Verzameld werk. Deel 2
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 478]
| |
Onrustige Nachtwaakaant.1Hoe ruw lijkt plotseling soms iets vernield!
Ik belde, en wachtte. Een magere hond zag 't aan:
Ik joeg hem weg. - Waarom niet heengegaan?
Er wás iets, dat dit huis gesloten hield.
Tot, eindelijk, zíj kwam, en mij 't welkom bood.
Boven bleef alles dicht. Geen hand, geen groet.
Hij komt mij altijd vriendelijk tegemoet, -
't Was of me déze deur nu buitensloot.
Ik deed haar open, - iets weerstreefde het:
Hij die daarachter, schijnbaar, bezig was.
(Vier maal had ik gebeld!) Ik zat, en las
In alles wat ik hoorde en zag 't verzet.
En later: bits ging, bij 't slecht schemerlicht,
Zijn in 't geprikkeld ik verschanste leer
Tegen mijn stil-doorpeinsd gevoel te keer:
Een demon keek mij aan door zijn gezicht!
Ik zag 't als masker, want zijn hart was stom, -
Zelf door die wrede macht gekweld, misschien?
Dat ik die vreemde demon ooit moest zien!
't Was: wat? En dan, zo mort het hart: waarom?
Hoe ruw lijkt plotseling soms iets goeds vernield!
Vreemd voorgevoel! Waarom ben 'k blijven staan,
Toen 'k buiten wachtte, en wist niet heen te gaan?
Ik vóelde, dat het huis mij buiten hield...
| |
[pagina 479]
| |
2Ik zocht mijn wereld van 't gedicht
Van nacht, maar 't was vergeefs getracht! -
Het heeft mij enkel dát gebracht,
Stem van verbroken evenwicht.
Vriend, tijdelijk slaaf van 't boos geweld,
Gij zijt u zelf weer, hoofs en vrij!
Zo ging 't, door deze verzen, mij:
Het evenwicht is weer hersteld.
|
|