Bloemlezing uit het werk van Cornelius van Engelen
(1972)–Cornelius van Engelen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Uit: De Philosooph, nr. 42, 20 oktober 1766
| |
[pagina 35]
| |
Vrouw haar Boek niet kunnen nederleggen, om haar Naey- of Brey-werk op te vatten? haar Kabinet verlaaten om de Keuken te bezoeken? of haar Leezen afbreeken, om haare huisselyke Rekeningen na te zien? Even gelyk wy onze Studeerkamer verlaaten, om op den Draeybank te gaan zitten, en onze Meditaties afbreeken, om den Timmerman te spreeken, of een nieuw Kleed te bestellen: een geoeffende Geest maakt ons gewisselyk niet onbekwaam om de gemeene zaakenGa naar voetnoot(50) van dit leven waar te neemen, en nog eens, 't is niet de Huishouding, maar het Spel, de Assemblée, welke by de kleine Boek-Oeffening der Vrouwen lyden zullen, en de tyd, aan eene verveelende ledigheid en loggen slaap ontrukt, is meer dan genoeg om haar tot redelyke Schepzelen, zo wel als goede Huishoudsters te maaken. Maar ik onderstel gestadig dat de Boekoeffening der Vrouwen enkel vermaak, dat haare kleine Studie eene aangenaame Tydkorting zyn zal. Is 'er zodanig een Studie? zyn 'er zodanige Boeken waarlyk te vinden? die haar, zonder merkelyke inspanning, leeren, en wyzer maaken kunnen, zonder dat 'er haare levendigheid of bekoorlykheden by verliezen? Gewisselyk in grooten getale. Ik geef de goede Poëeten de eerste plaats in haare kleine Boekery. Het Hoofdoogmerk, dat ik steeds bedoel, is om eene Vrouw zo wel aangenamer voor haar Man en Vrienden te maaken, als vermaakelyker voor haar zelve te doen leeven, en de Digtkonst kan dit einde uitsteekend bevorderen; Terwyl Deze Haar aan het Denken helpt, verlevendigt Zy terzelfder tyd haare verbeelding; Zy vervrolykt, zy verrukt, terwyl zy leert; en byaldienGa naar voetnoot(51) het voor alle Menschen, maar voor de Vrouwen byzonderlyk aangenaam is, opmerkelyke zeldzaamheeden te gaan beschouwen, kan het levendig Tafereel van alles wat grootsch is, waardoor een Digter onzen Geest sterker, dan 't gezigt der zaake onze oogen, treft, niet anders dan vermaakelyk zo wel als leerzaam zyn. Verwondering is een der grootste vermaaken van ons leven, maar Deze weet de Digtkonst geduurig te verwekken, of gestadig aan den gang te houden; En steekt 'er een heimelyk genoegen in het gevoel van die redelyke Hartstogten, als ik ze dus eens noemen mag, van Menschenliefde, Medelyden, Erkentenis, en wat meer van dien voortreffelyken aart is, beschouwen w' ons zelven met verdubbeld vermaak, als wy die Edele driften in ons hart ontdekken, welk eene verpligting heeft eene Juffer dan weder niet aan een regtschaapen Digter, die deze hartstogten gestadig onderhoudende, haare ziel niet slegts met een wezenlyk vermaak overstroomt, terwyl zy leeft, maar haar hart | |
[pagina 36]
| |
ook ongevoelig buigt tot het betragten dier pligten, waartoe ons deze aandoeningen gegeeven zyn. Dus verlustigt zig dan eene Juffer, terwyl zy haare Ziel met levendige denkbeelden vervult, dus verbetert zy haar hart, en wordt gezelligerGa naar voetnoot(52), terwyl zy haaren Geest verciert. Verscheide voorbeelden toonen dit, en onze Stad mag inzonderheid boogen op eene Digteres, welke deze aangenaame waarheid, even duidelyk in haar beminnelyk gedrag, als uitmuntende Schriften, bewyst.Ga naar voetnoot(53) Zedekundige Boeken in een aangenaamen styl, en op een vrolyken trant geschreeven, zullen hier uitsteekend wél op volgen; Haar Hart tot gezellige deugden geboogen, haar ziel tot de edelste beweegingen van