Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
De Orgelman (aant.)Zijn orgel hangt aan riemen om zijn hals,
Zo schuift hij voort, zijn rug kromt onder 't wicht,
Door 't onbewegelijk, onverschillig licht
Drupt de versleten weelde van een wals.
't Is overal einde en overal begin,
Een leegte is 't die niet zwijgen kan, een loom
Geluid, zich zelf te veel... Stil, stil, mijn dróom
Is 't nu, 't is heen, de verte zoog het in.
Mijn droom, mijn droom! Waarom, nu 'k blij kon zijn,
Zet zich haar armoe slepend in mij voort?
Heb ik haar schaamt' niet lang genoeg gehoord, -
Zij, schrilte om vreugde, en toch: te zwak voor pijn?
|
|