| |
| |
| |
Tiende Hoofdstuk. Het Amerikaansch.
[1o. Het oude Amerikaansch-Nederlandsch.]
Het Amerikaansch verdeelen wij in Oud- en Jong-Amerikaansch. 1o. Het oude Amerikaansch-Nederlandsch. W. Carpenter: Dutch Contributions to the Vocabulary of English in America. Modern Philology, vol. 6, 1908 blz. 53-68. J. Dyneley Prince: The Jersey Dutch dialect, Dialect Notes 1910 blz. 459-484 (cf. Tijdschr. Mij. Dl. 32).
In 1609 voer de ontdekker Henry Hudson, een Engelschman, in dienst onzer Oost-Indische Compagnie, op haar schip ‘De halve maen’ den mond der rivier binnen, die zijn naam zou vereeuwigen. In de volgende jaren rustten verschillende Amsterdamsche kooplieden schepen uit, om voor kralen en katoen, de rijke pelterijen dezer streken in te ruilen, en in 1613 stonden op Manhattan Island reeds vier Hollandsche huizen. In 1614 en 15 werden respectievelijk de factorijen Nieuw-Amsterdam en het fort Oranje gesticht, en zoo was de kolonie dus voorloopig gegrondvest. Toen in 1621 de West-Indische Compagnie werd opgericht, droegen de hooge bewindhebbers de nieuwe bezitting aan haar over, en nu arriveerde twee jaar daarna op het schip ‘Nieuw Nederland’ de eerste bezending vaste kolonisten, een 30 gezinnen sterk. Sommige van hen vestigden zich te Manhattan, anderen voeren verder de rivier op tot Fort Nassau, juist onder Albany, waar een paar jaar tevoren 12 soldaten in garnizoen waren gelegd; en nog een derde deel zette zich neer aan een baai der binnenkust van Long-Island: de Walebocht, thans Wallabout geheeten. Twee jaar later kwamen er 45 nieuwe kolonisten bij. In 1626 werd op het eiland Manhattan het fort Amsterdam gebouwd om de 30 huizen met 200 Nederlandsche inwoners te beschermen. In 1628 klom hun getal tot 300. Nu ontstonden er ook nog verschillende andere kleine nederzettingen, zooals Bergen, Hoboken en Jersey City, welke twee laatste in 1632 of 33 door Michael Pauw werden versterkt op het Staaten-eiland (later Staten Island). Deze nederzetting leverde echter weinig voordeel op, en werd na zeven jaar door de West-Indische Compagnie verkocht. Naar zijn stichter is evenwel de naam van het land Pavonia gebleven. Aan de Zuidpunt van het Lange eiland (Long Island) verrees nu Nieuw-Utrecht, en tegenover Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Breukelen (thans Brooklyn). Al langer hoe meer breidde zich nu in het Oosten tot aan de Connecticut-rivier, en in het Zuiden tot aan Delaware, waar Kaap Hinlopen nog onze herinnering bewaart, de kolonie uit: in 1653 telde Nieuw-Nederland 2000 inwoners, in 1664 reeds 10.000, waarvan 1600 alleen in de stad Nieuw-Amsterdam. Dit waren echter volstrekt niet allemaal Nederlanders, maar zij vormden toch het meerendeel, en natuurlijk het invloedrijkste deel der bevolking. Hier leefde dan ook de dichter Jacob Steendam, en schreef er zijn ‘Klagt van Nieuw-Amsterdam’, hier dichtten ook Hendrik
| |
| |
Selyns en de Sille, beiden hooge ambtenaren, medehelpers van den bekenden gouverneur Stuyvesant. Maar in 1664 werd van wege ‘the royal buccaneer’ en zijn ‘African Company’ door kolonel Richard Nicolls Nieuw-Nederland voor Engeland veroverd, en Nieuw-Amsterdam werd ter eere van den koninklijken vrijbuiter New-York geheeten. De korte herovering van 1673-74 kon aan den stand van zaken niets veranderen. Onze moedertaal, die nog beter dan het Fransch in Canada, een breede streek Amerikaansch cultuurland had kunnen veroveren, was door dezen rooftocht aan gene zijde van den oceaan ten lang-zamen ondergang gedoemd. Een eeuw lang nog behielden de oude Nederlanders den meesten invloed. Tot in 1773 was te New-York de officieele school zuiver Nederlandsch