Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdZeven wijzen van Romeredden het leven van een ter dood veroordeelde prins, doordat ieder van hen met een vertelling één dag uitstel van executie weet te bewerkstelligen. We geven hier het verhaal volgens de meest verbreide versie. De keizer ontbiedt na het overlijden van zijn vrouw zeven wijzen voor de opvoeding | |
[pagina 376]
| |
van de prins, zijn enig kind. Allen bieden hun diensten aan en de zevenjarige wordt aan hun gezamenlijke zorg toevertrouwd. Ze trekken zich met hem terug in een buitenverblijf bij Rome waar hij een begaafde leerling blijkt. Na enige tijd hertrouwt de keizer, maar dit huwelijk blijft kinderloos. Als de prins zestien jaar bij de wijzen is, wordt hij op initiatief van de stiefmoeder naar huis teruggeroepen. De wijzen en hun leerling lezen in de sterren dat hun leven in gevaar is, tenzij de prins thuis zeven dagen lang een volstrekt stilzwijgen in acht neemt; ze spreken af dat hij dit zal doen, wat er ook gebeurt. Als thuis alle pogingen om hem aan het spreken te krijgen mislukken, biedt de stiefmoeder aan hem onder haar hoede te nemen en te genezen. Ook dat wil niet lukken. Zij probeert hem te verleiden en als hij haar afwijst, zet zij een poging tot verkrachting in scène. Men gelooft haar. Daarmee staat de doodstraf vast, maar de rechtszitting wordt uitgesteld tot de volgende dag. Om haar man zijn zoon als een gevaarlijke rivaal te doen zien vertelt de stiefmoeder het verhaal arbor (de prachtige boom die voortdurend wordt gesnoeid om ruimte te maken voor een jongere, tot hij het tenslotte helemaal moet afleggen). De volgende ochtend wordt het vonnis geveld. Als men op het punt staat het uit te voeren, verschijnt de eerste wijze en vertelt het verhaal canis als waarschuwing tegen overijld handelen (in dit verhaal immers vindt men, nadat de met het bloed van de slang besmeurde hond is doodgeslagen omdat men denkt dat hij het kind heeft verslonden, het kind ongedeerd onder de omgevallen wieg). De terechtstelling wordt verdaagd. 's Avonds vertelt de stiefmoeder het verhaal aper (een herder doodt een everzwijn door list). De volgende ochtend wordt de voorbereiding van de executie hervat, maar de tweede wijze komt en beweegt de keizer weer tot uitstel. Dit herhaalt zich tot de prins weer mag spreken. Dan blijkt de valsheid van de stiefmoeder en de prins vertelt het slotverhaal, vaticinium (een zoon overleeft de aanslag van zijn ouders die niet willen dat de voorspelling in vervulling gaat volgens welke zij hem zullen dienen; een machtig vorst geworden bezoekt hij hen, maakt zich bekend nadat ze hem nederig hebben ontvangen en bediend, en schenkt hun vergeving). In de raamvertelling vergeeft de prins alleen zijn vader; de stiefmoeder eindigt op de brandstapel. Na de dood van de keizer regeert zijn zoon met grote wijsheid.
De raamvertelling over de opvoeding van de prins door de wijzen, het hem bij zijn terugkeer naar huis opgelegde spreekverbod, dat hij ook niet overtreedt als hij door zijn vaders vrouw valselijk van aanranding wordt beschuldigd (het Potifar-motief), zijn veroordeling, het telkens weer uitstellen van zijn terechtstelling en de goede afloop doordat de waarheid aan het licht komt als hij weer mag spreken, zijn afkomstig uit het Oosten. Men onderscheidt een oosterse en een westerse traditie, en noemt deze respectievelijk Het boek van Sindībad en De Zeven Wijzen van Rome. Over de herkomst van het gegeven en de relatie tussen het Boek van Sindībad en de geschiedenis der Zeven Wijzen van Rome bestaat geen zekerheid. Lang is India algemeen als bakermat van het Boek van Sindībad beschouwd, maar ook voor een herkomst uit Perzië zijn argumenten aangevoerd. Over de weg waarlangs het gegeven West-Europa heeft bereikt en over de rol die mondelinge overlevering via kruisvaarders of kooplieden daarbij heeft gespeeld bestaat verschil van mening. Informatie over Het Boek van Sindībad (in Arabische bronnen) reikt terug tot rond het jaar 800. De oudste der acht bewaarde versies is de Syrische Sindban (10e-11e eeuw). De Hebreeuwse Mishle Sendebar was mogelijk al in omloop in de 10e eeuw, maar de overgeleverde redactie dateert uit de 12e-13e eeuw. In de oosterse overlevering is een der wijzen, Sindībad, met de opvoeding van de prins belast. Elk der wijzen vertelt twee verhalen (een over het gevaar van overijld han- | |