Vriendschap, Meêwaarigheid, Grootmoedigheid, en yver voor de Deugd geneigd, haar Geest eindelyk met levendige denkbeelden van 't geen waarlyk Groot en Verheven is, vervuld, verlangt nu alleenlyk naar nadere kundigheden van 't geen zy doen moet, om een volmaakt Mensch te worden, en haare Sexe byzonderlyk tot eer te verstrekken; men voldoe dit loffelyk verlangen, men geeve haar goede Spectators, geestige Satyres, zedelyke Romans in handen; Men doe haar in 't voorbeeld van anderen, als in een Spiegel, zien, hoe dat zy zig in de verschillende omstandigheden van het leven moet gedraagen, en nadat de gemelde Zedeschrijvers haar de dwaasheden der Wereld geleerd, en haare denkbeelden genoeg gevestigd hebben, schroome men geenszins die beginzelen van gezond Verstand en Deugd door eenen Richardson en Fielding te doen voltooijen.Ga naar voetnoot(54) Dog terwyl myne beminlyke Landsgenoote dus haaren Geest met verstandige opmerkingen verciert, haar hart met goede neigingen vervult, dient zy byzonderlyk een diepen eerbied aan te kweeken voor den Oorsprong van haar bestaan, wiens gunst zy boven alles moet waardeeren, en van wiens onverdiende goedheid zy eenmaal het heugelyk loon voor haare loffelyke poogingen verwagt. Een klein beginzel dan van Natuurkunde, of liever een smaak, om zo veele wonderen, als de aanbiddelyke Schepper in alle zyne werken verspreid heeft, met eene eerbiedige verwondering gaâ te slaan, en te zien, wie alle deze dingen gemaakt heeft, | |
[pagina 37]
| |
die in getale haar heir voortbrengt, die ze alle by naame roept, zodat 'er niet een gemist wordt; Deze gesteldheid, zeg ik, van Geest, dat beginzel der Natuurkunde, als men het zo verkiest te noemen, wenschte ik hartelyk, dat, na de andere Oeffeningen, in de liefhebberye der schoone Sexe vallen mogt. Byaldien Haar dit evenwel te hoog mogt loopenGa naar voetnoot(55), heb ik een ander middel gereed, 't welk het bedoelde einde gedeeltelyk zal uitwerken, en 't geen haar tevens de gewigtigste waarheden van den Godsdienst, zo wel als de pligten van het leven op eene aangenaame wyze leeren zal; 'T is dit gedeelte haarer Oeffeningen, 't welk ik voor 't laatst gespaard heb, omdat ik wensch, dat zy 'er zig haar geheele leven lang eene aangenaame uitspanning van maaken moge; 'T is de Historie, ongewyde, zo wel als gewyde die ik bedoel. De gesprekken en bedryven van onzen gezegenden Zaligmaaker, zelfs op den voet van eene allerleerrykste en aantrekkelykste Historie beschouwd, kunnen alle de nuttigheden, welke uit het leezen der Geschiedenissen in 't algemeen te haalen zyn, op de beste en aangenaamste wyze bevorderen, en ik zoude, uit dien hoofde, dezelve de eerste plaats in myne aanpryzingen geeven, maar gelyk ik my vleie, dat onze wakkere Geestelyken dit voor my aandringen zullen, zal ik dit wezenlyk gedeelte van hunnen dienst voor hunnen welgemeenenden yver over laaten, en het nut van andere geschiedenissen te leezen aantoonen. Eene Historie te leezen, vordert zekerlyk niet veele vermoeïende inspanning, en men behoeft niet te vreezen, dat eene Vrouw daar door haare bekoorlykheden verliezen zal, en evenwel meene ik, dat zy daardoor aan alle de eindensGa naar voetnoot(56) zal beantwoorden, welke wy in haare verbeterde opvoeding bedoelen. Eene Vrouw moet behaagen, dit staat altoos vast; Maar zy moet vooral aan Haaren Man behaagen. Nu, het leezen van gewyde en ongewyde Geschiedenissen zal haar Geest niet slegts met veele leerzaame byzonderheden vercieren, niet slegts in staat stellen, om belang te neemen in zeer veele gesprekken en aanmerkingen, die haar buiten dit vaatschGa naar voetnoot(57) en onverschillig zyn, en dus tot eene aangenaamer Gezellinn voor haaren Egtgenoot maaken, maar, 't geen ik voornaamelyk wil, zal haar van zelve, en zonder het te bedoelen, die plooy, die zielsgesteldheid geeven, welke | |
