Verzameld werk. Deel 1(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 215] [p. 215] [Een schaduw streek langs 't raam] EEN schaduw streek langs 't raam. En plotseling stond Vóor mij een vrouw. Rondom haar haren gleed De weeklacht der ontelbren, op haar mond Beefde de huivering om een grote kreet. Maar toen in mij haar blik zonk brak een wond Open in mijn gemoed, een vlijmend-heet Herinneren reet de breuk van de oude bond: ‘Zijt gij het, lief? Mijn liefste, zijt gij Leed?’ En toen zij zweeg: ‘Zijt gij het die met mij Eenmaal gedwaald hebt door die schone hof, Waar glans een weemoed was en zang een schrei? Zijt gij het, lief, die moedeloos en dof Eindeloze nachten neerlaagt aan mijn zij, Wenend bemind in 't bed van gras en lof?’ Vorige Volgende