Verzameld werk. Deel 1(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 213] [p. 213] [Was nu mijn ziel een droom zij zou zó zacht] WAS nu mijn ziel een droom zij zou zó zacht Niet naar de reinste sterren kunnen stijgen, Als drijvend op dit deinend-wijde zwijgen Een andere tocht haar tot úw liefde bracht. Zij zag u in een huivering neerwaarts neigen En sidderend heeft zij om uw broze wacht Haar brede vleugels, zwaar van stilte en nacht, Geruisloos toegevouwen saam doen zijgen. Toen zonk ze in dat oneindig-vroom verlomen Van ziel naar ziel waaraan haar hoogste dromen Getwijfeld had als bovenaardse lust; Een leliebloem door de avond bleek beschenen, Die roerloos in de stilte rond haar henen Haar teder beeld in 't sluimerend water kust. Vorige Volgende