gebleven, maar toen besloot de Kerkeraad, dat beide talen, Engelsch en Nederlandsch zouden onderwezen worden. Van Bombeler was de laatste bijzondere onderwijzer die in 1785 nog uitsluitend Nederlandsch onderwees, en zijn opvolger was reeds de laatste die nòg Nederlandsch gaf. In dien tijd begon men de kinderen te straffen als ze Hollandsch praatten. Immers de slaven in de keuken praatten ook Hollandsch! In 1764 werd te New-York het eerst in het Engelsch gepreekt. Maar nog in 1800 werd in verschillende gemeenten van den kansel het Nederlandsch gehoord. Men meende tot nu toe, dat sindsdien onze moedertaal daar was uitgestorven. Maar kort geleden heeft J. Dyneley Prince in Bergen County nog een groep van ca. 200 bejaarde lieden ontdekt, die allen nog onze moedertaal spreken. Voor dertig jaar, verhaalt hij, was dit Nederlandsch dialect nog de lingua franca in de meeste landbouwdistricten van Noord New-Jersey, en werd er algemeen door Fransche, Duitsche, Engelsche en Nederlandsche kolonisten gebruikt. Maar de openbare school maakte hier van lieverlede een einde aan, en het jonge, nu reeds volwassen geslacht, heeft van z'n oude moedertaal niets dan de articulatiebasis, een eigenaardig zingtoontje, en een reeks Hollandismen over. - Des te verdienstelijker is het daarom, dat Prince, reddende wat nog te redden viel, in een met zorg bewerkte studie, ons de taal dier oude menschen heeft vastgelegd. En al doet zich vooral het gemis aan een door-loopenden tekst nog al erg gevoelen, wij moeten hem toch zeer dankbaar zijn voor het vele goede dat hij bood. - Vooreerst nu, is het de moeite waard op te merken, dat onze taal er in twee tamelijk sterk verschillende variëteiten is blijven leven: 1o. een dialectisch Nederlandsch, in den mond der oude Nederlanders zelf, 2o. een soort Neger-Hollandsch in den mond hunner oude negerslaven, die her en der verspreid zitten, maar nog in een klein stammetje bijeen wonen op den berg achter Suffern N.Y. Deze laatsten zijn echter erg één-kennig en schuw, zoodat Prince met hen niet in relatie kon komen, en zich alleen op een Negro-Minzi-Indiaan te Ringwood voor dit dialect moest verlaten. - Bezien wij dus eerst het dialect der oude Nederlandsche kolonisten,
| |
| |
dan valt het ons aanstonds op dat de meeste dezer Amerikaansche klankovergangen en woorden, als bang: baang, zwart: swaart, kaas: kaes, paard: paerd, laag: leeg, blauw: blaauw, zeven: zeuven, schotel: sch(j)uttel, vogel: f(v)eugel, door: deur, moest: most, boontjes: bont(s)jes, vrouwmensch: vraaume(n)s, vuur: vier, nacht: naacht, (gereedschap: greeskap), papier: pampier, venster: faengster, (Verschuur § 168), lang: laank, wolf: woalf, stront: stroant, vleesch: vleisch, been: bîen, stierf: sturf, enkel: enkeld, framboos: braembo(e)z(em), een mis(se) (= een misslag) sinds: sins, zakdoek: neusdoek, enklaauw (Verschuur: ienkloue) aenkleve, g: h, allegaar: allehaar, aardappelen: patatten, zij: hullie, weliswaar ook in andere Nederl. dialecten voorkomen, maar toch nergens in zoo gesloten reeksen als in 't Zeeuwsch. Zie M. van Weel en A. Verschuur l.c. Wij trekken dus onbevreesd de conclusie: de meeste Amerikaansche kolonisten van 1613-1664 stammen uit Zeeland. Naar Brabant en Vlaanderen wijzen daarentegen 1o. de nasaleering der klinkers voor n + consonant en verder de woorden: moede: moech, braam: broam, baas: baos, veel: veul; maar die kunnen ook wel ergens in Zeeland voorkomen, temeer, daar wij tot in Goeree overal Vlaamschen invloed op het Zeeuwsche dialect kunnen vaststellen; een interessante beteekenisovergang is ellendig: volledig, min of meer te vergelijken met het Afrikaansch braaf: zeer.