[pagina 377]
| |
delen en een over de listen der vrouwen). De aanklaagster zet daar telkens één exempel tegenover om de vorst in zijn voornemen tot terechtstelling van zijn zoon te bevestigen. De prins vertelt een slotverhaal. Van de westerse geschiedenis der Zeven Wijzen van Rome zijn ca. veertig redacties bekend, die door Gaston Paris (1876) tot acht versies gegroepeerd zijn. De verschillen tussen versies en redacties zijn soms groot, en de relaties tussen de versies zijn niet altijd duidelijk. Exempels worden vaak door andere vervangen; hierdoor vindt men in alle redacties samen ca. honderd verschillende verhalen. Het Boek van Sindībad en De Zeven Wijzen van Rome hebben slechts vier verhalen gemeen: de verhalen canis, aper, senescalcus (een rentmeester stuurt zijn eigen vrouw als zijn heer gezelschap voor geld zoekt) en avis (een vrouw ontdoet zich van een pratende vogel die haar ontrouw aan haar man verraadt). Het overgrote deel der exempels in De Zeven Wijzen is van westerse herkomst. Deels zijn ze uit de Oudheid afkomstig, zoals vidua (dit is de weduwe van Efeze), inclusa (een minnaar ontvoert zijn lief met medewerking van haar man, vgl. Plautus' Miles gloriosus) en gaza (vader en zoon willen de schatkamer van de koning ten tweeden male plunderen, vgl. het Rhampsinitos-verhaal bij Herodotus). Andere behoren tot de middeleeuwse ‘matière de Rome’, bijvoorbeeld Roma (belegeraars vluchten in paniek voor een geënsceneerde verschijning) en Virgilius (door de dichter-magiër vervaardigde wonderbeelden, de boogschutter met het opschrift ‘Hic percute’ en de ‘Salvatio Romae’). De ‘matière de Bretagne’ is vertegenwoordigd in sapientes (het kind Merlijn geneest een koning van diens door zeven magiërs veroorzaakte blindheid). Gemeenschappelijke kenmerken maken het aannemelijk dat heel de westerse traditie der Zeven Wijzen teruggaat op één voorloper (de niet bewaarde ‘oerversie’ v). De oudste bewaarde versie (k) is rond 1155 ontstaan en de oerversie v moet derhalve van voor het midden van de 12e eeuw dateren. Houtsnede uit Die Historie van die Seven Wise Mannen van Romen, gedrukt in 1483 bij Jacob van der Meer te Delft. Utrecht, Universiteitsbibliotheek.
| |
[pagina 378]
| |
Een eerste groep binnen de westerse traditie vormen de versies k, d, a en m. De belangrijkste versie in deze groep is a. Zij omvat de Roman des sept sages de Rome in proza (ca. 1200) en zijn zes voortzettingen: Roman de Marques de Rome (vóór 1277), daarop aansluitend Laurin (ca. 1530 door Claude Patin benut voor de Hystoire de Giglan), Cassidorus, Pelyarmenus, Helcanus en Kanor. Rond 1300 is a omgewerkt tot Li Ystoire de la male marastre (m, die mogelijk als inleiding op de Marques de Rome bedoeld was en slechts negen exempels met a gemeen heeft). De Franse a-versie is in de 13e eeuw bewerkt in het Middelengels, het Middelschots en het Italiaans, in de 14e eeuw in het Zweeds, het Welsh (Seith Doethon Rufein, in proza) en het Middelnederlands (Van den VII vroeden van binnen Rome). Versie h, de Latijnse Historia septem sapientum (ca. 1330) heeft de grootste verbreiding gekend. Zij is van de 14e tot de 17e eeuw achtereenvolgens bewerkt in het Duits, Nederlands, Frans, Latijn, Spaans, Engels, Hongaars, Pools, Russisch, Deens, Zweeds, IJslands, Boheems, Armeens en Hebreeuws. De Latijnse tekst is in het laatste kwart van de 15e eeuw een tiental keren gedrukt (o.a. in Deventer bij R. Paffroet ca. 1476 en in Gouda bij G. Leeu ca. 1479-81). Een bewerking in het Duits verscheen in 1473 (Augsburg, Johann Bämler), spoedig gevolgd door het Nederlandse Die historie van die seuen wijze mannen van romen (G. Leeu, Gouda 1479, dertien drukken tot 1819). Meestal gaan deze en andere bewerkingen van h in de volkstalen (zoals de Zuidhessische Von den syben weisen Maister, eind 14e eeuw, en een nog niet uitgegeven Middelnederlandse prozabewerking in oostelijk dialect) terug op de Historia septem sapientum zelf, waarvan rond dertig