentaren wel met respect geciteerd. In de christelijke kerken was het dermate geliefd en zo vaak bij de voorlezingen gebruikt dat het daarom volgens een uitleg, de naam kerk(elijk) boek: Ecclesiasticus kreeg. Volgens een andere interpretatie werd deze naam ontleend aan het feit dat dit boek niet als canoniek, maar slechts als een kerkelijk geschrift beschouwd werd, gebruikt bij de voorlezing in de liturgische diensten. Ideeën uit ‘Wijsheid’ hebben hun invloed gehad op de gedachtenwereld van de vrome joodse sekte van Qumran bij de Dode Zee, waarvan in 1947 een deel van de bibliotheek werd teruggevonden, en op die van het Nieuwe Testament. In de christelijke theologie heeft de joodse wijsheidsopvatting samen met de Griekse Logos-leer een grote betekenis gehad voor de ontwikkeling van de ideeën over de Drieëenheid en de christologie. De als persoon voorgestelde Wijsheid (24,1-22) werd door christelijke denkers met de neo-platoonse begrippen over de Logosdemiurg (een tussenpersoon als verbinding tussen de schepper en de kosmos) gecombineerd met de nieuwtestamentische Zoon van God, die in Jezus mens werd. Eenzijdige benadrukking in deze combinatie van Jezus' god-zijn ten koste van zijn mens-zijn - gegroeid uit verzet tegen de ontkenning, vooral door ariaanse christenen, van het eerste - beheerste tot voor kort met schadelijke gevolgen op velerlei gebied de christologie. Moderne theologen zoals Rahner, Schoo- | |
[pagina 124]
| |
Jezus Sirach, Judit en Jozef van Egypte, sculpturen aan het noordelijke portaal van de kathedraal van Chartres, na 1224. Onder Jezus Sirach is op de sokkel een kerkbouwer geplaatst, toespeling op de Latijnse naam van zijn boek, Ecclesiasticus; onder Judit een hondje als symbool van de Trouw; onder Jozef de vrouw van Potifar die luistert naar inblazingen van de duivel.
| |
[pagina 125]
| |
nenberg, Pannenberg en Schillebeeckx zoeken sinds Renan 1862, Strausz 1865, Schweitzer 1906 en Bultmann 1926 naar het herstel van het juiste evenwicht in de benadering van de persoon van Jezus van Nazaret. Jezus Sirach werd zelden afgebeeld. De vroegste afbeelding is een auteursportret van de man in een Syrische bijbel uit de 7e eeuw: een staande figuur van middelbare leeftijd met donkere baard en coiffure in antieke toga met een codex in de hand onder een door zuilen gedragen arcade. Op een miniatuur uit ca. 950 is hij, gezeten op een klapstoeltje, in gesprek met de vorstelijk tronende Salomo - beiden met een codex op de schoot - terwijl de donkergesluierde vrouwe Wijsheid met boekrol achter hen toeluistert. Als »profeet, oudere man met baard, komt hij te midden van andere profeten voor op een miniatuur in de Bijbel van Buchanan uit ca. 1190. Eenmaal werd hij - jonger, de voeten elegant op twee gestileerde koolbladeren en met een tekstbanderol in de handen - door een meester na 1224 in steen gekapt aan het noorderportaal van Chartres, herkenbaar als pendant van de andere spreukendichter, koning Salomo, en aan de console, waarop kerkebouwers verwijzen naar de Latijnse naam van zijn boek: Ecclesiasticus. De liederenverzameling Ecclesiasticus of de wijse sproken van Jesu soons Syrach, geschreven door de 16e-eeuwse dichter en componist Fruytiers, werd nog in 1898 herdrukt. Van den Born 1968; Katzenellenbogen 1959; Leroy 1952; Von Lips 1990; Von Rad 1985. |
|