Verder heerscht er een algemeen verval van buigings- en vervoegingsvormen: een Creoliseering dus, die echter nog niet zoover is gegaan als in het Afrikaansch. Het lidwoord is vast ‘de’, ook voor onzijdige woorden, het betrekkelijk voornaamwoord is ‘wat’ of ‘die’, zonder onderscheid van geslacht of beteekenis, eveneens de aanwijzende vrnw.: dit, deuze, daat, b.v. de wette huis, daat maan, de maan waat (of die) ek chjezien hev. De meervoudsuitgang -s komt nog voor in apels, hoenders, broeders, maar is bijna overal elders vervangen door -e. Van de naamvallen zijn er slechts sporen meer over in staande uitdrukkingen zooals choeien avond. De persoonsuitgangen van het werkwoord komen hier en daar nog voor, maar mogen evengoed weggelaten worden: men mag evengoed zeggen: hai chaan, zien, doen, als hai chaat, ziet, doet, hai ben, hai heb of hev als hai es, hai het; wai ben, wai heb of hev als wai benne, wai hebbe of hevve. De Praeterita waas en haad zijn in alle personen onveranderlijk. De tweede verleden tijd heeft altijd hebbe of hevve, nooit weze. Het Engelsch heeft hier natuurlijk op allerlei wijzen toe meegewerkt. Zoo werden hebben tot hevve; om werd tot fur; het Passief wordt altijd omschreven met weze. Ze kome hier fur bechrave te weze; ek chaan fur te doen it. Trouwens wij treffen natuurlijk ook allerlei echt-Engelsche woorden of vertalingen aan, zoo keer = Engl. care; laike = Engl. like; grootkend: grandchild; toe en vrô (heen en weder) = Engl. to and fro; boddere = Engl. to bother; trubbel = Engl. trouble;
| |
| |
daat belaangt en unz: that belongs to us; nut (niet) = Engl. not; ook (eik) = Engl. oak, enz. enz.
Teksten geeft Prince helaas niet veel. Hij begint met een kinderliedje, dat niet alleen hier te lande nog gehoord wordt, maar ook in verschillende deftige Oud-Hollandsche families als de Du Rieu's en de Roosevelts te New-York en Washington is bewaard gebleven. Ook in Zuid-Afrika komt het voor. Ik geef hier naast elkander 1o het Afrikaansche, 2o het Rooseveltsche, 3o dat van Prince:
Trippe, trappe, trone |
Trippe, trappe, tronsjes |
Triep a trop a troontsjes |
Varkies in die bone |
De varkens en de boontjes |
De vaarkez en de boontsjes |
Gansies in die groene gras |
De koetjes en de klaver |
De koe-tsjes en de klaver |
|
De paardjes en de haver |
De paert-sjes en de haver |
Eendjes in die waterplas |
De eendjes in de waterplas |
De eent-sjes en de waterplaas |
'k Wou dat kindjie groter was |
Zóo groot mijn klein Jantje was. |
Splis splaas, splis splaas |
Om al die diertjes op te pas. |
|
Aal en de maant vaan Aapril. |
Volkskunde Deel 23, 1912, blz. 203 vlgd., 240. Deel 24, 1913, blz. 123 vlgd.
Eenige interessante zinnetjes, die althans een zwak denkbeeld van de conversatietaal onder die oude Hollanders kunnen geven, zijn nog de volgende:
Dae was twaalf broeders, die kwamen over hier vaan Hollent en die hae settelte (Engl. settled) op de riever (Engl. river) maar twie vaan ze chenge naar Ohio toe. - Zaau je laike (Engl. like) met mai uit te chaan. - Ek hoop ek saal je weer ziene entsje taid ov en aanders (Engl. again some time or other). - Ben choeie m nse dîe wat en daat huis woont: het zijn goede menschen die in dat huis wonen. - Ek kwaam naar de Pondkaerk toet (toen) ek tien jaar aaut waas en ek waas daer toet ek twentich jaar aaut waas. - Dae praatte aallehaar duits en die tait; leech duits. - Zai waas de chrootse (grootste) vraauwmens daat ek ooit chjezien haat. - Je ben welkom fur te hev waat ek je chjezait hev: you are welcome to have what I have said to you. - Ek waas een beetsje sjeftich (twijfelachtig) aas (of) hai mai betale zaau ov niet. - Ek was aalaendig enchjenomen met die kaed'l (kerel). - Cheev me twaalf fur aiers (twaalf eieren). - Daat trubbelt me. That troubles me. - Ek haadne (?) abel te weze fur daat te doene (ik zou in staat geweest zijn dat te doen). - Laot ôns chaan, maak jezellef tuis (make yourself at home).
Te Paterson wonen tegen woordig verschillende nieuwaangekomen Nederlandsche families. Daarmee willen onze oude luitjes echter niet veel te doen hebben:
Onze taal ez leech duits en hulliez ez Hollens; kwait daeffrent! (quite different). - En pertie ken ek kwait choet verstane, mer en pertie ken ek niet. - Daa ben beetsje vaan daach daat leve daat duits spreke, ek moet praakiseere.
Carpenter geeft nu verder op, dat er ook nog Hollandsch-sprekende oude kolonisten wonen, hooger op aan de Hudsonrivier in Albany en ook in Schenectady County. Het eenige zinnetje dat aldaar nog iets breeder bekend schijnt, is een echt Hollandsch spreekwoord: ‘Hain werk hain brood’ (hain = geen). Nu volgen eenige zinnetjes in de negro-variëteit. Hier ontbreken alle verleden tijdsvormen enz., het is om kort te gaan een en al Creoolsch.
| |
| |
Ek chaan waech maarge. - Wen (Engl. when) zaal je chaan met main uit en schoote (schieten: Eng. shoot). - Ek hev et schoon (reeds) vergeten. - Ek zaal laik fur te onthaaue: I should like to remember. - Ek ken niet fesse chjesterdaach: I could not fish yesterday.
