Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdGirart de Vienne(Middelnederlands: Gheraert van Viane) is de hoofdpersoon van een verhaal dat het meest bekend is in de versie die Bertrand de Bar-sur-Aube ervan geeft. Deze dichter schreef omstreeks 1180 een chanson de geste getiteld Girart de Vienne met de volgende inhoud. Als knaap treedt Girart bij koning »Karel in dienst. Als Karel op een dag de boodschap ontvangt dat de hertog van Bourgondië overleden is, zegt hij Girart de hand van de hertogin en het land toe. Hierna maakt hij Girart ridder. Maar vlak nadat Karel de hertogin heeft meegedeeld dat hij haar de jonge dappere Girart heeft toegedacht, wordt hij getroffen door haar schoonheid. Hij komt terug op zijn eerdere besluit en vraagt haar met hemzelf te trouwen. Zij voelt echter meer voor een huwelijk met de jeugdige ridder, vraagt bedenktijd, laat Girart bij zich komen en vraagt hem op de man af met haar te trouwen. Girart staat paf. Een vrouw die een man ten huwelijk vraagt! Hij voegt haar toe dat hij voorlopig niet van plan is te trouwen en dat ze maar een andere echtgenoot moet zoeken. De hertogin is diep gekrenkt, maar laat Girart de volgende dag opnieuw vragen bij haar te komen. Trots vraagt hij veertien dagen uitstel, en hierop treedt de hertogin in het huwelijk met Karel. Bourgondië gaat hiermee Girarts neus voorbij. Op advies van zijn heren geeft de koning hem ter compensatie Vienne, een welvarende stad aan de Rhône. Girart knielt neer om de koning te bedanken met een voetkus. Karel ligt op dat moment al in bed. Zijn vrouw, die naast hem ligt, ziet nu haar kans schoon om zich te wreken: zij steekt haar voet onder het laken uit en Girart, zich van niets bewust, kust deze in plaats van die van Karel. De volgende dag vertrekt hij naar Vienne, waar hij nog hetzelfde jaar met Guibourc trouwt. Op een dag begeeft Aymeri, de zoon van Girarts broer Hernaut, zich naar Karel met het doel een wapenrusting te vragen. De koningin, door Aymeri's komst pijnlijk herinnerd aan de afwijzing door diens oom, vertelt en plein public triomfantelijk hoe zij zich indertijd op Girart heeft gewroken. Aymeri stuift op. De aanwezige ridders verhinderen dat hij haar doodt, tuigen hem af en gooien hem de zaal uit. Spoorslags rijdt hij naar Vienne, waar hij Girart op de hoogte brengt. Deze roept zijn familieleden bijeen, die allen komen: zijn broers Hernaut de Beaulande, Milon de Pouille en Renier de Genvres en zijn vader Garin de Monglane. De clan begeeft zich naar het koninklijk hof, verlangt genoegdoening van Karel en eist het hoofd | |
[pagina 145]
| |
van de koningin. Karel van zijn kant eist genoegdoening van Girart, omdat deze te kort zou zijn geschoten in zijn feodale verplichtingen: hij heeft Vienne nu al jaren in leen zonder daar iets tegenover te hebben gesteld. De confrontatie tussen de clan en de koning en diens mannen loopt uit op een handgemeen. Een jarenlange oorlog volgt. Karel slaat het beleg voor Vienne en er wordt fel gevochten. In Karels leger bevindt zich zijn neef Roland (»Roelant). Deze leert Reniers zoon Olivier kennen, wiens dapperheid hem met waardering vervult. De schoonheid van Oliviers zuster Aude zet hem in vuur en vlam. Omgekeerd slaat Aude hem met welgevallen gade. Op een dag vindt er een tweegevecht tussen Olivier en Roland plaats. Indien Olivier wint, zal Karel zijn leger terugtrekken; wint Roland, dan zal Girart Vienne verlaten. Het gevecht eindigt onbeslist, doordat God een wolk tussen hen laat neerdalen. Een engel gebiedt hun de wapens niet langer tegen elkaar, maar tegen de heidenen in Spanje op te nemen. Ze sluiten vriendschap en Olivier belooft Roland de hand van zijn zuster. Roland probeert Karel ertoe te bewegen zich met Girart te verzoenen, maar tevergeefs. Pas als Karel op een keer door Girart en de zijnen gevangen is genomen, is hij bereid vrede te sluiten. Roland en Aude verloven zich. Dan melden boden dat de heidenen het land zijn binnengevallen. Karel en zijn mannen rukken op naar Spanje.
