| |
II. Discussievragen
1. Het begrenzen van participiumconstructies en infinitiefconstructies levert in de praktijk vaak problemen op.
a. Laat dat zien aan de hand van de volgende fragmenten door aan te geven welke verschillende begrenzingsmogelijkheden zich voordoen bij die constructies waarvan de kern gecursiveerd is.
(1) |
Waar na ick wezende balling in vreemde landen uyt oorzaken voorschreven, beghonnen hebbe ghehad te maken, eenen Neerlandschen Grammaticam, maar doort ontberen van alle myne armoede, benódicht zynde om met mynre handen arbeyd myn kost te winnen, hebbe ick dat myn voornemen anderwerven moeten verlaten (KET 68) |
(2) |
De oudste brand, daar van ons gedenkt, en die wy zelfs, gelyk ook alle de volgende, hebben gezien, was den brand van 't oude Stadhuis deezer Stad; voorgevallen den 7 July 1652. omtrent 2 uuren na middernacht, zonder dat men ooit zeeker heeft konnen verneemen door wat toeval. (KORI 135) |
(3) |
Zy sloeghen op de geweldenaary en handtvestbreuk, die hy, ten verzoeke van veelen, zoo 't gezuivert, als 't Roomsch geloof volghende, ter liefde der landen en des Koninx, aanving te weeren. (NH 163) |
(4) |
Want de ketters, zeid' hy, had men t' elken maale, als de straf wat was gekoomen t' ontlaaten, de ooren zien opsteeken. |
b. Welke factor zal in het algemeen bij de begrenzing van dergelijke constructies de doorslag moeten geven?
2. Bezie de volgende twee zinnen:
(5) |
De Koning daar op, vallende zynen Vader te voet, met heusche vermaaning zyner swakheit, tot zulk eenen last, verklaarde dankelyk, dat hy, als buighende onder zyn welbehaagen, dien was aanvaardende, ook onder belofte van zyne liefde tot den lande, door een' genaadighe en rechtvaardighe regeeringhe te doen blyken. (H 3) |
| |
| |
(6) |
Endtlyk, als 't nu aan den middagh ging, naa achtentwintigh uuren strydens, en 't verlies van al zyn krysvolk, op veertien oft vyftien man' naa, trad Bossu, geen' ander' uitkoomst ziende, in handeling, en gaf zich oover aan den Ammiraal Cornelis Dirxzoon, Hopman Ruikhaaver, en den geweldighen prevoost Joachim Nieuwvink: mits bedingende 't lyf voor al de zynen; voor zich, daarenbooven, een' graaflyke gevankenis. (GEK 141) |
Wanneer we uitgaan van de structuur die in dit hoofdstuk voor de beknopte zin is voorgesteld, stellen de gecursiveerde participiumconstructies in de fragmenten (5)-(6) ons voor een theoretisch probleem. Laat dat zien.
3. a. Beredeneer voor de volgende fragmenten of de beknopte zinnen waarvan de kern gecursiveerd is, in de categorieën conjunct of impliciet conjunct vallen.
b. Laat daarbij zien welke (verzwegen) NP('s) als controleur opgevat moet(en) worden.