handschriften bekend zijn. Van haar twee Latijnse bewerkingen, de Historia calumniae novercalis (druk G. Leeu, Antwerpen 1490) en de Pontianus (gedrukt in Straatsburg ca. 1510) is de Pontianus gerecipieerd in het Hongaars (en vandaar in het Pools en Russisch) en het Hebreeuws. In 1412 bewerkte de Elzasser dichter Hans von Bühel een bestaande Duitse prozavertaling van h tot Dioclecianus Leben. In de 16e eeuw volgden een prozaversie van William Copland (ca. 1548-61, op basis van de druk van Wynkyn de Worde van ca. 1515), de Ludus septem sapientum van Franciscus Modius (ca. 1560, uit het Duits) en de metrische Schotse bewerking van een oudere prozaversie door John Rolland (ca. 1575-78). In de standaardversie van h heet de keizer Pontianus en de prins Diocletianus. Veel aandacht wordt besteed aan de moraal der exempels, die bovendien karakteristieke bijzonderheden bevatten. Vaticinium is zo een raamvertelling voor het »Amijs-en-Amelis-motief geworden. De aan de dood ontsnapte zoon heet Alexander; hij wint in Egypte de hand van de prinses en uitzicht op de troon, maar gaat zich eerst in Rome verder bekwamen aan het hof van keizer Titus. Daar ontmoet hij zijn evenbeeld Ludovicus, zoon van de koning van Israel (in het Middelnederlands Frankrijk), helpt deze het hart van prinses Florentina te winnen en beleeft vervolgens met hem van het duel tot en met de genezing van de lepra dezelfde avonturen als Amijs met Amelis. Daarna bezoekt hij conform vaticinium zijn ouders. Een opmerkelijke omwerking die tot geen der genoemde versies gerekend kan worden, is de Latijnse Dolopathos (proza, ca. 1190) van de cisterciënzer monnik Johannes van Alta Silva (Haute Seille in Lotharingen). Het gegeven van De Zeven Wijzen is vervlochten met de middeleeuwse Vergiliuslegende en de raamvertelling wordt na de redding van het leven van de prins voortgezet met een relaas van diens bekering tot het christendom, dat sterk aan »Barlaam en Josaphat doet denken. Mede door de uitvoerige beschrijving van allerlei onderdelen van de handeling beslaat de raamvertelling in de Dolopathos ongeveer de helft van het werk. Zij is haar primaire functie van kader voor een groot aantal exempels ontgroeid. De handeling speelt op Sicilië ten tijde van | |
[pagina 379]
| |
de keizers Augustus en Tiberius. Lucinius is de lang verbeide zoon van de goede, zij het heidense koning Dolopathos en diens met Augustus verwante vrouw. Vlak voor zijn geboorte is voorspeld dat hij in grote wijsheid zal regeren en de hoogste god zal dienen. Zeven jaar oud wordt hij door zijn ouders toevertrouwd aan één leermeester, de dichter, wijze en astroloog Vergilius. Als hij zeven jaar bij deze in Rome is, neemt hij in de sterren waar dat zijn moeder is overleden en zijn vader hertrouwd. Voor hij naar Palermo teruggeroepen vertrekt, moet hij Vergilius beloven dat hij niet zal spreken tot ze elkaar weerzien. Thuis denkt men dat hij stom is van verdriet over de dood van zijn moeder en men tracht hem op te vrolijken met onder meer muziek en mooie vrouwen. De stiefmoeder wordt daarbij slachtoffer van haar inzet, met het bekende gevolg. De na Lucinius' veroordeling ten tonele verschijnende (naamloze) wijzen vertellen elk één exempel. Kort na de goede afloop overlijden Dolopathos en Vergilius, en Lucinius regeert als koning-wijsgeer. Tegen het einde van de regering van Tiberius komt er een Romeins burger van Joodse afkomst in het land die Christus predikt. Lucinius ontbiedt hem, laat zich onder vier ogen onderrichten en wordt christen, nadat de cathechese is bekroond met de opwekking van een jongeman die men ten grave droeg. Bij zijn doop Priscus genoemd doet hij afstand van de troon en vertrekt met zijn nieuwe leermeester naar Jeruzalem. Sindsdien ontbreekt van hem elk spoor. Met Het Boek van Sindībad heeft de Dolopathos slechts één exempel gemeen (canis) en met De Zeven Wijzen drie (canis, gaza en puteus: een door haar man wegens ontrouw buitengesloten vrouw weet de rollen om te draaien door te doen alsof ze in een put springt). Van de resterende vijf verhalen maken er drie in de Dolopathos hun entree in de geschiedenis der zeven wijzen: senex (een zoon spaart tijdens een hongersnood als enige in de stad zijn oude vader en vaart wel bij diens adviezen), viduae filius (een keizer schenkt zijn zoon aan een weduwe wier enige zoon hij heeft gedood - de vroeg-middeleeuwse Trajanus-legende), en latronis filii (een oude rover koopt zijn zonen los door een koningin drie avonturen te vertellen die hij heeft beleefd, o.a. een ontsnapping uit het hol van een mensetende reus - het Polyfemus-motief). Voor twee exempels is de Dolopathos de oudste gedateerde bron. In creditor gaat het om het vleespand-motief, vooral bekend door Shakespeare's Merchant of Venice: een meisje laat vrijers tegen betaling toe op proef, maar doet ze door toverkunst onverrichterzake in slaap vallen, tot er één haar te slim af is en met haar mag trouwen. Hij vergeet echter dat hij zijn vlees en botten heeft verpand om aan het benodigde geld te komen; zij redt hem door als man verkleed te eisen dat de schuldeiser geen druppel bloed vergiet. Cygni biedt de voorgeschiedenis van de sage van de »Zwaanridder: een ridder trouwt met een fee en ze krijgen zeven kinderen, zes jongens en één meisje, die met een gouden halsband om worden geboren. De jaloerse schoonmoeder belaagt de fee en haar kinderen, die hun halsband allemaal op het meisje na kwijtraken en in zwanen veranderen, maar hem tenslotte allemaal terugkrijgen op één jongen na, die een zwaan blijft. De Dolopathos is in het eerste kwart van de 13e eeuw vrij bewerkt door de Franse dichter Herbert (Li romans de Dolopathos); voorts zijn fragmenten van een Duitse bewerking bewaard. Complete versies van De Zeven Wijzen van Rome zijn al heel vroeg opgenomen in de Gesta Romanorum. In het oudste gedateerde handschrift van de Latijnse Gesta (uit 1342) volgen De Zeven Wijzen op de exempelverzameling (maar ontsluit één index beider inhoud); in andere redacties der Gesta zijn ze (al dan niet van moralisaties voorzien) op uiteenlopende plaatsen in de collectie ingepast. Daarnaast hebben afzonderlijke exempels uit De Zeven Wijzen hun weg naar de Gesta Romanorum gevonden. Ook elders in de literatuur treft men vaak verhalen aan die overeenkomst vertonen met | |
[pagina 380]
| |
die der Zeven Wijzen. De receptie van de zeer populaire raamvertelling speelt daarbij zeker een rol. Maar omdat de meeste exempels pas in het Westen in de cyclus zijn opgenomen en ook los daarvan in omloop zijn gebleven, (bijvoorbeeld puteus, dat al in het begin van de 12e eeuw in de Disciplina clericalis van Petrus Alfonsi voorkomt), is in concrete gevallen ontlening aan De Zeven Wijzen moeilijk te bewijzen als bronvermelding, saillante details of andere indicaties ontbreken. Slechts af en toe vindt men motieven uit De Zeven Wijzen in de toneelliteratuur. Lope de Vega bewerkte vaticinium tot El pronostico cumplido, in maart 1599 (of 1600) werd in Londen een op De Zeven Wijzen gebaseerd toneelstuk opgevoerd (van Dekker, Haughton, Chattle en Day), en in 1825 inspireerde inclusa A. von Platen tot Der Thurm mit sieben Pforten. Nog diep in de 18e eeuw waren De Zeven Wijzen Franse salonliteratuur. Een eeuw later was het volksverhaal hun domein bij uitstek geworden, vooral in Oost-Europa; nog in 1860 werd een aan de bard Neil Currie toegeschreven versie in het Gaelic geregistreerd in Stony-Bridge, South Uist. In handschriften is de historie van De Zeven Wijzen zelden geïllustreerd. Oude drukken en volksboeken bevatten de gebruikelijke houtsneden, nu eens slechts één titelprent met de hoofdfiguren van de raamvertelling rond het sterfbed van Diocletianus' moeder, dan weer complete cycli van rond veertig tot vijftig illustraties (Augsburgse drukken uit 1480 en 1481, en een Straatsburgse druk van de Gesta Romanorum-versie uit ca. 1484). In de 15e eeuw is het verhaal op wandkleden uitgebeeld. Verbeeldingen van afzonderlijke exempels (zoals die van canis op een ets van Codomi-Aîmé uit 1835) zijn niet noodzakelijkerwijs op De Zeven Wijzen gebaseerd: Eugène Delacroix bijv. liet zich voor zijn La justice de Trajan (1840) inspireren door de desbetreffende vertelling in Dantes Purgatorio. l.j. engels edities: Oesterley 1872; Campbell 1907; Epstein 1967; Runte 1974; Gilleland 1981a. |
|