Aan het begin van de Girart vertelt Bertrand dat er drie gestes, dat wil zeggen drie epische cycli, kunnen worden onderscheiden: die van de koning, die van Doon de Maience en die van Garin de Monglane. Girart de Vienne behoort tot de laatstgenoemde cyclus (ook ‘Cycle de Guillaume d'Orange’ genoemd), die van de koningsgetrouwe vazallen. Tegelijkertijd echter kan de Girart worden gerekend tot de ‘Cycle des barons révoltés’, de cyclus van de opstandige vazallen (Geste de Doon de Maience). Mogelijk mag de vervaardiging van dit chanson in verband worden gebracht met het huwelijk van Scholastique, dochter van Henri le Libéral, graaf van Champagne, en diens vrouw Marie, met Guillaume, zoon van Girart i van Vienne. Marie maakte enige tijd deel uit van een coalitie tegen Filips ii Augustus en het Huis van Champagne had er tussen 1181 en 1183 alle belang bij zich te liëren aan Girart, een fervent tegenstander van de koning. De historische kern van de Girart vormt de belegering van Vienne door Karel de Kale in 870; Girart, de graaf die Vienne bestuurde, weigerde de stad over te geven. Met deze historische feiten werden traditionele literaire motieven, lokale sagen en episoden uit chansons de geste verbonden. Door verplaatsing van het verhaal naar de Provence (vóór Bertrand) ontstond het verhaal over de aanmatigende, driftige en in feite onsympathieke Girart de Fraite, terwijl verplaatsing naar de Pyreneeën en daarna naar Bourgondië in de Girart de Roussillon resulteerde. In het oorspronkelijke verhaal moet het conflict van puur feodale aard zijn geweest. Hierin zal Girart een vazal zijn geweest die niet in zijn recht stond en zijn feodale verplichtingen niet nakwam. De oude verhaalversie is in beknopte vorm bewaard gebleven in de Oudnoorse Karlamagnús saga (1230-50) en in de Chronique rimée van Philippe Mousket (midden 13e eeuw). In de versie van Bertrand echter heeft Girart een goede reden om in opstand te komen, aangezien de koning (na zich aan andere onrechtvaardigheden schuldig te hebben gemaakt) hem geen genoegdoening geeft voor de wandaad van de koningin. De voetkus kan door Bertrand in het verhaal zijn geïntroduceerd om Girarts gedrag te rechtvaardigen. Ook zou Bertrand Girart hebben gelieerd aan het koningsgetrouwe geslacht van Aymeri. Bertrands conceptie van Girart is in overeenstemming met de wijze waarop ten tijde van Filips ii Augustus de literaire barons révoltés werden gepresenteerd. In La Geste de Monglane (een bewerking in verzen uit de 14e eeuw), in de tekst van het | |
[pagina 146]
| |
Karel ontmoet Girart de Vienne voor de muren van Vienne; rechts te paard Aude. Grisaille, ca. 1460, door Jean le Tavernier in een handschrift met David Auberts Croniques et Conquestes de Charlemaine. Brussel, Koninklijke Bibliotheek.
