Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdBerte met de brede voetenis de hoofdpersoon van een legende waarin zij als bruid van Pepijn de Korte door een bedriegster wordt verdrongen. Tenslotte wordt dit verraad ontdekt; Berte wordt in ere hersteld. Van deze legende zijn ruim twintig middeleeuwse versies bewaard. We volgen hier de oudste versie, in de Chronique saintongeaise (rond 1225). Op advies van zijn raadgevers vraagt Pepijn om de hand van Berte, de dochter van koning Floris van Hongarije. Berte reist naar Parijs. In de huwelijksnacht weet haar oude min door bedrog te bewerken dat haar eigen dochter bij de koning slaapt. Daarna beveelt ze twee knechten Berte te vermoorden, maar die laten haar ontvluchten. Berte wordt opgenomen door de veehoeder van Pepijn en diens vrouw Constansa, die zij vier jaar dient. Koning Pepijn en de dochter van de min krijgen twee zonen, Remfré en Andri. Als Bertes moeder hoort hoe gehaat de koningin van Frankrijk zich maakt, reist ze naar Frankrijk. De valse koningin houdt zich ziek in een verduisterde kamer. Desondanks wordt zij door de moeder van Berte ontmaskerd. De oude min wordt verbrand; over haar dochter vernemen we niets meer. Korte tijd later gaat Pepijn jagen; hij overnacht bij zijn veehoeder. Hij herkent Berte niet, maar voelt zich sterk tot haar aangetrokken. De veehoeder vertelt hem hoe hij haar heeft gevonden en geeft Pepijn toestemming die nacht met haar te slapen. Er wordt een bed klaargemaakt op een kar. Berte maakt zich bekend en vertelt haar lotgevallen. Het bericht dat zij is teruggevonden wordt met grote vreugde ontvangen. Enkele gegevens uit deze kroniek vinden we ook elders. De bastaardzonen van Pepijn en de valse bruid spelen vaak een actieve rol. In de Mainet (een Oudfrans dichtwerk uit de 13e eeuw, dat verhaalt hoe »Karel de Grote onder de schuilnaam Mainet zijn jeugd in Spanje doorbrengt) en in de Franco-Italiaanse versies van de Berte-legende vergiftigen zij later Pepijn en Berte, en ook Karel heeft in zijn jeugd veel van hen te duchten. Ook de kar waarop Pepijn en Berte slapen wordt vaker vermeld, om de naam van Karel de Grote te verklaren: hij is op deze kar verwekt. In Latijnse en Franse teksten is de etymologie carrus/Carolus of char/Charles.
De kern van de intrige, het motief van de ondergeschoven bruid, is een in vele varianten verbreid sprookjesmotief, dat onder meer voorkomt in De ganzenhoedster, een van de door de gebroeders Grimm verzamelde sprookjes. In de sprookjesversies verliest een | |
[pagina 68]
| |
meestal anonieme koningsdochter op weg naar haar bruidegom de talisman van haar moeder. Ze komt daardoor in de macht van haar kamenier, die haar dwingt met haar van kleding en identiteit te ruilen. De echte prinses wordt door een eed, verminking of bedreiging tot zwijgen gedwongen en moet vernederend werk doen. De bedriegster wordt tenslotte ontmaskerd en de koningsdochter krijgt, dankzij dierhelpers of door magische eigenschappen, de haar toekomende positie. Het is moeilijk vast te stellen, wanneer en hoe de historische moeder van Karel de Grote, die Bertrada heette en de dochter was van Charibert van Laon, in dit sprookje verzeild is geraakt. Natuurlijk horen de afstamming en de geboorte van een held bijzonder te zijn. Daarbij kunnen ook tegenstrijdige, min of meer historische gegevens over Karel Martel, zoals