Een Indiaansch-aandoend bezweringsformulier tegen rhumatiek luidt aldus:
Altait en zomer |
Always in summer |
Staat de zuve boome |
Stand the seven trees (misschien de planeten) |
Eske'n aike en aal de laang voorbai |
Ash and oak and all along past |
Kent niet rolle; waat er opstaat? |
They cannot proceed. What are they standing on? |
En nu ten slotte wat het Jersey-Dutch van een der weinige overgeblevenen die het nog spreken kunnen ao 1913, te Bergen County op New Jersey.
De V'lôrene Zőn. |
De Verloren Zoon. |
En kääd'l had twî jòngers; de êne blêv täus; de andere xöng vôrt f'n häus f'r en stât. Hāi wāz nît tevrêde täus en dârkîs tû râkni ārm. |
Een man had twee jongens; de eene bleef t'huis; de andere ging voort van huis voor een vermogen. Hij was niet tevreden thuis en daardoor toen raakte arm. |
Hāi doǵti ôm dāt täus en z'n vâders pläk. |
Hij dacht aan dat t'huis en zijn vaders plaats. |
Tû zāide: äk zāl na häus xâne. Māin vâder hät plänti. |
Toen zei hij: ik zal na huis gaan. Mijn vader heeft overvloed. |
En tû de vâder zâǵ'm komme, hāi xöng äut en mûten'm en boste z'n zőn en tû broǵt'm in h'm häus. |
En toen de vader zag hem komen, hij ging uit om hem te ontmoeten en zoende zijn zoon en toen bracht hij hem in zijn huis. |
Tû zāide te de kääd'l, de xjehűrde hānt: nāu xân en slāxt het kāl'v en tû nâ dāt xân en nôd de bűre en komme met māin en wāi zāl nāu en fîst häbbe. |
Toen zei hij tegen de man, de huurling: nu ga en slacht het kalf en toen na dat ga en nood de buren en kom met mij en wij zullen nu een feest hebben. |
Māin zőn wāt v'lôre wās äs nāu ôm täus. Nāu zāle wāi en xùje dānkbâr tāit häbbe. |
Mijn zoon die verloren was is nu weer(om) t'huis. Nu zullen wij een goeden dankbaren tijd hebben. |
Tû de āuster zőn zāid: je dên nît zô för māin. Äk blêf täus bāi jāu en jāi nôut mâkte xîn super för māin en dőze xöng vôrt en spandêrde al z'n xält. |
Toen de oudste zoon zeide: je deedt niet zoo voor mij. Ik bleef t'huis bij jou en je nooit maakte geen souper voor mij en deze ging voort en verkwistte al zijn geld. |
Nāu kommt hāi ôm ārm. Nāu màkt je en fîst - en x'rôte super - för hőm, dāt jāi nôut dên för māin. |
Nu komt hij weer arm. Nu maak je een feest - een groot souper - voor hem, dat je nooit deedt voor mij. |
Tû de vâder zāi: äk bän blāit; äk bän dānkbâr dāt māin zőn nox lêft en äz täus in xjezonthāit. |
Toen de vader zeide: ik ben blijde; ik ben dankbaar dat mijn zoon noch leeft en is thuis in gezondheid. |
Ziedaar wat van onze taal nog over is in den mond dier oude kolonisten. De invloed, dien het Nederlandsch echter op het Amerikaansch-Engelsch van New-York en omstreken heeft uitgeoefend, is vooral in den woordenschat van belang. Behalve eenige namen van steden en personen, zooals Breukelen: Brooklyn, Kuyper: Cowper, Cooper, Pannebakker:Pennypacker, Vanderbilt, Roosevelt, Stuyvesant enz. vinden we nog een heele reeks alledaagsche
| |
| |
woorden, veel meer dan men verwachten zou, en zelfs nog eenige meer dan Carpenter, op wien deze lijst hoofdzakelijk berust, uit verschillende bronnen wist bijeen te garen.
| |
Nederlandsche woorden in 't Amerikaansch-Engelsch.