| |
[pagina 147]
| |
15e-eeuwse handschrift in de Bibliothèque de l'Arsenal te Parijs (grotendeels in proza) en in de 15e- en 16e-eeuwse drukken ziet het verhaal er in grote lijnen hetzelfde uit als in Bertrands chanson. Deze laat-middeleeuwse versie schenkt echter meer aandacht aan o.a. de liefde tussen Roland en Aude. In 1458 voltooide David Aubert, een van de belangrijkste kopiisten van de Bourgondische hertogen, de Croniques et conquestes de Charlemaine. Hier is het verhaal over Girart de Vienne (in de laat-middeleeuwse versie) verbonden met het verhaal over Girart de Fraite, dat bewaard is gebleven in het Chanson d'Aspremont. De voetkus ontbreekt; de reden tot de oorlog is Girarts weigering Karel als leenheer te erkennen. Een soort uittreksel van Auberts kroniek geeft de Histoire de Charlemagne (handschrift te Dresden, eind 15e eeuw). Van een Middelnederlandse Gheraert van Viane zijn slechts twee fragmenten bewaard gebleven. Ze zijn afkomstig uit een (Westvlaams?) handschrift van ca. 1320 en bevatten samen 192 verzen. De dichter moet zich gebaseerd hebben op de Franse traditie en kende een versie waarin de voetkus figureerde. Viane is een schrijfwijze voor Vienne. Het is echter niet uitgesloten dat het Middelnederlandse gedicht gerelateerd kan worden aan het Oostvlaamse dorp Viane nabij Geraardsbergen: in de 13e en 14e eeuw droegen de (vermogende) heren van Viane de naam Gérard. In de 18e eeuw vatte De la Vergne de Tressan het verhaal in gemoderniseerde vorm samen in de ‘Bibliothèque universelle des dames’ en in het ‘Corps d'extraits de romans de chevalerie’, onder de titel Guérin de Montglave (de titel die het in de drukken steeds heeft). Dezelfde titel heeft een marionettenspel, waarin een deel van de stof (voor kinderen vrij bewerkt naar de tekst in de ‘Bibliothèque bleue’, een serie volksboeken) in Luik nog steeds wordt vertoond. Het tweegevecht tussen Roland en Olivier inspireerde in de 19e eeuw Victor Hugo tot het romantische gedicht ‘Le mariage de Roland’ (in La légende des siècles). Olivier wordt voorgesteld als heer van Vienne en zoon van Girart. Wat betreft de beeldende kunst zijn vooral de grisailles van belang waarmee Jean le Tavernier de Croniques et conquestes de Charlemaine illustreerde. Twee handschriften waarin Bertrands Girart is overgeleverd, bevatten miniaturen. Op verscheidene plaatsen in Noord-Spanje, bijvoorbeeld aan de San Salvador te Fruniz (12e eeuw), is beeldhouwwerk te zien dat twee vechtende ridders voorstelt die gescheiden worden door een priesterlijke figuur. Dit zou het begin van de vriendschap tussen Roland en Olivier kunnen verbeelden. Het is echter evenzeer mogelijk, dat deze sculpturen een algemenere betekenis hadden en bedoeld waren als een aansporing aan de christenen om de onderlinge strijd te staken, opdat de strijd tegen de heidenen des te beter kon worden gevoerd. Te Meaux was in de benedictijner abdijkerk Saint-Faron ooit een »Ogier-mausoleum (ca. 1200). Van dit inmiddels verwoeste monument nam Mabillon een gravure (zie p. 238) op in zijn Acta sanctorum ordinis sancti Benedicti (1704). Aan de ene zijde van de tombe waarin Ogier zou zijn begraven staan Roland, Aude en Olivier, die Roland de hand van zijn zuster en zijn vriendschap aanbiedt. Aan de andere zijde staan een man en een vrouw die men wel heeft aangezien voor Girart en Guibourc maar die, naar men nu veelal aanneemt, geidentificeerd moeten worden als Karel en diens vrouw. De benedictijnen zullen in dit monument hun ideaal hebben willen verbeelden: vrede tussen christenen in het belang van de dienst van God. i. spijker edities: Reiffenberg 1836-38; Kalff 1886; Guiette 1940-51; Dougherty/Barnes 1966; Hieatt 1975-80; Van Emden 1977. |
|