ten, hebben van de vormen in (91) in het Middelnederlands alleen si en het een variant met een gereduceerde vocaal. De overige nominatieven doen wel mee aan versmelting, maar dat is dan niet een gevolg van de kwaliteit van de klinker. Van de twee zwakke vormen mijdt se de eerste zinspositie en kan alleen t Topicalisatie ondergaan. In het huidige Nederlands zijn alle zwakke subjectspronomina daartoe in staat:
(93) |
a. 'k Geloof er niks van |
|
b. Je moet niet zeuren |
|
c. *Ie weet er niks van
Ze komt niet
't Is waar |
|
d. We zien wel |
|
e. Je houdt de moed er maar in, hoor. |
|
f. Ze komen morgen |
Zwakke objectspronomina kunnen ook in het moderne Nederlands niet de eerste positie bekleden:
(94) |
a. *Me wilde hij niet geloven |
|
b. *Ze heb ik daarnet nog gezien |
Dit is een intrigerende asymmetrie, waarop we hier niet kunnen ingaan.
De Middelnederlandse objectspronomina hebben alleen in de derde persoon zwakke vormen. Vandaag de dag hebben bijna alle sterke objectspronomina een zwakke pendant. Opnieuw is u een uitzondering, terwijl ook ons niet meedoet. Het ontstaan van zwakke vormen is noch bij de subjects- noch bij de objectspronomina een volledig voltooid proces, maar het is wel al vrij ver voortgeschreden.
Het ligt voor de hand de vraag te stellen of met de toename van het aantal zwakke vormen een zodanige scheidslijn binnen de categorie van pronomina personalia is ontstaan, dat Clitisatie in het huidige Nederlands een fundamenteel ander proces is geworden dan in het Middelnederlands. Betekent deze toename bij voorbeeld dat Clitisatie vandaag de dag nog uitsluitend op zwakke vormen van toepassing is en niet meer op sterke? Naar onze opvatting is dat niet zo. De groei van het aantal zwakke pendanten zal hoogstens betekenen dat er tegenwoordig meer vormen zijn waarop het proces verplicht werkt, omdat zwakke vormen niet in een accentpositie mogen staan. Wij zijn met andere woorden van mening dat ook heden ten dage nog sterke pronomina verplaatsing en incorporatie ondergaan.
In vergelijking met het oudere Nederlands heeft zich niettemin in de grammatica van het Nederlands met betrekking tot clisis een fundamentele verandering voltrokken. Die wijziging is dat de huidige Clitisatie-regel niet alleen een adjunctie aan de C-knoop tot gevolg kan hebben, maar bij objectsclitisatie ook kan uitdraaien op adjunctie aan het subject (als dit tenminste zelf niet clitisch is). Dat laat zich als volgt toelichten.
De vertaling van (36a) en (37a), hier samen als (94) herhaald, illustreert dat objectsclitics in het algemeen Nederlands van nu niet over het ‘volle’ subject heen aan onderschikkend voegwoord of persoonsvorm kunnen worden gekoppeld: