Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdChâtelaine de Vergy(de Borchgravinne van Vergi), nicht van de hertog van Bourgondië, is een graag geziene gast aan diens hof. Zij is, in het geheim, de geliefde van een ridder die eveneens vaak aan het hof van de hertog komt. De vrouw van de hertog wordt verliefd op deze ridder en houdt hem voor dat het voor hem gunstig zou kunnen zijn een hooggeplaatste dame als vriendin te hebben. De ridder doet eerst alsof hij de toespelingen van de hertogin niet begrijpt, maar als ze zich duidelijker uitlaat, wijst hij haar resoluut doch beleefd af. De gekwetste dame zint op wraak. Tegenover haar man beschuldigt zij de ridder van oneerbare bedoelingen. In een gesprek onder vier ogen eist de hertog dat de ridder, met wie hij overigens op goede voet staat, hem de waarheid vertelt. Vertwijfeld vraagt de ridder zich af wat hij moet doen: als hij zwijgt en uit het gebied verbannen wordt, kan hij zijn geliefde niet meer zien; anderzijds, als hij zijn liefde openbaart aan de hertog, is hij bang de Châtelaine te verliezen. Was immers niet de geheimhouding een absolute voorwaarde voor hun liefde? De hertog zweert dan geheim te zullen | |
[pagina 81]
| |
houden wat de ridder hem zal vertellen. Daarop onthult deze zijn liefde voor de Châtelaine. De rest van het verhaal laat zich raden. De hertog, gerustgesteld (zeker nadat hij getuige is geweest van een nachtelijke ontmoeting van de twee geheven), staat weer als vanouds op goede voet met de ridder en haalt
Taferelen uit het verhaal van de Châtelaine de Vergy. Boven- en achterzijde van een 14e-eeuws ivoren kistje. Parijs, Musée du Louvre.
zich daardoor de woede van de hertogin op de hals. Deze weet haar man het geheim van de ridder te ontfutselen. Enige tijd later, tijdens een hoffeest met Pinksteren, waarvoor de Châtelaine ook is uitgenodigd, kan de hertogin haar gram halen. Via een opmerking over het hondje van de Châtelaine - dat als postillon d'amour fungeerde - laat de hertogin merken dat zij op de | |
[pagina 82]
| |
hoogte is van de geheime liefde. De Châtelaine waant zich verraden door haar geliefde en sterft van smart. De ridder vindt haar (net te laat!), hoort van een kamermeisje de klachten die de Châtelaine heeft geuit, en concludeert dat hij schuldig is aan haar dood doordat hij hun geheim heeft verraden aan de hertog. Hij steekt zich dood op het lichaam van zijn geliefde. Daarop vindt de hertog, gealarmeerd door het ontzette kamermeisje, de twee dode geliefden, begrijpt dat de hertogin haar mond niet heeft gehouden, en doodt zijn vrouw met het zwaard van de ridder. Na uitleg van de hele geschiedenis aan de verzamelde genodigden vertrekt hij naar het Heilige Land.
De oorspronkelijke Oudfranse tekst is omstreeks 1240 geschreven, na de bloeitijd van de hoofse literatuur. Door vrijwel iedereen wordt de Châtelaine de Vergy beschouwd als een bijzonder geslaagde tekst. Het is geen lai (het sprookjesachtige ontbreekt), eerder een aanzet tot de latere nouvelle. In sommige handschriften staat de tekst echter tussen allerlei fabliaux (humoristische vertellingen in versvorm), in andere komt het verhaal samen met de Roman de la Rose voor. Het is niet moeilijk in dit korte verhaal (948 verzen) een aantal motieven terug te vinden die ook voorkomen in verschillende lais (»Lanval), in Piramus en Tisbé en in Tristan-verhalen (»Tristan en Yseut [Isoude] worden overigens door de Châtelaine zelf in haar lange klacht genoemd). Verder wordt er in het verhaal ook een strofe geciteerd uit een bekend kruisvaarderslied van de Châtelain de Coucy (als commentaar van de auteur op de geestesgesteldheid van de ridder, die door de hertog voor de keuze ‘vertrekken of verklappen’ is gesteld). Genoemde teksten hebben een hoofse inslag en stammen uit de tweede helft van de 12e of het begin van de 13e eeuw. Hoewel het werven om de geliefde ontbreekt (dat wordt in twee verzen afgedaan, voordat de handeling begint) en er geen heldendaden te vermelden zijn, wordt de Châtelaine de Vergy zelf ook meestal als een hoofse tekst gezien. De liefde wordt als een gegeven beschouwd en moet geheim blijven: dat wordt in voorwoord en epiloog benadrukt. Midden in de tekst wordt nog eens uitdrukkelijk gezegd dat dit soort liefde slechts begrepen kan worden door en weggelegd is voor ingewijden. Waarom de liefde in dit geval geheim moest zijn is niet duidelijk: er wordt al jaren gediscussieerd over de vraag of de Châtelaine getrouwd was of niet, maar het enige vers in de tekst dat iets in die richting zou zeggen is niet eenduidig: de ‘signor’ over wie de Châtelaine spreekt zou haar heer (de hertog) kunnen zijn, maar ook haar man. (Overigens blijkt op de corresponderende plaats in de Middelnederlandse versie in het handschrift-Van Hulthem ondubbelzinnig dat de borchgravinne gehuwd is.) De tekst wordt in de epiloog als een exemplum gepresenteerd; de boodschap is dat je je liefde niet openbaar moet maken.
Het verhaal was zeer bekend: er bestaan nog ca. twintig handschriften uit de Middeleeuwen; daarnaast kennen we een tiental aanhalingen in de Franse literatuur van de 14e en 15e eeuw (waarin de Châtelaine vaak wordt gezien als voorbeeld van een trouwe geliefde). De Oudfranse tekst is tweemaal vertaald in het Middelnederlands, wordt aangehaald door Dirc Potter en in de 16e eeuw nog gebruikt. In het Italiaans is de tekst in de 14e eeuw vertaald. Vanaf het einde van de 15e eeuw is de oude verstekst in Frankrijk verschillende malen bewerkt (proza- en toneelbewerkingen, waarbij de Châtelaine soms wordt omgetoverd tot een deugdzame weduwe die in het geheim is getrouwd met haar aanbidder!). In de 18e eeuw wordt een ‘Gabrielle de Vergy’ de hoofdpersoon in een bewerking van de laat-13e-eeuwse roman Le Châtelain de Coucy et la Dame de Fayel. Tot in de 19e eeuw verschijnen er nog toneelstukjes met een Vergy in de hoofdrol. De grote belangstelling voor het verhaal blijkt ook uit het feit dat we nog negen (compleet of fragmentarisch bewaard gebleven) | |
[pagina 83]
| |
ivoren kistjes kennen, waarop hoogtepunten van het verhaal zijn afgebeeld. Ze stammen uit de eerste helft van de 14e eeuw en komen waarschijnlijk uit Parijs. Zulke kistjes werden vaak als huwelijkscadeau gegeven en dienden als bijouteriekistje of make-up-doosje. Verder is het verhaal afgebeeld in het Palazzo Davanzati in Florence, in de bruidskamer (omstreeks 1395). r.e.v. stuip edities: Jansen-Sieben 1985; Stuip 1985. |
|