afease, afeese bijv. nmwd. zie fease. |
applejees: appelbeignets. |
awre-grietchies: maize coarsely ground (Ndl. aar + grutjes). |
bedrooft, bedrowft, bedruft: bijv. nwd. miserable, despondent (contempt), sad, sarrowful, gloomy (Ndl. bedroefd). |
bindery: boekbinderij. |
binnacle, binnakill, bennakill: the smaller channel of a river running back from the main stream (Ndl. binnen + kil). |
blawker: a flat bedroom candlestick (Ndl. blaker). |
blickey, blickie: a tin pail (Ndl. blikje). |
blummachie: flower, blossom (Ndl. bloemetje). |
blummey, blummie: flower, blossom (Ndl. bloempje, bloempie). |
bockey: a dish made from a gourd (Ndl. bakje). |
boonder w.w.: to brush away, drive away (Ndl. boenderen). |
boss: master, patron (Ndl. baas). |
bush: a wood, grove, thicket. as in ‘sigar-bush’ ‘Flatbush’ (Ndl. bosch). |
chais: Ndl. sjees. |
clip: stony (Ndl. klip). Ook: a rock or stone cliff mountain. |
clochmutch: Ndl. klokmuts. |
clove: cleft, ravine, pass (Ndl. kloof). |
cold-slaw, cole-slaw: sliced cabbage served as a salad (Ndl. kool + sla). |
cockey, cookie, cookij a small sweet cake (Ndl. koekje-koekie). |
coss: wardrobe, chest af drawers (Ndl. kas, kast). |
cruller(s): a fried sweet cake, koek van zoet deeg in reuzel gekookt (Ndl. krullers). |
dobber: a fish-line float (Ndl. dobber). |
domine, dominie: a clergyman (Ndl. dominee). |
doorslag: colander-strainer (Ndl. doorslag). |
dope: a thick liquid (Ndl. doop). |
dorp: village (Ndl. dorp). |
dumb: stupid, dull. (Ndl. dom). |
to dump: het afladen van een wagen door |
hem op te wippen (Ndl. dompen). |
fease, feese: disgusting (Ndl. vies). To be fease of a thing or person: I am fease of him, he disgusts me. I am fease of it, vergelijk ook nog afease. |
fike, fyke: a bow-net (Ndl. fuik). Ook fijke-net. |
file: to scrub, mop, scour (Ndl. dweilen. |
file: mop (Ndl. dweil. |
geheist: overreached: he is geheist: he has overreached himself (Ndl. hijschen, geheschen). |
grilly: chili, raw: to day is so grilly, that I shall not go out (Ndl. grillig). |
herkeys, herkies: haunches: ‘squat down on your (herkies’ (Ndl. hurk: op de hurken zitten: hurkjes). |
hockeys, hockies soused pigsbones, the joints above the pochies (Ndl. hakjes). |
honk: huis (Ndl. honk). |
hook: point of land, cape (Ndl. hoek). |
hoople: a child's hoop for trundling (Ndl. hoepel). |
kill: a creek, stream, channel (Ndl. kil). |
kill-fish, killi-fish, killy-fish, killie: a fish nl. fundulus heteroclitus (Ndl. kil-visch). |
kip: a word used in calling chickens (Ndl.kip). |
konkepot: gossip, huzzy, scold b.v. bedrufter konkepot: a miserable scold (Ndl. konkelpot). |
landlooper: landlooper. |
lappey, loppey: small mat made of rags (Ndl. lapje). |
logy: dull, heavy (Ndl. log). |
mollykite: foolishness (Ndl. malligheid). |
mont: basket (Ndl. mand). |
|
| |
| |
niskeery: curious-inquisitive (Ndl. nieuwsgierig). |
off-doch: inclosed stoop (Ndl. afdak). |
olycoek, olycook, olykoek: a sweeet cake fried in fat, a doughnut (Ndl. oliekoek). |
overslaugh: overslag, to - : overslaan. |
Paas: Easter (Ndl. Paasch). |
patroon: proprietor of a manor (Ndl. patroon). |
pile: Ndl. pijl in 't kinderspel. |
Pingster
Pinkster, Pinxter: Whitsuntide; alleen over in Pinksterbloom; Pinkster-flower (Ndl. Pinkster.). |
pinky: een kinderspel (de pinken worden tegen elkaar gelegd). |
pit: the hard kernel of certain fruits (Ndl. pit). |
plock: to settle down (Ndl. plakken). |
pocheys, pochies: soused pigsknuckles: the joints above the toes (Ndl. pootjes). |
poosly: tolerably-indifferently (Ndl. passelijk). |
pottybocker: Ndl. pottebakker. |
pratchey, pratchie: talk-gossip (Ndl. praatje). |
proytel: to boil softly, to chatter, to prattle (Ndl. preutelen, pruttelen). |
pummel-appelye: the berry of the wintergreen (Ndl. pu(o)mmel-appeltje). |
rullichies: Ndl. rolletjes, rolpens. |
Santa Claus: Saint Nicholas (Ndl. |
Klaus: Sinterklaas). |
scow: a flat-bottomed boat (Ndl. schouw). |
scup: a swing, to swing, schommelen (Ndl. schup, schop, schoppen). |
slaw: cabbage salad (Ndl. sla, salade). |
slaw - bank: a folding bed (Ndl. slaapbank). |
slob: bib (Ndl. slobbetje slabbetje). |
sluck: swallow, draught (Ndl. slok). |
