Bloemlezing uit het werk van Cornelius van Engelen
(1972)–Cornelius van Engelen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
IIIe Bedrijf, vierde tooneel(In de vorige tonelen heeft de beschouwer voornamelijk kennis gemaakt met Charles de Beaufond, een onuitstaanbaar kereltje, zoon van de Heer de Beaufond en Mevrouw, met de gouverneur, Abt Flacourt, de gouvernante en met bedienden.
Om Charles zijn onverbeterlijke streken en zijn hooghartigheid af te leren, wordt het plan gesmeed hem te laten geloven, dat hij eigenlijk de zoon is van Marretje, de min, en dat haar zoon Klaas eigenlijk de zoon en erfgenaam is van de Heer de Beaufond. Interessant is het te zien, hoe weinig er rekening gehouden wordt met de gevoelens van de jonge Klaas.
Het stuk mag zeker - als didaktisch en pedagogisch drama - een voorloper heten van de negentiende-eeuwse pedagogische literatuur. Toch is het goed te bedenken, dat Van Engelen niet de opgroeiende jeugd, maar de volwassenen, de ouders met name, als zijn publiek zag.)
De Heer de Beaufond, de Vader
Het spyt my, dat ik u in dat verzoek niet mag voldoen. Hy beschouwt my nu reeds met min gunstige oogen, omdat hy my min gedienstig en toegevende ondervindt; Zyn verblind hart verzet zig tegen eene gestrengheid, zo als hy 't beschouwt, daar hy my naderhand wel om zal beminnen en zegenen, dog dat hem nu, zo het eerste voorstel door my geschiedde, onwillig zou maaken om het te gelooven; terwyl het, voorgedragen door eene Moeder, welke hy aanbidt, met alle de kracht der waarheid op zyne ziel moet werken.
Mevrouw de Beaufond
Welaan dan! Ik zal my ook hier onderwerpen. - Ach, daar komen zy reeds! - Minne, houd gy u ook maar standvastig.
Marretje
Wees gerust; Kyk, nou ik het beloofd heb, zal ik het ook volbrengen. God vergeeve my het bedrog! | |
[pagina 104]
| |
Vyfde tooneelDe Vorigen. Charles de Beaufond, Klaas
Charles de Beaufond
Juffrouw Du Mont heeft my gezegd, Mama! - Hé! Scheelt 'er iets aan, myn lieve Mama? Zyt gy wél?
Mevrouw de Beaufond
Ja.
Charles de Beaufond
Gy ziet 'er toch anders uit als anders, Mama!
Mevrouw de Beaufond
Geef my niet langer dien naam, die my uit uwen mond niet toekomt.
Charles de Beaufond
Wat wilt gy zeggen, Mama?
Mevrouw de Beaufond
Jongeling, ik moet u een tyding melden, die u het hart doorbooren zal; Maar gy moet die weten. Gy zyt myn Zoon niet! Die begoocheling verdwynt; En gy keert tot uwen oorspronkelyken staat te rug: Marretje is uwe Moeder.
Charles de Beaufond
Marretje myne Moeder? Wel ja! - Ik bedank 'er hartelyk voor! Maar wat beduiden alle die grappen?
Abt Flacourt
Grappen! ik twyffel of gy het wel als grappen zult aanmerken, wanneer men den jongen Heer straks uwe kleederen, en u de zyne, aantrekt, en gy in zyne plaats met uwe waare moeder mederydt, om by haar te blyven woonen. | |
[pagina 105]
| |
Charles de Beaufond
(schreiende)
Ben ik dan uw Zoon niet, Mama?
Mevrouw de Beaufond
Noem my toch niet langer met dien naam. Gy gaat t'avond met Marretje mede.
Abt Flacourt
Daar is een gewichte ontdekking gedaan, die, hoe zwaar zy u tegenwoordig moge drukken, uw waar geluk zal bevorderen, dewyl zy u tot een goeden jongen zal maaken, daar gy thans een kleine dwingeland, een dartele leegloper en trotsche weetniet waart; Dat ryk zal nu uit zyn, Kameraat; Gy zult nu als Zoon van Marretje welhaast leeren uwen tyd naarstig waar te nemen, en alle braave menschen te achten en lief te hebben. Het Lot is u gunstiger dan gy denkt.
Charles de Beaufond
(nog meer schreiende)
Welke ontdekking? - Wat heb ik dan gedaan?
