Verzameld werk. Deel 1(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 319] [p. 319] [Ik heb niet veel van wat ik zocht gevonden,] IK heb niet veel van wat ik zocht gevonden, Ik heb te veel geraden en gemist, Mijn tedere droom door wetensdorst geschonden En voor een waan verloochend wat ik wist. Ik wil voortaan geduldig blijven wachten Wat mij van lust of leed de dag beschikt, Ik ben vermoeid van al dat vruchteloos trachten Dat nooit zich voegt naar wat geen mens verwrikt. 't Bestemde lot dat we allen in ons dragen, Ook ik die éens mij nederig heb gekend Als een die haakt naar 't schemerig eind der dagen, Een knaap ontroerd om een Japanse prent. Die ben ik nog, en als de dag gaat dalen En rond mij heen de zoete schemer wast, Vergeet mijn ziel 't hartstochtelijke dwalen, Dan rust de drang die altijd woelt of tast. En 'k laat mijn blik langs de oppervlakte waren Van 't roerloos meer waar 't licht al achter zonk, Wijl kleine schepen haastig huiswaarts varen Vóordat de gloed tot donkerend blauw verblonk. Vorige Volgende