diens onwettige geboorte, op Karel de Grote zijn overgebracht. De vermelding van ‘Berte aus granz pies’ in Floire et Blancheflor (»Floris en Blanchefleur) (rond 1160) als dochter van de hoofdpersonen en moeder van Karel de Grote kan erop wijzen dat de sage toen al bekend was. De grote voeten van Berte spelen namelijk een rol bij de ontdekking van het bedrog, vooral in de Romaanse versies van de legende, waar de verwisseling pas na de bruiloft plaatsvindt. De valse koningin is in die versies op de voeten na een dubbelgangster van Berte. Historische en epische figuren hebben vaker bijnamen die slaan op uiterlijke eigenaardigheid; vgl. Pepijn de Korte. Vanwege haar grote voeten is Berte vroeger wel in verband gebracht met een Germaanse mythische spinster Perchta. Het met de voet aangedreven spinnewiel, dat Perchta's platvoet zou verklaren, werd echter pas in de 15e eeuw uitgevonden. De meest uitvoerige en invloedrijke bewerking van de Berte-stof is die van Adenet le Roi, die werkzaam was aan het Brabantse en later aan het Vlaamse hof. Hij schreef zijn Berte as grans piés rond 1275. De tekst heeft de vorm van een chanson de geste, maar is inhoudelijk veeleer een hoofse roman. De positieve personages zijn sterk geïdealiseerd. Berte wordt voorgesteld als het onschuldige slachtoffer van een gemeen bedrog, dat zich met voorbeeldige vroomheid in haar lot schikt. Zij legt zelfs spontaan in het woud de gelofte af dat zij, als zij haar ontberingen overleeft, haar ware identiteit zal verbergen, tenzij haar maagdelijkheid bedreigd wordt. In het huis van haar pleegouders, Symon en Constance, maakt ze zich geliefd door haar grote schoonheid, deugd, vroomheid en bekwaamheid in het borduren. Bertes moeder Blanchefleur ontdekt bij een bezoek aan Parijs het bedrog van Margiste, Bertes oude min, en haar dochter Aliste, die voor koningin Berte doorgaat. Enige tijd later ontmoet Pepijn Berte als hij op jacht verdwaald is. Ze herkennen elkaar niet, maar Berte maakt zich bekend als de koningin om te voorkomen dat Pepijn haar verkracht. Pepijn vraagt Bertes pleegouders vergeefs om opheldering; weer veilig neemt Berte haar verklaring terug. Pepijn, in grote verwarring, verzoekt Bertes ouders om haar te komen identificeren. Zo komt alles toch nog goed. De bron van Adenet is niet overgeleverd; details uit zijn tekst komen wel in oudere versies voor, maar nooit allemaal tegelijk. Adenet zegt het ware verhaal in Saint-Denis gelezen te hebben, maar dit is, net als de gekozen dichtvorm, vermoedelijk in de eerste plaats bedoeld om zijn tekst meer autoriteit te geven. Hij lijkt te polemiseren tegen bestaande tradities. Adenets Berte is de directe bron van onder meer de toneelbewerking Le miracle de Berte (rond 1375) en de 15e-eeuwse prozaroman Histoire de la reyne Berte et du roy Pepin. De Charlemagne van Girard d'Amiens (rond 1300) is een soort vervolg op Adenets Berte. Van de Middelnederlandse versie (ca. 1300) is slechts een zwaar beschadigd dubbelblad bewaard gebleven. De in dit fragment genoemde eigennamen komen volledig overeen met die van Adenet: de ouders van Berte (hier: Beerte) zijn Floris en Blanchefloer van Hon- | |
[pagina 69]
| |
Bertes oude min en haar dochter Alise in ontzetting vanwege de aangekondigde komst van Blanchefleur. Gravure als illustratie bij Pieter Pijpers, Adelaïde van Hongarije, 1793.
