Bloemlezing uit het werk van Cornelius van Engelen
(1972)–Cornelius van Engelen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Uit: De Philanthrope, nr. 268, 18 november 1761
| |
[pagina 24]
| |
om nu niet te melden, dat lieden van zulk eene levendige geaardheid, ligtelyk, over alle scheidpaalen van voorzigtigheid heenen stappen, en door hunne sterke driften vervoerd, dikwils onbedagte stappen doen, die hen naderhand te laat, en, veelal vergeefsch, berouwen. Men vindt in andere menschen eene Aandoenlykheid van Smaak, die zeer veel zweemt naar die aandoenlykheid van gestel en hartstogten, daar wy zo aanstonds van spraaken, en hen, welken ze ten deel is gevallen, juist even gevoelig maakt voor allerleie soort van schoonheid en leelykheid, van volmaaktheeden of gebreken, die zy in eenige werken van konst of vernuft aantreffen, als de anderen voor allerleie vermaaken of ongeneugtens, die hen in 't leven voorkoomen, en voor alle beleefdheden of verongelykingen, die hen van anderen worden aangedaan. Vertoon een mensch van zulk eene geaardheid een digtstuk of schildery; de levendigheid, de juistheid van zyn smaak, maakt hem terstond gevoelig voor al het fraaije en slegte, dat 'er in is; en op het eerste gezigt krygt hy een even duidelyk en onaangenaam besef van alle de gebreken, als eenen diepen en aangenaamen indruk van alle de schoonheden van dezelven.Ga naar voetnoot(19) Verstandig en beschaafd gezelschap geeft hem een oneindig vermaak; zottenklap en ruwheid pynigt zynen geest op eene deerlyke wyze. In een woord, Aandoenlykheid van Smaak, en Gevoeligheid van Driften brengen veelal gelyksoortige uitwerkselen voort. Het één en ander verwydert den kring beideGa naar voetnoot(20) van ons vermaak en ongenoegen in dit leven, en maakt ons vatbaar voor kwellingen zo wel als geneugtens, die andere menschen niet ondervinden.Ga naar voetnoot(21) Des niettegenstaande bertrouwe ik, dat ieder, die de zaak nauwkeurig doorziet, met my gereedelyk erkennen zal, dat een Fyne en Levendige Smaak al zo zeer te wenschen en zo zorgvuldig aan te kweeken zy, als de Gevoeligheid onzer Hartstogten te beklaagen, en, zo moogelyk, met allen ernst te verbeteren is. De vermaakelyke of verdrietige toevallen des levens, merkten wy reeds aan, dat zeer weinig van ons zelven afhangen; maar 't staat aan ons, wat boeken wy leezen, wat uitspanningen wy verkiezen, wat gezelschappen wy bywoonen willen. De oude Wysgeeren tragtten het | |
[pagina 25]
| |
genoegen des levens van alle uiterlyke dingen volstrekt onafhankelyk te maaken, en den mensch eeniglyk tot zig zelven en zyn eigen hart te bepaalen. Beuzelagtige voorschriften! ‘Zo 'er eenig geluk ware’, merkt op beteren grond een Wysgeer van onze dagen aanGa naar voetnoot(22), ‘dat de enkele Reden voortbragte, dan zoude het nog van denzelfden aart zyn, als die zwakke en kwynende gezondheeden, die niet dan door kragt van geneesmiddelen onderhouden kunnen worden, en altoos gebrekkig en zeer onzeker zyn’. Gelyk elk verstandig man ondertusschen zyn geluk in zulke voorwerpen zal tragten te stellen, die meest van hem zelven afhangen, zo is 'er tot dit oogmerk niets zo dienstig, als een fynen smaak, en levendige gewaarwordingen in onze gestellen aan te kweeken. Een mensch, die deze aandoeningen heeft van de schoonheeden, die 'er in de werken van konst of vernuft voorkomen, schept hier duizendmaal meer genoegen uit, dan een ander uit het geene zyne zinnelyke geneugtens kan voldoen. Een goed Heldendigt, of eene verstandige Redeneering is grooter onthaal voor hem, dan de keurigste geregten; en 't bekyken van eene Schildery of fraay Gebouw, geeft hem meer genoegen dan de lekkerste wynen. Hoe verre deze Aandoenlykheid van Smaak en Gevoeligheid van Hartstogten, in de natuurlyke gesteldheid van onzen geest, met malkanderen verbonden zyn, is moeijelyk te bepaalen. 