(7) |
|
Den 25 dito wierpen wy op de Banck van Terra-Nova grondt op seven-en-twintigh vadem, ende begonsten 't overal vol Schepen te sien, die daer lagen en visten na Cabbeljau, waer wy na toe liepen om te verpreyen, maer mijn voor gheen Visser aensiende wilden mijn komste niet verwachten, en ginghen wech. (V 24) |
(8) |
|
Haar' moeder, hoorende eenigh geweldt op de deure doen, begaf zich derwaarts, om te zien wat het was, en wat raadt daarteeghens. (GEK 189). |
(9) |
|
Om allenskens naerder te komen / ende te bethonen dat des Spanjaerts oogemerck is tot een over-al gebiedende macht te geraken / soo werd hier voorgenomen cortelick / van 't een Lantschap tottet ander te gaen / ende vervolgens den Spaenschen handel / aldaer gepleecht / t' ontdecken / ende dan op de historie onser Nederlanden te blyven. (VAL 11) |
(10) |
|
Maer hoe-wel het schieten vande Vyandt hier deur seer verminderde / ende de verbaestheyt onder 't volck dat op Strand stondt grootelijcks vermeerderde soo en vondt den Vice-Ammirael even-wel niet geraden daer langer te blijven / te meer om dat de nacht haer nu was over-ghekomen |
|
5 |
ende 't volck seer af-gheslaeft was ende 't Bus-Kruydt haer mede begon te ghebreecken: maer heeft dienstigher gheacht 't Geschut al-samen te vernagelen / ende sich met het Volck weder naer de Schepen te begeven / om de nacht ruste genoten hebbende / des anderen daeghs met nieuwe krachten 't begonnen werck te voltrecken. (L 14) |
4. Naast conjuncte en impliciet conjuncte participiumconstructies komen in het oudere Nederlands ook deelwoordconstructies voor met een PRO-subject waarvoor binnen de zin waarvan ze deel uitmaken, redelijkerwijs zelfs geen verzwegen controleur valt aan te wijzen. De fragmenten (11)-(12) bevatten dergelijke constructies; de kern daarvan is telkens gecursiveerd:
(11) |
Aende kant vande revier komende, daer de prauw lagh, stond' daer een hoop volcx vande inwoonders en haperden (=door elkaar schreeuwen) gheweldigh teghen malkander (BONT 64) |
(12) |
Den 26 Maert lichten wy des smorgens vroeg onse Ancker, gingen 't zeyl, en quamen tegens den avondt dicht by 't West-eynde van Saffalonia, en stil |
| |
| |
|
wordende schockte de deyninge van de Zee ons soo na aende Wal, dat wy genootsaeckt waren de Boot uyt te setten en 't Schip also van de Wal af te boegseeren, (V 15) |
a. Hoewel er in de gevallen (11)-(12) wel een potentiële controleur aanwezig is, kan die geen dienst doen als controleur van het binnen de deelwoordconstructie verzwegen subject. Motiveer in elk van de gevallen waarom dat zo is.
b. Wat valt er vervolgens over de grammaticaliteit van dergelijke participiumconstructies op te merken?
5. Een belangrijke eigenschap van menselijke taal is de mogelijkheid tot recursie, dat wil zeggen dat zinnen kunnen worden uitgebreid door middel van inbedding. In de volgende fragmenten zijn beknopte zinnen ingebed in hogere beknopte zinnen.
a. Laat dat zien.
b. Geef daarbij nauwkeurig aan hoe zowel de verbinding tussen de diepst ingebedde beknopte bijzin en de hogere beknopte bijzin als die tussen de hogere beknopte bijzin en de hogere finiete zin tot stand komt.
(13) |
De Rooderoe Jan Spelle, een uitgeleeze booswight, zich ziende den toom zoo ruym gegeeven, speelde zyn' persoonaadje, de schuldighen verschoonende, d' onnoozelen om hals helpende, naa dat ‘er voordeel aan vast was; en allerley’ ooverlast, onder dexel van recht, bedryvende. (NH 191) |
(14) |
De Prins nu waanende de gemoeden genoegh bereidt te weezen, om plaats te geeven aan 't geen hy in den zin had te verzoeken, braght een breede vergaadering van aanzienlyke persoonaadjen, in Duitslandt, te weegh (...) (NH 161) |
(15) |
Die susteren sullen op sekeren tyden een yghelick een boeck bidden, daer sye uut lesen moeghen, van der boeckwaerster, als na der primen of na der missen als sie uutghaen, seggende, een luttel nyghende mytten hoefde: ‘een boeck’. (HOG 102) |
(16) |
