Van het Oudnederlands is maar heel weinig bewaard gebleven. De oudste teksten die we in deze taal kennen, zijn de zogenaamde Malmbergse glossen bij de Lex Salica (dat is de Saksische wet van de Nederfranken), die in het midden van de negende eeuw zouden zijn geschreven (‘glos’ of ‘glosse’ is een verklarende aantekening). Die glossen zijn gedurende de tekstoverlevering nogal bedorven. Dat wil zeggen dat de taalfeiten door het telkens overschrijven van de tekst zozeer veranderd zijn, dat we er voor onze kennis van het Oudnederlands niet veel aan hebben.
Belangrijker in dat opzicht is een aantal tiende-eeuwse vertaalde psalmfragmenten. Die heten de Wachtendonckse psalmen, genoemd naar de Luikse kanunnik Wachtendonck, die deze fragmenten in de zestiende eeuw in zijn bezit had. Om een beeld te geven van de taal waarin deze psalmen geschreven zijn, geven we hier in (2) psalm 66 weer naar de editie van Gysseling 1980 (reeks II, deel 1, 73) met een letterlijke vertaling in (3). In hoofdstuk 2 brengen we deze psalmen opnieuw ter sprake.
(2) |
2 |
Got ginathi unsig in geuuie unsig, irliothe antsceine sin ouir vns, in genathi vnsig. |
|
3 |
That uuir antkennan an erthon uueg thinin an allon thiadon salda thina |
|
4 |
Begian thi folc got, begian thi folc alla. |
|
5 |
Blithent in mendint thiadi uuanda thu ir duomis folc an rehti, in thiadi an erthon gerihtis. |
|
6 |
Begian thi folc got, begian thi folc alla, |
|
7 |
ertha gaf uuahsmo sinin. Beuuie unsig got got vnser |
|
8 |
geuuie unsig got, in frohtan imo alla einde erthon. |
|
(3) |
2 |
God zij genadig ons en zegene ons, doe lichten aanschijn zijn over ons en zij genadig ons. |
|
3 |
Dat wij leren kennen op aarde weg uw onder alle volkeren heil uw. |
|
4 |
Mogen-loven u volkeren, God, mogen-loven u volkeren alle. |
|
5 |
Verblijden zich en jubelen volkeren, want gij richt volkeren in gerechtigheid, en volkeren op aarde zult gij richten. |
|
6 |
Mogen-loven u volkeren, God, mogen-loven u volkeren alle. |
|
7 |
aarde gaf wasdom haar. Moge-zegenen ons God, God onze. |
|
8 |
Moge-zegenen ons God, en mogen-vrezen hem alle einden van-aarde. |
Verder hebben we nog een Oudwestvlaams elfde-eeuws zinnetje, dat aan het begin van deze eeuw door een Engelse geleerde werd ontdekt. Het staat in een oud Latijns tekstje op het laatste schutblad van een Oudengels handschrift dat zich in de Bodleian Library te Oxford bevindt. Met behulp van een blauw filter en sterk doorvallend licht wist men het tekstje te ontcijferen. We geven het weer zoals het door de Nederlandse taalkundige W.J.A. Caron werd gereconstrueerd:
(4) |
...quid expectamus nunc |
|
Abent omnes uolucres nidos inceptos nisi ego et tu |
|
Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic |
|
enda thu uuat unbidan une nu |
|
Rector celi nos exundi ut dignare nos salutare |
De gecursiveerde Oudnederlandse zin luidt in het modern Nederlands ongeveer: ‘Hebben alle vogels nesten begonnen tenzij ik en jij; wat wachten we nu’. Dit oude zinnetje