De Heer de Beaufond, de Vader
Ik zal u de geheele zaak, melden, Jongeling. Marretje en haar Man hebben beiden onze tederheid bedrogen, en hebben, door alte groote, of verkeerde, liefde voor u verleid, u in de plaats van onzen Zoon gesteld en overgegeven. Misschien heeft zucht tot grootheid, of de hoop op eigen voordeel, uit, uwe meerdere bezittingen opgevat, hier mede deel in gehad; Dog wy behoeven dat niet meer te onderzoeken; 't Is genoeg, dat zy, door wroeging gedrongen, hunne schuld komen belyden, en ons onzen waaren Zoon brengen, om u, haar eigen Kind, in deszelfs plaats weder mede te nemen.
Charles de Beaufond
Papa, ben ik dan uw Zoon niet? | |
[pagina 106]
| |
De Heer de Beaufond, de Vader
Uw Zoogbroeder Klaas, die boerenkinkel, zo als gy hem in uwe verwaandheid noemde, die u niet mogt genaaken, en wien gy zelfs de onbeschoftheid hadt van te slaan, die is onze Zoon; - Moet hy u nu ook niet op dezelfde wyze behandelen?
Charles de Beaufond
Och neen, neen; Ik voel het wel, ik voel het wel; Ik heb heel slecht gedaan; Ik zal het nooit weêr doen.
Abt Flacourt
Gy zult 'er nu ook niet veel gelegenheid meer toe hebben; de jonge Heer blyft hier; Gy gaat by Marretje woonen.
Charles de Beaufond
(zeer sterk schreiende)
By Marretje woonen?
Marretje
Het is zo; By my woonen.
Mevrouw de Beaufond
(Klaas omhelzende)
Maar gy, myn Zoon, zult by my blyven; Gy komt in zyne plaats.
Klaas
(zyne Moeder aanvattende)
Neen Mevrouw, neen, ik blyf by myn lieve Moeder! - Ik gaa met u meê, niet waar, Moeder?
Marretje
Neen Kind, dat is onze Zoon!
Mevrouw de Beaufond
Gy zyt ondankbaar en onbedacht, dat gy die Vrouw boven my tot Moeder verkiest. Mooije kleeren, speeltuig.... | |
[pagina 107]
| |
Klaas
Neen! neen! ik moet by myn Moeder blyven; die heeft myn zo lief, en ik heb haar zo lief....
Abt Flacourt
Maar begryp, dat Mevrouw uw Moeder is; Gy kunt niet by Marretje blyven.
Klaas
(in de bitterste droefheid)
Dan ben ik ongelukkig! Ongelukkig.
(Mevrouw de Beaufond neemt hem by de hand.)
Kom gy moet andere kleeren aan hebben. | |
Zesde toneel
De Abt Flacourt, Marretje, Charles de Beaufond
Abt Flacourt
Houdt toch op van schreien, Klaas, en schik u naar uwen staat.
Charles de Beaufond
Ik zal myn best doen.
Marretje
Ja! Jongen, kyk, zo je wel oppast, en naarstig bent, en gehoorzaam, en vriendelyk tegens alle onze dorpelingen, zal ik je zo lief hebben, als Mevrouw de Beaufond.
Charles de Beaufond
Zy is evenwel myne Moeder niet meer!
Marretje
Wel is uwe waare Moeder niet zo goed als eene ingebeelde? Je zult by ons zulke mooije kleeren niet hebben; Of zo een mooy huis; Of geen knecht om | |
[pagina 108]
| |
je te bedienen; Maar wy hebben 't evenwel goed; en, kyk, wy hebben nog al wat over om arme lieden meê te deelen, en dat is het grootste vermaak voor dikke Pieter. Wat zeg je kind?
(Het is logisch dat Charles nu omslaat als een blad aan de boom en tot inkeer komt. In de volgende bedrijven zien we daarvan telkens nieuwe tekenen. Tenslotte is hij rijp voor de waarheid!) | |
Elfde tooneel
Charles de Beaufond
Myn broeder heeft my ook alles vergeven, en my zelfs die drie stukken gelds vereerd, die ...
Mevrouw de Beaufond
Ik weet het, en ik weet aan wie gy voor hebt dezelve te brengen. Daar zal spoedig gelegenheid toe zyn; Alles is voor uw vertrek gereed; Wy zouden u nog wel een dag gehouden hebben, maar uwe Moeder zegt my, dat zy van avond t' huis moet zyn, en wil terstond afreizen; Vaarwel dan Klaas! Wees een braave Jongen; en betracht uwe plichten.
Charles de Beaufond
(weder schreiende)
Dat zal ik doen; Ja dat zal ik doen! Maar Mama .... Mevrouw!
(Hy valt op zyne kniën.)
Zoude ik u wel ééne bede mogen doen? Als ik braaf oppas, zoude ik dan alle Zondagen by u mogen komen, en den heelen dag blyven, zo myn Vader en Moeder my konden missen?