het welck ick noodigh vondt aen te wyzen, om den inbreuck van deze wilde woestheit te stuiten, de Nederlantsche pennen voor d' aenstootelycke klippe dezer misselycke misspellinge te waerschuwen, en zulck een inckvlack uit onze boecken te wisschen. (WEVO 707) |
(17) |
Maar Philips, duchtende door de groote meenighte van adel, des Vrankryk vol is, gestuit te worden, vond ongeraaden Sant Quintyn achter de rug te laaten, en dien prys der ooverhand, op 't onzeeker uit der handt te werpen. (NH 9) |
6. Er zijn zinsdelen die bijzonder veel weg hebben van deelwoordzinnen. Vergelijk:
(18) |
a. Kees kwam [PRO huilend] binnen |
|
b. Kees kwam verdrietig binnen |
(19) |
a. Kees kwam [PRO hevig geschrokken] binnen |
|
b. Kees kwam erg in de war binnen |
| |
| |
Met andere woorden, in precies dezelfde syntactische omstandigheden treden behalve deelwoordconstructies ook AP's zoals verdrietig en PP's zoals erg in de war op. Ook in het oudere Nederlands komen zinnen met een dergelijke AP of PP voor:
(20) |
De soldaaten, in alles achthondert sterk, stoffeerden de breuken; de gemeente de wallen teeghens 't beklimmen met de ladder. (H1006) |
(21) |
Zy werd bevestight by Alexander den zesten, van Spaanschen bloede, en de vervloekste gedachtenis, onder d' Italiaanen zelf, die oyt eenigh Paus naalaaten moght: en heeft sedert den tyden van Luiter, zich ook de kennis van 't geschil onder den Christenen, in stoffe van Godsdienst, toegeeighent. (H3045) |
De geconstateerde parallellie is te sterk om toevallig te zijn en we zouden dan ook graag in de zinnen (18b)-(19b) en de zinnen (20)-(21) op een of andere manier een PRO-subject willen kunnen aannemen. Probeer nu een verantwoording te bedenken die de parallellie recht doet en toch de stelling staande houdt dat de notie subject stelselmatig verbonden is met de notie zin, en dus met VP.
7. De vier gecursiveerde elementen in (22)-(25) fungeerden oorspronkelijk alle als kern van een participiumconstructie (noopen betekent ‘betreffen’). In elk van de gevallen heeft evenwel een andere historische ontwikkeling plaatsgevonden. Laat dat zien door aan te geven van wat voor soort deelwoordconstructie deze elementen deel uitmaakten en welke status de vier woorden in de grammatica van het hedendaags Nederlands hebben.
(22) |
Daarenbooven 't geliefde 't zyner Majesteit, dat alle Ridders van den Gulden vlieze, zich tot Brussel vindende, ook den luiden van den Heimelyken Raade, en die van den grooten Raade van Gerechte tot Mechelen, (tussen beide de welke, maatschappy en onderling verstandt was, noopende voorvallen, die 't Gerecht betroffen) in den Raade van Staate verschynen zouden, als zy van de Hartoghinne geroepen wierden (H 23) |
(23) |
Geduurende deeze daaghen, wert hun allen, op zeekeren morghen een' weete, om in 't huis van Oranje te verschynen, en aldaar tweederley voorstel gedaan. (H 40) |
(24) |
Want de Paus, aangemerkt de noodt zyner bondgenooten, ooverquam met den Hartogh van Alva, en liet dien van Guise landewaarts trekken. (H 10) |
(25) |
Maar, aangezien deze handtvesten [...] zoo hooghe geroemt, den Landtzaaten zoo waardt, en als het eedelste ingewandt van den staat zyn; door 't quetsen der welke dat gansche lichaam noodtwendelyk in een' doodtlyke quyning vervalt; schynt de zaak te vereisschen, dat wy haare grondtpunten, eer 't werk bet aanwast, kundigh maaken. (H 33) |
8. De fragmenten (26)-(27) bevatten ieder een lijdend voorwerp dat bestaat uit (een) a.c.i.-constructie(s). Deze directe objecten zijn opvallend qua vorm. Laat dat zien.
(26) |
Naa dit stoutmoedigh oordeel, en zoo trots een bewys van d' onbepaalde mooghenheit des Koninx, liet Alva, zoo 't scheen, zich voorstaan, de gemeente genoegh diets gemaakt te weezen, dat zy maar eenen hals had, om volghends 't vonnis, gevelt oover 't gantsche landt in den jaare achtentses- |
| |
| |
|
tigh tot Madril, ten eersten slaaghe afgehakt te worden; in voeghe, dat zy alle genaade, voor gesprooten uit loutere goedthartigheit, en niet uit vreeze, oft onmaght van uitvoeren, zouw aanneemen. (NH 201) |
(27) |
Naedemael dat ick voel mijn ionghe ieughd verdrooghen, En meer en meer de dood te commen my ontrent (HEKE 210) |
|
|