(7)
1Ten eersten daaghe in Slaghtmaant stak een storm op, uit den Noordweste, die
2dat deel des Oceaans, gezwollen door de Springvloedt der nieuwe Maane tee-3ghens de stranden van Oost- en Nederlandt, met zoo fel een bulderen aanjoegh,
4dat weenigh dyken oft sluyzen, daar men zich teeghens zulk geweldt,
5meê waapent, den stoot konden uitstaan. De Noordzee, zeeker, heeft mee-6nighmaals, van ouwds, d'aangegrensde gewesten met gelyken inval ooverrom-7pelt, en ongemeete streeken aardboodems, met kerken en dorpen, verslonden.
8Maar van alle rampen, geleeden, by mans gedenken, door woeden van waater,
9is deeze de zwaarste, beyd'in schrik, en in schaade geweest: houdende't on-10weeder aan, twee etmaalen lang. Meenighte van menschen in 't bedde verrast,
11zyn gedempt door de baaren; van beesten, op stal oft in weyden verdronken;
12moerighe landen van een gereeten, met huyzen met al van hunne plaatsen
13versleept, en elders aangezet. In Brabandt was wel de minste noodt; nochtans
14groote armoede tot Antwerpen, met het berghen van kruydery, suyker, oly, en
15andere koopmanschappen; die, voor een goedt deel, nat, en door de brakheit be-16dorven werden: behalven den afbrek aan sluyzen, kaayen, en muuren der stadt;
17en dat'er etlyke luiden, zich in kelders onthoudende, smoorden. Vlaandre liep
18magtigh aan; het Sas in; 't waater, te Gent, tot aan 's Kaizars poorte. Brug,
19Duinkerke, Greevelinge, Nieuwpoort, Oostende, Waatervliet, en d'omleggende
20dorpen, voelden eenen dapperen slagh, en lange de naasmart. In Hollandt,
21stonden de straaten van Dordrecht, Rotterdam, en andere steeden, drie voeten
22onder. Neevens andere binnenlandsche, brak de Diemerdyk door; zulx daar wel
23twaalf oft dertien gaaten in waaren, tussen Muyde, en Amsterdam; en 't verlies
24alhier, in kelders en pakhuizen, onwaardeerlyk. Het Hondbos, een bolwerk van
25eyke paalen, met metaale blooken gehaait, met yzer geankert, met zwaare
26keysteenen belast; werd tot drie plaatsen gesloopt, en omverre gesmakt, door 't
27geweldt der golven. En, hadde de Slaaper, een dyk alzoo geheeten, om dat hy,
28buyten daaghlykschen aanslagh, alleen tot een toeverlaat leydt, niet teeghen-29gehouden, 't was om den heelen hoek van Noordt-hollandt gewedt. De Zyp ging
30glad deur; met oover de hondert wooningen: daar naauwlyx yet afquam, dat
31leven ontfangen had. In de vlekken aan den duynkant, was de bangheit te byster.
32De pinken en visschers boots op strandt gezet, werden vlot door de vloedt, en
33ten dorpe ingeschopt, vellende met stoot op stoot, wanten en daaken ter aarde.
34Bet dan drie voeten hoogh, steegh 't waater, in de kerke tot Schevelinge: en
35baard' ‘er zulk een kracht, dat het een zware kist van yzer omsmeet. De Zeeuw-36se eylanden, niet teeghenstaande de sterkte hunner zeeburghen, werden, aan ver-37scheyden’ oorden schendelyk getroffen; daar, oover de drieduyzent persoonen
38gesneuvelt zyn; heel Zaftingen weghgesleept. Maar nerghens grooter jammer, dan
39by d'Oost- en Westvriezen. Al 't vlak om Embde, Groninge, Leeuwaarde,
40Franeker, Dokkom, Bolswaart, lagh meest ooverstroomt; en weenigh kroften, die
41uitkeeken: zulx de steeden, verbaast, oft hun de weereldt ontzonken waar, als in
42een' woeste zee zaaten. 'T getal van allerley ouderdoom, omgekoomen in deezen
43hoek, wordt by de twintighduyzend begroot. Den geheelen oever langs van den
44mondt der Eemse af, tot aan de kusten van Deenemark, was gelyke ellende. Dies
45schat men in alles, niet min dan hondertduyzent zielen ontlyft te zyn.
46(GEK 83-86)