Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdOgier van Denemarken(Frans: Ogier le Danois) is in de Karelromans een van de vooraanstaande ridders van »Karel de Grote. Zijn Deense oorsprong is omstreden; misschien is de naam ‘le Danois’ abusievelijk ontstaan uit ‘l'Ardennois’. Hij is de hoofdpersoon in La Chevalerie d'Ogier de Danemarche, een chanson de geste dat in zijn overgeleverde vorm waarschijnlijk omstreeks 1200 en misschien door de dichter Raimbert de Paris is geschreven. De inhoud kan worden verdeeld in vijf branches. In de eerste branche (‘Enfances’) wordt over Ogiers jeugd verteld. Hij is de zoon van de hertog van Denemarken en bevindt zich als gijzelaar aan het hof van Karel de Grote. Wanneer zijn vader zijn plichten als leenman verzaakt, wordt Ogier gevangen gezet in de burcht van Saint-Omer. Hij wordt daar verliefd op de dochter van de kasteelheer en verwekt bij haar zijn zoon Baudouinet. Als Karel naar Italië trekt om de heidenen te bestrijden die Rome hebben veroverd, gaat Ogier mee. De Franken trekken over de Alpen en ontmoeten al spoedig het leger van de Saracenen. In de strijd verricht de jonge Ogier zijn eerste heldendaden, reden waarom hij door Karel tot ridder wordt geslagen. Vervolgens schittert Ogier nog in tweegevechten tegen de hoofse Karaheu en tegen Brunamont, waarbij hij het zwaard Courtain en zijn trouwe paard Broiefort verwerft. Met hulp van Gloriande, dochter van de heidense aanvoerder Corsubles en verloofde van Karaheu, overwint Ogier alle moeilijkheden. Tenslotte trekken de heidenen verslagen terug naar hun land; Karaheu en Gloriande weigeren zich te bekeren tot het christendom en gaan met hen mee. De tweede branche (‘Het schaakspel’) speelt een aantal jaren later aan Karels hof te Laon. Baudouinet, Ogiers zoon, is een jonge man; hij schaakt tegen Karels zoon Charlot en wint. Woedend slaat Charlot zijn tegenstander met het schaakbord dood. Als Ogier daarop Charlot wil doden om zijn zoon te wreken, wordt hij door Karel verbannen. Hij neemt zijn toevlucht tot Desiderius, de koning der Longobarden in Pavia, en krijgt van deze Castelfort in leen. De derde branche (‘Strijd tegen de Longobarden’) gaat over de oorlog die Karel in Noord-Italië voert tegen koning Desiderius. Ogier voert het leger van de Longobarden aan en verliest de strijd. Wanneer hij doodmoe in slaap is gevallen en dreigt te worden gevonden door de Franken die hem achtervolgen, wordt hij door zijn paard Broiefort gewekt. Hij vlucht naar Pavia, maar Deside- | |
[pagina 238]
| |
Grafmonument voor Ogier en zijn wapenbroeder Benoît in de kerk van het klooster St.-Faron te Meaux, voor 1180, thans verdwenen; gravure uit 1704. De beelden aan weerszijden van het graf stellen figuren uit de Karel-epiek voor: van links naar rechts bisschop Turpijn, een vrouw en een man (waarschijnlijk keizer Karel en zijn echtgenote), Olivier, Aude en Roelant.
| |
[pagina 239]
| |
rius weigert voor hem de poort te openen. Dan trekt de held zich terug in Castelfort. In de vierde branche (‘Castelfort’) wordt verteld hoe Karel Castelfort zeven jaar belegert. Dan zijn al Ogiers mannen omgekomen. Alleen overgebleven hakt hij uit hout poppen die op gewapende strijders lijken, en plaatst die op de tinnen van het kasteel. 's Nachts verlaat hij Castelfort. In het vijandelijke kamp zoekt hij de tent van Charlot en werpt zijn lans naar binnen, maar Karels zoon ontloopt de dood doordat hij in een ander bed slaapt. Ogier vlucht verder, maar wordt op een dag, slapend in een bos, gevonden door aartsbisschop Turpin. De goede bisschop neemt Ogier uit loyaliteit jegens de koning maar met tegenzin gevangen en voert hem op een wagen naar Reims. Hij belooft Karel dat hij de held, die bekend staat om zijn grote eetlust, dagelijks niet meer dan een kwart brood en één beker aangelengde wijn zal geven. Turpin houdt zich aan deze belofte, maar laat dagelijks een geweldig brood bakken en daarvan een kwart naar Ogier brengen, samen met een enorme beker wijn, zodat de held in zijn gevangenschap niet van honger en dorst omkomt. De laatste en vijfde branche (‘Strijd tegen de Saksen’) begint met de dreiging van de heidense reus Brahier, die aan het hoofd van een groot leger van Afrikanen en Saksen Karels rijk is binnengevallen. De Franken beseffen dat alleen Ogier hen kan redden en zij roepen om hem, ondanks het verbod van de koning de naam van de held uit te spreken. Onder druk van de omstandigheden laat Karel Ogier vrij, maar deze, onverzoenlijk, eist dat men hem eerst Charlot, de moordenaar van zijn zoon, uitlevert. Karel stemt ook hierin toe en offert zijn eigen zoon om het koninkrijk te redden. Op het moment echter dat Ogier zijn aartsvijand wil onthoofden, grijpt God in. De heilige Michaël boodschapt dat hij er zich tevreden mee moet stellen Charlot een draai om de oren te geven. Dan staat niets de held meer in de weg om zich tegen de heidenen te keren. Hij overwint hen door in een tweegevecht de reus Brahier te verslaan. Daarna bevrijdt hij nog een meisje uit de handen van vijf vileine Turken. Zij blijkt een dochter van de koning van Engeland te zijn en het verhaal eindigt met de bruiloft van Ogier en deze prinses. Karel geeft Ogier Henegouwen en Brabant in leen. De held ligt begraven in Meaux.