snoop: to pry into (Ndl. snoepen). |
snooper: one who snoops (Ndl. snoeper). |
snoopy: sly, stealthy (Ndl. snoepen, snoepig?) in de aanvankelijke beteekenis van: heimelijk uit den suikerpot snoepen). |
snore: a span of horses: een span paarden, Ndl. snoer. |
spec, speck: pork, fat (Ndl. spek). |
spook: a ghost; to haunt (Ndl. spook-spoken). |
spree: a homewoven bed-quilt, usually blue and white (Ndl. sprei). |
stiver: stuiver: men lette hier op de ij voor ui. Evenzoo in het O. Afrikaansch en Neger-Engelsch. |
stoop: entrance platform at door of a house, porch (Ndl. stoep). |
unnozel: silly, simple (Ndl. onnoozel). |
vly, fly, vley
vlei, vlaie a swamp, marsh, shallow pond (Ndl. vallei). |
waffle: a batter cake (Ndl. wafel). |
winkle-hawk: an angular rent in cloth (Ndl. winkelhaak). |
wurst, wust: sausage (Ndl. worst). |
Hoe dit groot aantal woorden te verklaren is, begrijpt men vanzelf als men nagaat, dat er voor de hooge kringen van New-York tot in het begin der 19de eeuw in het Nederlandsch gepreekt werd. Gaandeweg slinkt deze Nederlandsche woordenschat al meer en meer ineen. Wie bijvoorbeeld Schele de Vere's: Americanisms uit het jaar 1872 doorleest, kan daar nog een heele reeks Hollandsche woorden en uitdrukkingen aantreffen, waarvan Carpenter vijf-en-dertig jaar later geen enkel spoor meer kon terugvinden. De Hollandsche vasthoudendheid van karakter leeft hier echter onverzwakt. En nog ten huidigen dage slaagt er de Holland Society zóó goed in, de oude afkomst en karaktertrekken in eere te houden, dat toen nog geen tien jaar geleden de New-Yorksche burgemeester door z'n tegenstanders geniepig was aangevallen, hij onder algemeen applaus kon antwoorden: Tell my opponent that I am of an old Dutch character.
| |
| |
Jammer genoeg spreekt echter uit onze woordenlijst ook weer nog een andere niet zoo mooie Hollandsche eigenschap, met minder emphase, maar wellicht met onverzettelijker waarheidsklem: ons gemis aan hoogere idealen, ons opgaan in louter stoffelijke belangen. Woorden voor innerlijke beschaving, voor kunst en wetenschap, voor gemoeds- en gevoelsnuancen, voor deugden en ondeugden, voor godsdienstige of wijsgeerige begrippen hebben de Amerikanen niet van ons overgehouden, misschien nooit van ons gehad. 't Zijn louter huis- en tuintermen, en dat nog wel van een heel ordinair-denkende koopmansfamilie. ‘Nieuwsgierig’, ‘vies!’ en al de namen voor toespijzen teekenen de zindelijke, graag alles wetende, trouw den pot kokende Hollandsche huisvrouw, en eenige kinderwoorden doen daar tamelijk gezellig tusschen. Maar van ethische of intellectueele verheffing geen spoor. Gelukkig echter hebben wij later deze fout zoo goed mogelijk hersteld. Want de tweede Nederlandsche immigratie was onder dit opzicht grooter en rijker dan de eerste. En is de eerste Nederlandsche nederzetting waarschijnlijk voor een groot deel medeverantwoordelijk voor de overdreven Amerikaansche rijkaardsallures, ‘wat Amerika dusver voor het bezwijken onder deze geldkoorts behoedde, zegt Dr. Kuyper, was dan ook schier uitsluitend de veerkracht van het religieuse leven;’ en tot dit religieuze leven heeft ongetwijfeld de tweede Nederlandsche immigratie het hare rijkhandig bijgebracht.
| |
2o. Het nieuwe Amerikaansch.
Omtrent het midden der 19de eeuw (sinds 1845) zijn tal van Gereformeerden, later Afgescheidenen geheeten, naar Noord-Amerika vertrokken, omdat zij hier in het land hun godsdienstplichten volgens hun eigen overtuiging niet onbelemmerd konden uitoefenen. Zij trokken vooral naar Michigan, Illinois, Wisconsin, Ohio, Minnesota, Iowa, Kansas, Dakota, Nebraska en New-Jersey, stichtten er o.a. de bijna nog uitsluitend Nederlandsche stad Holland-Michigan en allerlei dorpen onder den naam der Nederlandsche provinciën: Utrecht, Zeeland, Drenthe, Overijsel, enz. In het nabijgelegen Grand-Rapids alleen leven thans nog bijna 30,000 Hollanders bijeen. Alles te zamen wonen er in de Vereenigde Staten thans meer dan een kwart millioen Nederlanders en verschijnen er onder hen 20 maand- en weekbladen in onze taal: 18 Protestantsche en 2 Katholieke. Bovendien telt b.v. Chicago alleen minstens 30,000 Nederlanders, waaronder vele Vlamingen.