Klaas
(Mevrouw de Beaufond by de hand vattende)
Mevrouw, dewyl jy nou myn Moeder bent, zo wees het ook van myn Broeder; Scheid ons niet van malkander; Wy zullen altyd als broeders leeven. | |
[pagina 109]
| |
Charles de Beaufond
Dat zoude ik hoopen, Mynheer.
De Heer de Beaufond, de Vader
Zoudt gy uwen tyd, uwe vlyt en aandacht, steeds gevestigd houden op die bezigheden en plichten, die u door uwe bestierderen wierden voorgelegd?
Charles de Beaufond
Mynheer neem 'er de proef af; en zo ik weer tot luiheid of lanterfanten overslaa, onthoud my myn grootste wensch, van Zondags by Mama .... Mevrouw, te mogen komen.
De Heer de Beaufond, de Vader
Zoudt gy byzonderlyk uwe Minderen met behoorlyke achting en liefde...
Charles de Beaufond
O Mynheer, zo gy voelde, welke verwytingen ik my zelven hier omtrent doe, gy zoudt my het verdriet van die vraag bespaaren.
De Heer de Beaufond, de Vader
Nu dan Charles! Omhels Klaas als uwen Broeder; Omhels alle de Bedienden als uwe voorspraaken en Vrienden; En wees weder onze Zoon!
Charles de Beaufond
Uw Zoon! Mynheer? Uw Zoon! Mama?
(Hy kust hen beiden de handen)
Mevrouw de Beaufond
Onze Zoon, zo lang gy uwe plichten betracht.
Klaas
Dan ben ik ook weêr uw Zoon, myn lieve Moeder? dan gaa ik weer met u mede? | |
[pagina 110]
| |
Marretje
(tot Mevrouw de Beaufond, stil)
‘Dat tast my in 't hart, Mevrouw; Ik kan het niet langer uithouden.’ | |
Twaalfde tooneel
De Vorigen. Juffrouw du Mont, gevolgd van La Fleur, Jacques, den Koetsier en drie Meiden.
Juffrouw du Mont
Mynheer en Mevrouw! Vergunt my dat ik uit naam van alle uwe Bedienden kome verzoeken om den vorigen Charles uwe gunst te betoonen; Het kan niemand onzer van 't hart hem zo te zien vertrekken; De kleine verschillen, die wy met hem gehad hebben, zyn geheel vergeeven; Het waren gevolgen van losheid; Hy is altyd te voren een goedaartig Jongheer geweest, en wil dat weder zyn.
Abt Flacourt
Ik voeg 'er myne hartelyke bede by.
De Heer de Beaufond, de Vader
Wat zegt gy, Klaas?
Charles de Beaufond
Ik ben verrukt over de edelmoedigheid dier braave lieden; en myne smart vernieuwt tevens, dat ik hen dikwils zo trotsch en onvriendelyk behandeld heb; Maar zo verre durf ik myn verzoek niet uitstrekken van hier te blyven; Dewyl ik nu eene arme Moeder heb, moet ik die niet verlaten; Ik zal haar trouw helpen; Vergunt my slechts, dat ik Zondags by Mama .... by Mevrouw, mag komen.
De Heer de Beaufond, de Vader
Op dat antwoord hoopte ik; Antwoord my nu verder zo als 't u op 't harte ligt. - Zoudt gy, zo gy ooit weder tot vorig aanzien mogt komen, uwen tegenwoordigen staat wel steeds in gedachten houden? | |
[pagina 111]
| |
Charles de Beaufond
Zo aan myne plichtbetrachting het geluk hangt van by u te zyn, loop ik geen gevaar van weêr verzonden te worden. Mag ik u beiden myne ernstigste beloften vernieuwen, myne dierbaare Ouders?
(Hy omhelst hen.)
- en my ook met uwe volkomene vergiffenis en aanhoudende gunst vleien, myn geëerbiedigde Bestierer?
(Hy omhelst den Abt Flacourt.)
- en ook met uwe bestendige genegenheid, myne waarde voorspraaken en Vrienden?
(Hy geeft de mannelyke bedienden de hand, en de vrouwelyke een kus.)
- Ik zal dat onverwacht en onwaardeerbaar geluk, waar voor ik God uit grond myns harten dank, geheel anders gebruiken dan te voren.
(tot den Abt Flacourt.)
Ik zal uwen raad in alles innemen en volgen, Mynheer.
Abt Flacourt
Mogten alle Moeders wél begrypen, dat haare Kinderen zonder menschenliefde en deugd niet gelukkig kunnen zyn! En dat zy het ten grooten deele in haare hand hebben, om de zaaden daar van in de jonge harten aan te kweeken of te verstikken! EINDE |
|