schikkend voegwoord of tevoorschijn (in sommige dialecten is in plaats van of ook dat mogelijk):
(15) |
a. Hij wist niet waar of hij het gelaten had |
|
b. Wilma vroeg zich af wie of dat gezegd had |
Zo bevindt zich in (15a) waar in de TOP-positie en of onder C.
We stelden al vast dat het Nederlands een SOV-taal is. Voor die S (de afkorting van ‘subject’) kun je NP lezen. De O (de afkortingen van ‘object’, verwijzend naar de zinsdelen die met de V één geheel vormen) is een mogelijke realisering van de puntjes in de VP-regel in (10). Met die puntjes geven we aan dat alle zinsdelen in de VP verder links van het werkwoord staan, maar we laten ons niet uit over de onderlinge volgorde van die zinsdelen. We laten de onderliggende volgorde dus bewust in het midden en spreken bij dezen af om in boomstructuren steeds de onderdelen van VP in hun oppervlaktevolgorde aan te hechten. Zie bijvoorbeeld (16):
(16) |
a. Wilma heeft [vp [gisteren] [bij de kapper] [alvast] [een afspraak] gemaakt] |
|
b. Wilma heeft [vp [mijn broer] [toch] [nog] [bij de kapper] gesproken] |
In de eerste zin staat het direct object een afspraak onmiddellijk vóór V, maar mijn broer in de tweede niet. Bij gebrek aan voldoende sterke argumenten om het anders te doen, nemen we aan dat dit in de dieptestructuur al het geval is; het enige element met een vaste positie is dus V, helemaal rechts. Dat houdt in dat alle zinsdelen, bij voorbeeld ook ingebedde S'en, in de dieptestructuur links van V staan!
VP's bevatten vaak meer dan één werkwoordsvorm. We spreken af dat we die voor het gemak allemaal onder één overkoepelende V zullen plaatsen, zoals in (17):
Als bijzinnen finiet zijn, vormen ze een S'', maar van bijzinnen zonder persoonsvorm, maar met een infinitief of deelwoord, nemen we aan dat die slechts S zijn; dat wil zeggen dat ze geen TOP- en geen C-positie hebben. We hebben hier simpelweg een knoop doorgehakt, omdat discussie over de interne structuur van infinitiefconstructies en deelwoordconstructies ons te ver zou voeren (zie verder hoofdstuk 5).
We willen in dit verband nog eens benadrukken dat we de regels hier vooral introduceren om beschrijvingen mogelijk te maken. We willen dus met nadruk de suggestie vermijden dat de grammatica-beoefenaars over de grondregels van het Nederlands wel zo ongeveer uitgepraat zouden zijn en allemaal de regels in (10) hanteren.
Volledigheidshalve staan in (18) ook nog de regels genoemd die wij zullen gebruiken om andere constituenten (met respectievelijk P, N, Adv en A als hoofd) te beschrijven: