5. Nieuwnederlands
De benaming Nieuwnederlands gebruiken we voor het Nederlands vanaf 1500 tot heden. De algemene omgangstaal, zoals we die nu kennen, is in de loop van de zestiende tot de achttiende eeuw ontstaan op basis van drie dialecten: het Hollands, het Vlaams en het Brabants. In de loop van de zestiende eeuw werd Holland het belangrijkste gewest met als voornaamste steden: Amsterdam, Den Haag, Haarlem en Leiden. Zij gaven tijdens die periode in cultureel, economisch en politiek opzicht de toon aan. Vandaar dat vooral in deze steden de algemene omgangstaal ontstaan is. In de periode daarvoor waren achtereenvolgens Vlaanderen en Brabant de belangrijkste gewesten. Als gevolg daarvan was ook de taal van deze twee dialecten in die tijd van groot belang (denk aan de streek van herkomst van onze voornaamste Middelnederlandse literaire geschiften!). De invloed van deze dialecten op de algemene omgangstaal valt te verklaren uit de grootscheepse immigratie van Vlamingen en Brabanders, met name na de Val van Antwerpen in 1585. Deze uitgeweken mensen konden in het Noorden zo invloedrijk zijn door het grote prestige dat ze daar genoten. Op het kaartje op pagina 15 geeft het donkerste deel het kerngebied aan van de opstand tegen Spanje (1568), het lichtste deel duidt op de gewesten die onder Spaans bewind bleven. Het gearceerde gebied is dat van de Generaliteitslanden (1648).
Sommige mensen spreken van standaard-Nederlands of van Algemeen Nederlands om de algemene omgangstaal aan te duiden. Anderen gebruiken de term Algemeen Beschaafd Nederlands, een ongelukkige benaming die doet vermoeden dat er ook zoiets bestaat als een onbeschaafd Nederlands. De aanduiding ABN klinkt misschien minder negatief, maar is in feite niet meer dan een afkorting voor dezelfde term.
Aan het bewuste streven naar de opbouw van een algemene taal hebben de oude grammatici in hoge mate meegewerkt. Voor de zestiende eeuw is dat vooral Spiegel geweest met zijn Twe-spraack (1584), voor de zeventiende eeuw Montanus met De Spreeckonst (1635) en voor de achttiende eeuw Ten Kate met zijn Aenleiding (1723).