Verzameld werk. Deel 2
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
Zee-kiezen naar Byzantiumaant.Dat is geen land voor oude mensen. Jong
Geklemd aan jong; vogels - de dood hun deel
Broedsel na broedsel - tussen 't loof in zang;
Zalm-vallen, zeeën wemelend van makreel,
Vis, vlees of vogel, 't prijst de zomer lang
Al wat verwekt, geboren is en sterft.
Geen doof voor 't loklied uit dat zinnelijk feest,
Acht monumenten van nooit oude geest.
Een oude man is maar een nietig ding,
Een jas vol gaten op een stok, tenzij
Ziel handenklappend zing, en luider zing
Bij elk gat in haar sterfelijke kledij.
Maar enkel zíj zingt die ter schole ging
Bij tekenen van haar eigen heerlijkheid;
En daarom koos ik zee en voer totdat
Ik landde te Byzantium, heilige stad.
O die, als in goud-mozaïek van muur,
Staat in Gods heilig vuur, komt zieners gij,
Spil in een werveling, uít het heilig vuur
En leert uw zangkunst aan de ziel-in-mij.
Verteert mijn hart; koortsig van ongeduld
Gekoppeld aan een doodgaand dierlijk lijf,
Kent het zich zelf niet; neemt mij, waar gíj zijt,
In 't artificium van de eeuwigheid.
| |
[pagina 223]
| |
Eenmaal natuur uit, wil 'k geen vorm gebouwd
Als wat het zijn mag daar natuur aan haakt,
Maar zulk een vorm als van gedreven goud
En gouden smalt de griekse goudsmid maakt, -
Die straks een dommelig keizer wakker houdt
Of op een gouden tak aan 't zingen raakt
Byzantiums edele en vrouwe ten geval,
Van wat verging, vergaat of komen zal.
W.B. Yeats |
|