[pagina 38]
| |
zo noodig is om een redelyk Mensch, om eene beminlyke Vrouw, om eene agtenswaardige Meesteres, om eene verstandige Moeder te worden; Die zielsgesteldheid, welke voordeel trekt uit de ondervinding, welke opmerkt en let op de gevoelens en daaden van Hen, daar wy mede om gaan, welke ons oplettend maakt op onze belangens, zo wel als op onzen pligt. Dit is inderdaad een voordeel, 't welk door geene oeffening sterker dan door het leezen van welgeschreven Historiën wordt uitgewerkt; De bedryven van anderen dikwils nagaande, de oorzaaken van hun geluk en ongeluk, als in een Tafereel, beschouwende, de menigvuldige bedriegeryen en listige treekenGa naar voetnoot(58), daar eene ligtgeloovige Onnozelheid zo dikwils door verleid wordt, overweegende, kan het niet missen, of eene leerzaame Opmerking, bedagtzaame Voorzigtigheid, en schrandere Menschen-kennis moeten hier eigenaartig uit geboren woreen, en eene Vrouw, terwyl haar Egtgenoot haar wegens dit alles met eene vermeerderde hoogagting beschouwt, wordt 'er tevens bekwaamer door om haar huishouding met verstand te bestieren. Dog laaten wy het behaagen tog nimmer uit het oog verliezen; Dit is het, daar onze Moeders boven al voor vreezen. Wie zou men denken, dat, niet slegts aan haar Man, maar aan alle haare Vrienden beter behaagen zou, een Vrouw, die van niets dan de mode, of ten nadeele haarer Vriendinnen weet te praaten, en geeuwt, zo dra 'er in haare tegenwoordigheid, een verstandig Gesprek wordt voorgesteld, of eene andere, die geleerd heeft te denken, en alles, wat 'er voorkoomt, opmerkend gade slaat. Geene Waarheid is 'er bykans in den Godsdienst, welke niet door de Historiën wordt opgehelderd, geen Karakter in de Zedekunde, 't welk daar van geen nieuw licht ontvangt, geene Deugd, welke daar uit niet te leeren, geene omstandigheid in 't leven, welke daar in niet op te merken is. Verbeeldt u nu eene Vrouw, dus verciert met nutte kundigheden, dus gewend te denken, in gezelschap van haaren Man en Vrienden, stelt 'er eene andere tegen, die niets dan haar fraayen leest, en ledig brein heeft te vertoonen, en erken dat de eerste oneindig meer behaagen zal dan de laatste. Ik heb reeds aangemerkt, dat de gewigtigste Waarheden van den Godsdienst, en de voornaamste pligten van het leven uit de Historiën te leeren zyn. Ik zal eene Vrouw, met deze kundigheden voorzien, nu nog eens als Moeder beschouwen, en zien wat uitwerking dezelve in deze betrekking hebben moeten. Het is onbetwistbaar, dat de Historie ons alles, wat zy ons leert, op eene veel aangenaamer en indrukbaarder wyze leert, | |
[pagina 39]
| |
dan of ons die zelfde Waarheden regelregt voorgesteld, die zelfde pligten regtstreeks worden aangedrongen. Nu verbeelde men zig eens eene Moeder, van haare Kinderen omringd, en begeerig om denzelven een diepen indruk te geeven van de verpligtingen, die wy, niet slegts hoofd voor hoofd, maar zelfs als Borgers en Ingezetenen met elkanderen, aan het Opperwezen hebben; Begeerig, om hen een regtschaapen Liefde tot hun Vaderland, eene ongekreukte trouw, eene vaste aankleevingGa naar voetnoot(59) aan Godsdienst en Vryheid, een moedigen yver voor Voorregten en Privilegien, en een wettigen afkeer van Verraad en