't Komt my voor, dat zy zeer veel gemeenschap hebben. Het is door de ondervinding uitgemaakt, dat de vrouwen, die veel tederer zenuwgestel en levendiger driften hebben, dan de mannen, dezelven in keurigheidGa naar voetnoot(23) van smaak, ten opzigte van huissieraaden, kleeding, opschik en dergelyken, overtreffen. Al wat in dit soort uitmunt, doet haare verbeelding eerder en sterker aan, dan de onze; zy maaken veel meer en betere verkiezing in dit alles; en die haar smaak weet te treffen, heeft het middel in handen om haare genegenheid te winnen. Dog hoe groote overeenkomst 'er tusschen deze twee geaardheeden oorspronkelyk wezen mooge, houde ik my egter verzekerd, dat 'er niets zo geschikt of dienstig kan gevonden worden, om ons van die al te groote gevoeligheid onzer driften te geneezen, dan die Fynheid van Smaak, en die gevoelige gewaarwordingen aan te kweeken, die ons in staat stellen, om over de Karakters van Menschen, en over de Schoonheeden in de Werken van Konst of Vernuft, schielyk en juist te vonnissen. Dit alles hangt, erkenne ik, zeer veel van ons natuurlyk gestel af; maar my kunnen hetzelve door oeffening in dit opzigt vry wat verbeteren. Oeffening en Studie komt hier wel degelyk te pas. 'ls een vermogen van onzen Geest, | |
[pagina 26]
| |
daar wy van handelen. Om over een Heldendigt, by voorbeeld, of keurig Schilderstuk wel te vonnissen, om door de fraaiheeden, die 'er in zyn, levendig getroffen te worden; moet men zo veele omstandigheeden in agt neemen, en de Natuur, voor zo verre dezelve op deze Konsstukken betrekking heeft, zo wel doorkeeken hebben, dat niemand, wien het of aan Oordeel, of aan Oeffening mangeltGa naar voetnoot(24), hier van ooit het regt vermaak hebben, of 'er een billyk vonnis over vellen kan. Deze aanmerkingenGa naar voetnoot(25) kan men op andere Konstwerken toepassen, en in dezelve terstond eene reden vinden, waarom wy de verlevendiging onzer gewaarwordingen, en de volmaaking van onzen smaak, als een gepast middel aanpreezen, om de gevoeligheid onzer gestellen, en al te levendige hartstogten te verminderen. Door deze oeffening namelyk zal ons Oordeel zig ongevoelig verbeteren; wy zullen de voorkoomende gevallen dezer wereld in een ander ligt beschouwen, en over de schynbaare beleeftheeden, en beledigingen onzer medemenschen bedagtzaamer leeren vonnissen. Daar zullen zig, naarmaate wy kundiger en verstandiger worden, allengskens minder voorwerpen vertoonen, die onze liefde of haat, ons verlangen of afkeer, onze agting of vyandschap verdienen. De bezigheid zelf, die deze oeffening ons geduurig zal verschaffen, zal onze gedagten van duizend beuzelingen aftrekken, daar wy anders over mymeren. Het zy wy alleen, of in gezelschap, het zy wy uit, of 'thuis zyn, altoos doen zig voorwerpen op, die aan een Mensch van Smaak, stof tot aangenaame teffens en leerzaame beschouwingen kunnen geeven. Maar ben ik ook te verre gegaan, met dus te verzekeren, dat het aankweeken van Smaak voor de Fraaije Konsten de Gevoeligheid onzer al te levendige gestellen zal verminderen? Neen! Als ik my nader bedenke, worde