garije, de moeder-bedriegster heet Margiste; Morant, die bij Adenet Berte laat ontsnappen, wordt genoemd; Bertes pleegouders heten Symoen en Constance. Ook de intrige heeft dezelfde fasering: pas na de ontdekking van het bedrog ontmoet en belaagt Pepijn Berte, die hem zegt wie ze is. Later ontkent ze echter. Pepijn vraagt dan Floris en Blanchefloer om te komen. Hieruit blijkt dat ook in deze tekst de eed van Berte, een vinding van Adenet, moet zijn voorgekomen. De vertaler-bewerker breidt soms uit, heeft een voorkeur voor directe rede, voegt extra motiveringen toe, en streeft er zo naar zijn gedicht waar nodig levendiger en logischer te maken dan zijn brontekst. Andere, niet van Adenet afhankelijke teksten geven vaak een totaal andere voorstelling van zaken. In de Franco-Italiaanse versies is het Berte zelf die een ander meisje verzoekt om haar plaats in het huwelijksbed in te nemen. In Andrea da Barberino's I Reali di Francia (eind 14e eeuw) vindt ze Pepijn namelijk afstotelijk en te oud; in Berta da li gran pié (rond 1400) heeft ze zadelpijn van de lange reis. De vervangster, in beide teksten een dochter van de graaf van Mainz, wil dan koningin blijven en probeert Berta te laten vermoorden. In Rafael Marmora's prozaroman Aquilon di Baviera (1407) heet de valse koningin Gaiete en is zij de grootmoeder van Roland (»Roelant); zij heeft Berta laten verdwijnen, nadat Pepijn zelf haar had laten merken dat hij een oogje op haar had. De Duitse versies wijken in een aantal opzichten van de Romaanse af. De oudste komt voor in Karl der Grosse (vóór 1230) van Der Stricker. Hier vindt de verwisseling voor de bruiloft plaats. Dit geldt ook voor het Chronicon Weihenstephanense (tweede kwart 15e eeuw) en de Chronica Bremensis (1463) van Heinrich Wolter; in deze teksten wordt Berte pas ruim na de geboorte van Karel in ere hersteld. Conform de eerstgenoemde kroniek treedt in een prozatekst van 1475 en bij Ulrich Fuetrer (1478) een astroloog op, die Pepijn ver van huis voorspelt dat hij die nacht | |
[pagina 70]
| |
een geweldige zoon zal verwekken. Pepijn wil zo'n kans niet missen en pakt daarom de eerste de beste molenaarsdochter, die dan later Berte blijkt te zijn. De Berte-stof bleef lang populair. De Noches de Invierno van Antonio de Eslava (1609) bevat een versie die aansluit bij de Franco-Italiaanse teksten. Hier neemt Berte het initiatief tot een structurele rolwisseling met een Mainzse, en wel omdat Pepijn een afgeleefde oude man is en Berte bovendien verliefd is op een ander. C.-J. Dorat (1734-1780) bewerkte de stof driemaal voor het toneel, eenmaal in proza en tweemaal berijmd, onder de titels Adélaïde de Hongrie en Les deux reines. R.T. Regnard de Pleinchesne schreef Berthe (1774), een pastorale ‘comédie en vers libre’. Pieter Pijpers' treurspel Adélaïde van Hongarije (1793) verscheen drie jaar eerder onder de titel Pepyn, koning der Franschen. Pijpers het zich inspireren door de verschillende toneelversies van Dorat en ook hij herdoopt Berte in Adélaïde. De eigenlijke hoofdpersoon en de tragische heldin in Pijpers' stuk is de ondergeschoven koningin Alise. Wroeging overschaduwt haar voorbeeldige huwelijk met Pepijn; tenslotte pleegt ze zelfmoord. In dit tranenrijke stuk spelen politieke en moralistische opvattingen een belangrijke rol. Ook aan de Duitse Romantiek danken we enkele bewerkingen. F. de la Motte Fouqué verwerkte de stof in zijn dichtwerk Karl des Grossen Geburt und Jugendjahre (1816); K. Simrock schreef Berthe die Spinnerin (1845); O.F. Gruppe dichtte de epische trilogie Kaiser Karl (1848), waarvan het eerste deel, Königin Bertha, ein romantisches Epos, teruggaat op Wolters Chronica Bremensis. Het hof van Pepijn bevindt zich hier in Aken. De componist Victorin (de) Joncières (F.L. Rossignol) liet in 1878 te Parijs de opera La Reine Berthe opvoeren, die hem geen publieke erkenning bracht. Alet Schouten plaatst in haar jeugdboek Huon en de ganzenjonkvrouw (1975) de legende van Berte tegen de achtergrond van de half-heidense vroege Middeleeuwen. ‘La Reine Pedauque’, de koningin met de ganzevoet, afgebeeld op Franse kerken en kathedralen (de Saint-Bénigne te Dyon, voorts in Nevers, Saint-Pourcain, Nesle), is wel voor Berte met de brede voeten aangezien. Waarschijnlijk stelt zij echter de koningin van Sheba voor. annelies van gijsen edities: Henry 1963; Besamusca/Van Gijsen 1992. |
|