Omtrent de lotsverwisselingen onzer taal te Michigan en omstreken, krijgt men een indruk uit de genoemde maand- en weekbladen. ‘Wat taal betreft, is Pella's weekblad, schoon ook rijk aan fouten, het beste. In het algemeen wordt er in al deze bladen op geslacht, naamval en spelling zeer weinig acht geslagen. Als één staaltje uit vele wil ik hier eenige regelen uit ‘de Hollander’ overnemen.
| |
| |
‘Een nieuwsgierige plechtigheid (blijkbaar vertaald uit het Engelsch) heeft onlangs in Siam plaats gehad, ter gelegenheid der dood van een der oudste witten olifanten - een der goden van de Siamezen. Een geheele natie buigt zich neder voor deze beroemde godheid. Het is het zinnebeeld van de koning van Siam. De schoonste en kostbaarste giften worden aan die dieren gegeven, om rede, door een geloof overtuigd, in de zielsverhuizing gelooven de Indianen, zelfs op de huidige dag, dat een zoo koninklijk dier niet anders kan dan bezielt zijn door de geest van een God of keizer.... De koning van Siam is de eenigste waarvoor het zijne knie buigt en de Monarch beantwoord de bejegening’ enz. Onder invloed van den Statenbijbel waarschijnlijk komen soms de persoonlijke voornaamwoorden in de plaats van het woordje zich, b.v. ‘dat die partij haar niet schaamt’, en ‘indien nu die voorstanders henzelven alleen maar zouden renueeren.’
Verder trekken de volgende uitdrukkingen om een of andere reden de aandacht:
‘Volgens berichten verspreidt de ziekte verder het land door.’ - ‘Zij boezemen angst en schrik aan de bevolking.’ - ‘Zij gaan naar beliefte, in en uit de huizen.’ - ‘Men zegt dat de statistieken, hierboven gegeven, zoo geloovenswaardig zijn dan eenige die tegenwoordig kunnen verkregen worden.’ - ‘De Democratische partij is verdund.’ - ‘Bovenstaande geeft ons eenige opheldering in betrekking onderstaande regelen.’ - ‘Alvorens de verkiezingstijd zijn wij voornemens eenige redenen voor te brengen, waarom de stemmers de voorkeur zouden geven aan de Democratische kandidaten.’ - ‘De Hope’ heeft o.a.: ‘Hij gaat leeren. Zoo vertelt men het als iemand zich aan de studie overgeeft.’ - ‘Hunne overdenking van hem is zoet.’ - ‘Gewillig om uit het lichaam uit te wonen.’ - ‘Glazen wijn staan vol uitgeschonken op tafel.’ - ‘De Wachter’ spreekt van: ‘antwoord geven aan vragen’. - ‘Die van haar vermaand zijn’; ‘levensaanschouwing’ voor ‘levensbeschouwing’; ‘op dit heden’, ‘werktjes’; ‘een drietal wordt gemaakt’ voor ‘opgemaakt’; ‘den roeping in de mogendheid des Heeren te aanvaarden’ voor ‘het beroep, enz.’ - ‘De Standaard’ zegt: ‘Uit aanmerking van oude betrekkingen.’ - ‘Een doel uitvoeren.’ - ‘Hoofdpijn vergezeld van gegons in de ooren’ (advertentie). - ‘De man die op het ticket loopt voor gouverneur’ voor ‘dien het stembiljet aangeeft voor id.’ - ‘Zich melden aan’ voor ‘zich aanmelden bij’. - ‘Alle goederen zijn aangemerkt in duidelijke cijfers’ voor ‘gemerkt enz.’ - In de ‘Grondwet’ vindt men: ‘Hij stal een zak met 300 dollars in.’ - ‘Welk getal veel grooter verdacht wordt.’ - ‘Ik was zoo pijnlijk, dat ik mij niet verroeren kon.’ - ‘Pijn in de lidmaten’ (advertentie). ‘Rondgezwerfd.’ - ‘Geen sterveling zag zijne aardstede terug.’ - ‘Dat knaapje is in de wieg gelegd voor een majoor-generaal.’ - ‘Zeventig eskaders kavallerie.’ - De ‘Vrijheidsbanier’ heeft: ‘Voor eenige maanden geleden.’ - ‘De hotels zijn met bezoekers opgevuld.’ - ‘Rijden met den spoorweg.’ - ‘Een diplomatieke betrekking aanknoopen.’ -Ook uit ‘Pella's Weekblad’ zou men eenige, schoon minder, onjuiste uitdrukkingen kunnen aanhalen. Ik wil hier echter niet langer bij stilstaan en liever aantoonen hoe vaak het Engelsch letterlijk wordt overgebracht, met verkrachting van het Nederlandsch. De volgende aanhalingen zijn getrokken uit de hoofden andere artikelen en de advertentiën van: ‘De Hope’; Daar zij haar wil had (a will of her own). - Voor eenig bedrag (for any amount). - Een stap nemen (to take a step). - Bang van geleerdheid (afraid of learning). - Vooruitgang maken in studie (to make progress). - Onderscheiden manieren (distinguished manners). - Artikelen aan hand (articles at hand). - Het wil niet doen (it won't do). - Tien tot één (ten to one). - Belijders der waarheid mogen verdeeld worden in twee klassen (may be divided). - Geef ons een bezoek (give us a call). - Hij bracht de volgende besluiten in (brought in). - ‘De Standaard’;