ik op nieuw in myn begrip gesterkt, en 't geen my eerst aan 't waggelen scheen te brengen, zal juist tot bevestiging van 't zelve strekken. Naar maate wy meer Smaak krygen in de Schoonheeden der Konst, worden wy inderdaad gevoeliger. Maar voor wat aandoeningen gevoeliger? Voor alle zagte, tedere, en aangenaame driften, naarmaate de tegenovergestelde woeste, geweldigeGa naar voetnoot(26), en lastige hartstogten wyken. Dit merkte Ovidius reeds op, in de Latynsche Verzen, die wy boven dit Vertoog gesteld hebben, en die hier op uitkoomen. | |
[pagina 27]
| |
Twee zeer Natuurlyke oorzaaken moeten dit gevolg bykans onvermydelyk te weeg brengen. Voor eerst is 'er niets, dat onzen Geest zo beschaaft, als deze oeffening in de fraaiheden van de werken des Vernufts, 't zy Poëzy, Welspreekenheid, Musyk, Schilderkonst, of wat 'er verder van dien aart wezen moge. Dit brengt eigenaardigGa naar voetnoot(27) eene zekere verhevenheid in onze gevoelens en wyze van denken voort, by de meeste Menschen onbekend. De gemoedsbeweegingen, welke hier uit gebooren worden, zyn zagt en teder; zy trekken onzen Geest, zonder dien te stooren, zoetelyk af van alle lastige inspanningen, of geweldige driften, die belang of staat-zorg gemeenelykGa naar voetnoot(28) verwekken; zy verbannen alle verdrietige gepeinzen; weeren alle wreevele geaardheeden; verwekken eene stille kalmte in onze zielen; en veroorzaaken een soort van aangenaame droefgeestigheid, die van alle gesteldheeden de beste is, om liefde en vriendschap te bevorderen.Ga naar voetnoot(29) Doch dit heilzaam gevolg moet, ten anderen, hier uit ook voortvloeijen, om dat de verbetering van onzen Smaak onze verkeeringGa naar voetnoot(30) slegts tot weinig, maar uitgezogt, gezelschap bepaalt, en ons inzonderheid van alle woeste saamenkomsten afhoudt. De meeste menschen vallen, zelden, heel keurigGa naar voetnoot(31) in die kleine verschillen der karakters op te neemen, welken den omgang van den eenen mensch verkieslyk boven dien van den anderen maaken. Elk, die praaten en schenken kan, is hen bykans even goed, om een avond mede door te brengen. Men onderhoudt malkanderen over zyne belangens of plaisierpartyën met dezelfde vryheid, en het zelfde vermaak, als men morgen avond mooglyk met een ander hebben zal. En dewyl men dus de afweezigheid van eenen zogenaamden Vriend ligtelyk met het byzyn van den eerst voorkoomenden kan vervullen, zo behoeft men geen meer oorzaaken op te zoeken van de weinige verbintenis, en het gebrek van vriendschap dat doorgaans in de wereld plaats heeft. ‘Maar de Smaak en het Oordeel’, om nogmaals eene zinspeeling van den schranderen Fontenelle te gebruiken, ‘kan by een Klok, of Uurwerk vergeleeken worden, waarvan de gemeenste de uuren alleen, maar de beste en konstig- | |
[pagina 28]
| |
ste ook de Minuuten en Secunden wyzen. Zo ook is het Gros der Menschen met een ten naasten by te vreede, terwyl verhevener Geesten het Onderscheid van Karakters, op een Minuut of Secunde na, om zo te spreeken, voelen’. Een Mensch derhalven, die zyn vermogens uitgebreid, en zyn Smaak verbeterd heeft, moet zig noodwendig tot eenige weinigen, zyns gelyken, bepaalen, maar met dezelve dan ook eene veel nauwer verbintenis, dan het Gemeen met malkanderen, aangaan. ‘Het Woest Gewoel van een drink-gezelschap, verandert by deze Edelmoedige Zielen in eene Wezenlyke Vriendschap; en de Wilde Drift eener losse Jeugd verkeert allengskens in Hoogagting en Genegenheid.’ A.A. |
|