4. Impliciet conjuncte zinnen
Een typerende eigenschap van conjuncte deelwoordconstructies bleek te zijn dat hun PRO-subject verbonden is met een controleur in de constructie waarin ze zijn ingebed. Hun functie is die van bijvoeglijke bepaling of bepaling van gesteldheid (predikatieve toevoeging). Absolute deelwoordconstructies zijn daarentegen bijwoordelijke bepaling. Ze bevatten niet een verzwegen zinsdeel dat verbonden dient te worden met een controleur in de hogere zin waarbinnen ze als zinsdeel fungeren. De eerste soort constructies heeft dus geen gelexicaliseerd subject en de tweede soort wèl (vergelijk KORI 65-66).
Nu zijn er ook deelwoordconstructies die een gelexicaliseerd subject missen en dus niet absoluut zijn, maar toch niet verbonden zijn met een controleur in de constructie waarin ze zijn ingebed: ze zijn dus evenmin conjunct. Zinnen als de volgende treffen we veelvuldig aan in mondeling en schriftelijk taalgebruik:
(37) |
a. Op het voetbalveld aangekomen, was de wedstrijd afgelopen |
|
b. Luid zingend zette de bus zich in beweging |
Zulke zinnen dienen als onwelgevormd te worden beschouwd, omdat de PRO-subjecten van aangekomen en zingend op geen enkele manier gecontroleerd kunnen worden. De hoofdzinnen bevatten wel zinsdelen die voor het controleurschap in aanmerking komen, maar die zijn om semantische redenen voor die rol niet geschikt: de wedstrijd kan niet aankomen en de bus pleegt niet te zingen.
Er zijn echter constructies die op het eerste gezicht volledig vergelijkbaar zijn met die in (37), maar die niettemin geen intuïtieve bezwaren ontmoeten:
(38) |
a. Juichend werd Sinterklaas ingehaald |
|
b. De president, zingend verwelkomd, keerde tevreden huiswaarts |
Hoewel het niet uitgesloten is dat het hier Sinterklaas is die juicht, en de president die zingt, ligt een andere interpretatie meer voor de hand, waarin anderen de juichers of de zangers zijn. Gegeven de welgevormdheid van de zinnen (38) in die laatste lezing zou er toch een antecedent van het PRO-subject van juichend en zingend aan te wijzen moeten zijn. Maar wat is dan wel de controleur die hier in het geding is? Het opmerkelijke is dat die in de zin verzwegen wordt, maar wel meedoet in de interpretatie. Daarom spreken we in (38) van ‘impliciet conjuncte deelwoordconstructies’. We kunnen de controleur desgewenst met een beetje goeie wil ook expliciteren, in (38) in de vorm van de ‘logische subjecten’ in de passieve door-bepaling: