Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdSeghelijn van Jeruzalemis de hoofdpersoon van een naar hem genoemde Middelnederlandse ridderroman, die rond 1350 in Vlaanderen door een onbekende dichter werd toevertrouwd aan het perkament. Seghelijn - de naam betekent ‘de zegezalige’ - wordt enige jaren na Christus' kruisdood geboren als de zoon van de islamitische koning Prides van Jeruzalem en diens echtgenote Braffeleur, die beloofd heeft zich tot het christendom te bekeren indien zij een zoon krijgt. Vlak voor Seghelijns geboorte leest een astroloog in de sterren dat Prides door de hand van zijn zoon de dood zal vinden. Omdat Prides, beducht voor de voorspelling, het kind wil laten doden, brengt Braffeleur Seghelijn onder bij een arm vissersgezin en geeft hem een ring als herkenningsteken mee. Als een eenvoudige visserszoon komt de jongeling in contact met het hof en bij hem rijst dan het vermoeden dat de visser zijn ware vader niet is. Prides neemt hem in zijn hofhouding op, niet wetend dat het zijn eigen zoon is. Braffeleur herkent hem evenwel aan de ring. De gelukkige hereniging van moeder en zoon duurt slechts kort; door intriges van de verrader Robbolijn wordt Seghelijn spoedig gedwongen het hof weer te verlaten. Op dat moment begint Seghelijns dwaaltocht. Tot zijn vele avonturen behoort het verslaan van de reuzen Clincker en Clinckaert (broers van Prides), op wie hij geneeskrachtige passierelieken - Christus' doornenkroon en drie nagels van het Heilig Kruis - verovert. Ook maakt hij kennis met de liefde. In de harem van koning Olifiere van Oliferne verwekt hij in één week tijd bij zeven jonkvrouwen zeven zonen, die later beroemd zullen worden als de »Zeven Wijzen van Rome. Omdat de jonkvrouwen ongedoopt zijn, wordt Seghelijn door God voor zijn wellust gestraft: vijftien jaar lang zucht hij in de ker- | |
[pagina 300]
| |
kers van de sultan van Babylonië. Nadat hij zijn schuld heeft uitgeboet, wordt Seghelijn op miraculeuze wijze bevrijd. Hij doodt de sultan en vijfhonderd van diens mannen en trekt vervolgens op goddelijk bevel naar Oliferne, waar zijn zonen belegerd worden. Na het ontzet van de stad rijdt Seghelijn door het woud en ontmoet daar Beenaley, die namens keizer Constantijn bijstand zoekt voor het belegerde Rome. Voor zijn hulp wordt Seghelijn beloond met de hand van Florette, de dochter van de keizer. Het huwelijksgeluk, dat nog even verstoord dreigt te worden door de verraders Gallijn en Galles, stelt Seghelijn in staat zijn misstap met de ongedoopte jonkvrouwen goed te maken. Seghelijns schoonmoeder Helena vat dan het plan op om samen met hem het Heilig Kruis te gaan zoeken. Florette wordt onder de hoede van Gaures achtergelaten. Deze vergrijpt zich aan haar en dat is het begin van Florettes deerniswekkende avonturenreeks, waarin zij danig op de proef wordt gesteld. Uiteindelijk valt ze in handen van de boosaardige Schotse kapitein Maronier, met wie ze schipbreuk lijdt. Intussen belegeren Helena en Seghelijn de stad Ysona. Met Gods hulp valt de stad, vinden zij het Heilig Kruis en keren vervolgens naar Rome terug. Onderweg vissen ze Florette uit zee op. Spoedig na hun thuiskomst in Rome overlijden Constantijn en Helena en bestijgt Seghelijn de keizerstroon. Tijdens zijn regering trekken veel pelgrims naar Rome, op zoek naar genezing door de passierelieken. Zo ook Prides, oud en ziek, en Braffeleur. Door machinaties van de verrader Gorres brengt Seghelijn - menende zijn vrouw op overspel te betrappen - zijn ouders eigenhandig om het leven en laat zo de voorspelling in vervulling gaan. Florette sterft van verdriet en Seghelijn trekt zich als kluizenaar terug in het woud. Als vijftien jaar later paus Celestinus komt te overlijden, volgt Seghelijn hem als paus Benedictus op. Hij sterft in een geur van heiligheid. De oorspronkelijk Middelnederlandse roman Seghelijn van Jherusalem is overgeleverd in één handschrift, één wiegedruk, vijf 16e-eeuwse drukken (van alle drukken is één exemplaar bewaard) en een excerpt. De notie ‘oorspronkelijk’ wil niet zeggen dat de anonieme dichter het verhaal van a tot z verzonnen heeft. Het is evident dat hij zijn kennis van o.a. de legende van de heilige Julianus Hospitator, de legende van de Kruisvinding en de Judaslegende in het verhaal heeft verwerkt. Ook uit de epische traditie heeft de dichter geput: in de tekst zijn ontleningen aan o.a. de Florence de Rome, de »Fierabras en de Elie de St. Gilles te traceren. Door uit deze verschillende elementen een geheel eigen tekst samen te stellen, heeft de dichter ook een geheel eigen lading aan zijn verhaal weten te geven. De eerste editeur van de tekst meende ‘dat de dichter eene poging heeft willen wagen om het Christelijk wonder als plaatsvervangend element voor het Heidensche in het epos te voeren, ten einde het ridderdicht meer in overeenstemming te brengen met den geest van zijnen tijd, de 14de eeuw’ (Verdam 1878). Latere onderzoekers zagen in de Seghelijn meer een sterk religieus getinte anti-hoofse roman of een ridderdicht rond het thema van de vondeling en de ‘Vatersuche’, met reminiscenties aan de Oidipousstof. Een aparte betekenislaag in de tekst vormt de literaire verwerking van de (laat-)middeleeuwse kruisvaartideologie en -kritiek. De drukgeschiedenis van de Seghelijn van Jherusalem toont aan dat het verhaal ruim twee eeuwen lang een zekere populariteit heeft genoten. Na de 16e eeuw vernemen we evenwel niets meer van Seghelijn, ook in de beeldende kunsten heeft hij geen sporen nagelaten. g.h.m. claassens editie: Verdam 1878. |
|