| |
| |
Land's schuldbrieven. Staat's raad. Stad's verkiezing. - Beschuldigen is een ding, bewijzen is een ander (to accuse is one thing, to prove is another). - Zoodra de wet gepasseerd was (was passed). - Zooveel als mogelijk (as much as possible). - De rekening uitmaken (to make out the bill). - Het is niet meer dan billijk dat de burgers zouden bekend zijn met.... (should be....). - Want indien het niet voor zijne vrijgevigheid geweest ware (but for his liberality). - Eene vergissing die het ons toescheen dat verbeterd moest worden (which we thought it necessary to correct). - ‘De Grondwet’; Bij middel van (by means of). - Hij nam geen acht op de wond (took no notice of). - Sommige geven het getal zoo hoog als (as high as). - Te werk zijn (to be at work). - Men vond uit, dat de hoofdklerk de dief was (They found out that the head clerk...) - Er heerschte eene vrees (there was a fear). - Heden werd het ontdekt dat (to-day it was discovered that). - Komt dus, komt een, komt allen (come one and all). - Als een regel (as a rule). - Alle werk in zijne lijn van busines (in his line of business). - ‘De Hollander’; Staatkundige huishoudkunde (political-economy). - De huizen telde opwaarts 6000 (upwards of 6000). - Dr. K. zal hier een bezoek maken (make a visit). - De 40 cent Japan thee (the 40 cents Japan tea). - ‘Pella's weekblad’; De bewoners konden schuil zoeken (look for shelter). - Een Parijs geneesheer (a Paris physician). - Vacant door het uitloopen van een vollen term (expiration of a full term). - Uit de ‘Telegraaf’ van Paterson in New-Jersey: Begrafenissen op alle kerkhoven waar de familie zulks verlangt. Prijzen billijk. Koetsen te huur voor bruiloften.- Dames, moeielijk als het is om op te houden een verkoop zoo populair, wij moeten nu, na herhaalde kennisgeving sluiten onze Jaarlyksche Middengety opruiming. - Heet Water Heaters. Gij zult het in September en in October noodig hebben. Gij zult sparen: stappen en overpeinzing. Het zal een echte bystander zijn in uw huishouden. Bestel een nu! -
‘Nevens al dit onkruid vindt men nog tal van basterds in den Hollandschen tuin: de verkortingen Mr., Mrs. en Rev. worden geplaatst voor namen der Nederlandsche kolonisten. Men ziet: Hope college Drukkerij; Een dispatch van Madrid; bruggen langs de railroad; de Mormon kerk; Judge N.N.; cornvelden; money in de hand; duizend dollars bail; het Trustees der school; Kent county oorlog bonds; Ver. Staten bonds; de streetcar; in de drugstore; kachels en patent fire-backs; goedkoope cash-store; twee maandelijke excursion; dress-goederen; droog timmerhout als floorings, sidings enz.; doodkisten, van de goedkoopste af tot de mooiste walnut caskets toe, enz. enz.’
Vgl. verder H.E. Dosker: Rev. A.C. van Raalten, stichter der Hollandsche Koloniën in den Staat Michigan, Noord-Amerika, Nijkerk 1893. A. Kuyper: Varia Americana, Amsterdam-Pretoria z.j. J. te Winkel: Het Nederlandsch in Noord-Amerika en Zuid-Afrika. Vragen van den Dag, Deel XI, blz. 337 vlgd. Theo de Veer: Hollandsche Journalisten in Amerika. Elzevier's Geïllustreerd Maandschrift, Deel 37, 1909, blz. 107 vlgd. The Dutch in New Netherlands and The United States, New-York 1909.
Melis Stoke: Hollandsche couranten en tijdschriften in de Vereenigde Staten. Neerlandia 1915 blz. 253-256.
|
|