Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 345]
| |
[Moeder, ben ik uw gunst dan waard?] (aant.)
MOEDER, ben ik uw gunst dan waard?
Heb ik u daarom zo gesmaad,
Dat gij uw wild, opstandig kind
Weer toelaat voor uw stil gelaat?
Keer ik nu, na zo kort berouw,
Weer tot uw diepe liefde in,
Die aan mijn rusteloos hart uw rust,
En moed geeft voor weer nieuw begin?
En vraagt geen delging mijner schuld,
Dan dat ik nooit meer van u wijk,
Maar schenkt mij 't onverdiend bezit
Van een oneindig koninkrijk;
Noch wilt voor al die rijkdom iets
Dan dat ik mij tot plicht beken:
In de eenvoud, die gij steeds begeert,
Te zijn de dichter die ik ben?
Moeder, ik ben uw gunst niet waard,
Maar zal - dit vers ons stil verbond! -
Van nu af aan, vol dankbaarheid,
Trouw zijn tot in mijn laatste stond.
Tot de Aarde |
|