Dwinglandy te geeven; Zy neemt onze Vaderlandsche Geschiedenissen, door den onvergelykelyken WagenaarGa naar voetnoot(60), met zoo veel vlyt en naauwkeurigheid beschreven, in handen, zy zoekt de voornaamste gevallen op, die tot haar oogmerk dienen kunnen, zy vertelt ze haaren Kinderen in een styl en met aanmerkingen, naar haare begrippen geschikt; Zy vertoont hen die Vryheid, met zo veel dierbaar bloed gekogt, in al haaren luister, zy doet hen die Helden kennen, die dezelve zo edelmoedig verdedigd hebben, wat is hier natuurlyk anders uit te wagten, dan dat zy zelve, verrukt van genoegen over de eerbiedige verwondering en edele volgzugt haarer lieve Kinderen, en door het liefelykste vooruitzigt bekoord, dat zy t' eeniger tyd zo voortreffelyke Borgers, of Regenten, als deugdzaame Menschen worden zullen, zelve zo veel vreugde in dit lieve onderhoud geniet, als 'er haare Kinderen nut uit trekken. En, gelyk 'er zig verscheide andere voorbeelden in de Geschiedenissen opdoen, waar in de Deugd niet altoos naar waarde wordt beloond, en eene bedriegelyke list, zomtyds over de OnnozelheidGa naar voetnoot(61), welke niets euvels vermoedede, zegepraalt, zo zal haar dit aanleiding geeven, om de wegen der aanbiddelyke Voorzienigheid te billyken, en het beloop der Ondermaansche Zaaken door het troostryk Leerstuk van een toekoomend Leven op te helderen. ‘Kunt ge u wel verbeelden, myn lieve Kinderen, zal zy zeggen, dat een God en Vader, die ons zo veele liefde toont, de rest der Menschen dus vergeeten, en, naar 't schynt, verlaaten zal? Neen, hy gedoogt hun byzonder Ongeluk, om 'er het geluk van 't Algemeen uit geboren te doen worden; Duizend uitkomsten zullen u dit in het beloop der Geschiedenissen toonen, en zy zouden 't u alle toonen, als wy Menschen de geheel saamenschakeling van oorzaaken en uitwerk- | |
[pagina 40]
| |
zelen behoorlyk konden nagaan, maar dit belet ons dikwils onze Onkunde, en de bekrompenheid van ons vernuft; Ondertusschen begrypt gy ligtelyk, dat die Lievelingen des Allerhoogsten, die hy boven anderen agt en mint, niet voor altoos rampzalig kunnen zyn; Neen, daar zal een tyd koomen, waar in zig deze nevels zullen opklaaren, daar zal een leven na dit leven zyn’. Wil die verstandige Moeder haaren Kinderen de nietigheid der Ondermaansche Zaaken, en den wankelen staat van 't aardsch geluk onder 't oog brengen, zy verhaalt hen zo veele omwentelingen van Ryken en Staaten, welke door de geringste oorzaaken, door een schunbaar Niets, zo dikwls zyn uitgewerkt; Vordert het jeugdig gestel om eene al te groote hitte van yver te maatigen, zy doet Helden te voorschyn koomen, die in eene bedagtzaame Voorzigtigheid uitgemunt, en door deze Deugd een onsterfelyken roem verworven hebben; Moet het traage bloed integendeel opgewakkerd, en de logheid van een vadzigen Geest verbeterd worden, zy brengt die edele Zielen ten toneele, welke door een onverschrokken moed, de grootste gevaaren overwonnen, en over de grootste rampen zegepraalden. Dus weet eene verstandige Moeder de hartstogten haarer Kinderen naar haaren wil te mennen; dus de tedere harten dier jonge Telgen, naaaaaaaaar haare geoeffende geest Haar eene aangenaame Gezellinne voor haar Man, een waar gezelschap voor haare opregte Vrienden, eene verstandige Meesteres voor haare eerbiedige Dienstbooden, en een brave Moeder voor haar teergeliefde Kinderen; Dus behaagt zy altoos, en in alle betrekkingen des Levens, dus leeft zy zelve gelukkig, en maakt het alle die genen, die 't geluk hebben met haar om te gaan. |
|