Lang voordat de Chevalerie in deze vorm bestond, kwam Ogier al in historische, legendarische en epische bronnen voor. De historische kern van dit verhaal ligt verscholen in de derde branche. Ogiers optreden komt hier sterk overeen met dat van de Frank Autcharius, die na de dood van Karel de Grotes broer Karloman in het jaar 771, naar Desiderius is gevlucht. Wanneer Karel in 773 over de Alpen trekt om de paus bij te staan tegen Desiderius, voert Autcharius het leger van de Longobarden aan. De verhaalstof uit de derde branche is eerst uitgebreid met de vierde branche, over Castelfort, waarin het dappere verzet van de stad Pavia in de oorlog tegen Karel de Grote weerklinkt. Voorbeeld van een oude legende is de Conversio Othgerii militis, waarin wordt verteld dat Ogier zich aan het eind van zijn leven terugtrekt in het klooster Saint-Faron te Meaux. Van nog voor 1180 dateert een tombe in de kerk van dit klooster, waarop Ogier samen met zijn strijdmakker Benoît te zien was. Aan weerszijden van de tombe plaatste men andere figuren uit de Karelepiek. De oudste literaire bron waarin Ogier optreedt is het Chanson de Roland (ca. 1100); hij is er bevelhebber van de voorhoede en later, in de slag tegen Baligant, voert hij het leger van de Beieren aan. Aan de historisch gefundeerde stof van de derde en de vierde branche van de Chevalerie werd de geheel onhistorische tweede branche over het schaakspel toegevoegd om de ontrouw van de held jegens zijn leenheer te verklaren. De vijfde branche was nodig om de verzoening tussen Karel en Ogier te realiseren en de eerste is toegevoegd om de jeugd- | |
[pagina 240]
| |
geschiedenis van de inmiddels geliefde held te vertellen. Een andere oorsprongsgeschiedenis van dit chanson de geste, die de branches ii-v beschouwt als een later vervolg van de ‘Enfances’, lijkt minder waarschijnlijk. De figuur van Ogier is zowel in als na de Middeleeuwen buitengewoon populair geweest. De verhaalversie van de Chevalerie werd uitgebreid met nieuwe avonturen in het Heilige Land en het Verre Oosten (Roman d'Ogier en alexandrins, ca. 1335). Omstreeks 1275 heeft de dichter Adenet le Roi een zelfstandige bewerking van de eerste branche, Les enfances Ogier, aangeboden aan Maria van Brabant, koningin van Frankrijk. In 1498 verscheen het verhaal bij Vérard in Parijs, in een prozabewerking die gedurende de 16e eeuw vele malen opnieuw is uitgegeven. Ook buiten het Franse taalgebied is Ogier bekend. In Zuid-Europa zijn delen van de stof bewaard gebleven in Italiaanse epiek (bijvoorbeeld Uggeri il Danese, ca. 1455) en Catalaanse romanceros (15e en 16e eeuw). In het Middelnederlands heeft een Karelroman Ogier van Denemarken bestaan, waarvan slechts enkele handschriftfragmenten uit de 14e eeuw bewaard zijn gebleven. De inhoud van deze grotendeels verloren gegane tekst kan echter worden achterhaald met behulp van een Middelhoogduitse vertaling ervan, overgeleverd in een handschrift van 1479. Maar zijn grootste populariteit heeft Ogier gekregen in Noord-Europa. Daar raakte de held al vroeg bekend doordat zijn verhaal werd opgenomen in de eind-13e-eeuwse Oudnoorse compilatie van Karelromans die bekend staat als de Karlamagnús saga. Via een lange ontwikkeling werd Ogier in de 19e eeuw symbool van het Deense volk. Volgens het bekende sprookje Holger Danske (1845) van Andersen bevindt hij zich in de kelders van het slot Kronborg bij Elseneur. Hij slaapt, zijn baard is vastgegroeid in een marmeren tafelblad, maar eens, wanneer Denemarken in gevaar is, zal hij wakker worden en het land redden uit de nood. h. van dijk edities: Eusebi 1962; Van Dijk 1974; Van Dijk/Kienhorst 1989. |
|