Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
[‘Zo nu mijn ziel mijn woorden zang kon geven’] (aant.)‘ZO nu mijn ziel mijn woorden zang kon geven,
Al ging zij’, spraakt Gij, ‘door een ver gebied,
Zou dan dit alles, zon en zee, niet leven
In geest en geur en klanklijn van mijn lied?’
't Was late dag al, wazig ingeweven
In 't bleke, koele kleuren van 't verschiet,
De zee lag gelig en gedempt te beven,
De wijde zon hing laag en straalde niet.
O wereld wier ontelbre heerlijkheden
Ik iedere dag vol vreugde mag doortreden,
Heelal waar ál mijn dagen in vergaan,
Hoe kan mij ooit éen melodie ontzweven,
Waar niet van zelf úw schoonheid in zou leven,
Waar 'k niet van zelf úw ziel in mocht verstaan?
|
|