3. Hoofdsamentrekking
Niet alle zinnen met samentrekking blijken te gehoorzamen aan de periferieconditie en de identiteitseis. In de volgende voorbeelden is dat het geval ten aanzien van periferie.
(11) |
a. dat Wim appels eet en Piet peren eet |
|
b. dat Wim appels eet en Piet peren eet |
|
(12) |
a. Wim eet appels en Piet eet peren |
|
b. *Wim eet appels en Piet eet peren |
Terwijl de achterwaartse samentrekking in bijzin (11a) geheel in overeenstemming is met de periferieconditie, geldt dat niet voor de voorwaartse samentrekking in bijzin (11b). Op basis van (8) zou zin (11b) immers onwelgevormd behoren te zijn, omdat met het rechtsperifere eet niet voorwaarts mag worden samengetrokken. Hoofdzin (12a) is welgevormd en toch zonder meer in strijd met de periferieconditie: bewaard en samengetrokken deel staan midden in de zin. Maar terwijl ook in hoofdzin (12b) eet non-perifeer is, blijkt die constructie toch weer wel ongrammaticaal. Hoe zit dat?
Je zou kunnen veronderstellen dat er iets mis is met de periferie-hypothese, maar er zijn redenen om het vertrouwen daarin niet te verliezen. We hebben in (11b) en (12a) namelijk met een heel ander type samentrekking te maken, dat we hoofdsamentrekking noemen. Immers, de weglating betreft hier nooit een hele constituent, maar alleen de kern van de VP, namelijk eet. En dat is helemaal geen uniek of uitzonderlijk verschijnsel, want verzwijging van het hoofd blijkt ook in andere categorieën woordgroepen mogelijk:
(13) |
a. een grote auto met een open dak en een kleine --- zonder achterbank |
|
b. niet op de hele uren maar wel --- de halve --- |
|
c. een beetje trots op zijn werk maar nog meer --- op zijn kleinkinderen |
Ook in nominale (13a), prepositionele (13b) en adjectivische (13c) nevengeschikte woordgroepen kan dus het hoofd worden samengetrokken, zonder dat de periferieconditie een spaak in het wiel steekt. Een eerste reden om de welgevormde samentrekkingen in (11b) en (12a) te isoleren van samentrekking-op-basis-van-periferiteit, is dus dat dit verschijnsel zich beperkt tot hoofden. Maar daarmee hebben we nog geen verklaring voor de onwelgevormdheid van (12b), want ook daar is sprake van hoofdsamentrekking. Dat brengt ons bij een tweede punt van verschil.
Een tweede reden om voor (11b) en (12a), en dat moet dan ook voor (13) van kracht zijn, een andere maatstaf aan te leggen dan de periferie-conditie, is dat hoofdsamentrekking uitsluitend voorwaarts plaatsvindt. De achterwaartse samentrekking in zin (11a) mag in dit verband niet als een tegenvoorbeeld van het voorwaartse karakter van hoofdsamentrekking worden opgevat, want deze zin blijft gewoon toegestaan op basis van periferiteit, in dit geval toevallig periferiteit van het hoofd van de VP. En hoewel (11b) dezelfde dieptestructuur heeft als (11a), trekt de voorwaartse samentrekking in (11b) zich niets van periferie aan en vormt het feit dat het hier om het hoofd gaat geen