Verzameld werk. Deel 1(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] [De morgen wekt de sluimer-groene pleinen,] DE morgen wekt de sluimer-groene pleinen, De dauwdrup blinkt in 't parelend struweel, Ontwaak, mijn lief, een nieuwe dag gaat schijnen, Zijn goud omboort, doorweeft het nachtfluweel. Een wild-gebrokte praal van grille wolken, Hel-vlammend rood door meren rillend grauw, Bewaasde veders druipend licht, en kolken Van damp-ombouwd en diep verzinkend blauw. Ontwaak, mijn lief, de schelle morgenvogel Stijgt op en kwettert schrille trillers uit, Hij juicht, in 't ruim, op wijdgespreide vlogel Het zonlicht toe door witte wolken-ruit. Wat was verdriet? Hoe heerlijk is het leven, Hoe schoon dit waden door zijn gouden vloed, Hoe klinkt uw lach om 't blank-gevleugeld streven Naar vreugde en heil, der liefde in ons gemoed! Ik voel mij deel van heel de luchte wereld, Mijn ziel is als de leeuwerik die daar zingt, Gij zijt de zon, van grillige gloed omdwereld, Wier glimlach mij tot blijde liederen dringt. Vorige Volgende