| |
| |
| |
FF. 178r-181r.
Ga naar margenoot+Sij gecommuniceert den rescribent om binnen vierthien daegen nae de selve communicatie hier op oft teegens te dupliceeren tgene des zijnen Raidt gedraeghen zal. Actum in den Rade Brabant den -xiii- july -xvc xcviii-. De Witte. |
De gedaagde wordt opgeroepen om binnen 14 dagen na het bericht, hierop te dupliceren door middel van zijn raadsman. Gedaan in de Raad van Brabant op 13 juli 1598. De Witte. |
|
Replycke voir de schepenen ende gemeyne innegeseetenen van den dorpe van Simpelvelt gelegen in den lande van s-Hartegenraidt, supplianten, teghen heer Aerdt Didinius, pastoir van den selven dorpe, rescribent. De voirseide supplianten communicatie gehadt hebbende van den pretense rescriptie van wegen des voirseide rescribents den thiensten decembris lestleden in desen Hove overgegeven, om daerop oft teghen bij forme van replycke te seggen, soe ende des hennen Raedt gedraegen soude, seggen in conformiteyt van dyen op de selve pretense rescriptie, replicerende soe ende des hier is naevolgende. Onder alle dienstelycke ende gewoenlycke presentatien, protestatien ende ander beneficien van rechte: In den iersten dat zij, supplianten, salva impertinentia, achter tvolgende den inhoude van den iersten articule der voirseide pretense rescriptie wel willen geloeven dat den voirseide rescribent in der qualiteyt van pastoir van Simpelveld is competerende een gerecht derdendeel van allen thienbare vruchten in den selven dorpe vallende oft voirts commende. 2 Besonderlyck nochtans dat de selve supplianten wel expresselyck zijn ontkennende, dat den selve rescribent inder voirseide qualiteyt oft anderssints soude zijn onder hem competerende eenige honder thiende oft oyck thiende van vlas ende andere vruchten, gewaissen op landen die gebraict hebben. 3 Den voirderen inhoudt van den voirseide iersten article zijn den selven supplianten debatterende van notoire impertinentien. Commende voirts totten inhouden vanden tweden articule der voirseide pretenser rescriptie. 4 Segghen de voirseide supplianten dat den inhoudt desselfs artikels in dessen oyck is teenenmael impertinent. |
Weerwoord voor de schepenen en gewone inwoners van het dorp Simpelveld gelegen in het land van 's-Hertogenrade, de eisers, tegen de heer Aerdt Didinius, pastoor van hetzelfde dorp, gedaagde. De genoemde eisers hebben kennis genomen van het gegeven antwoord van de kant van de genoemde gedaagde, dat op 10 december jl. aan het Hof werd voorgelegd, om daarop te reageren met een antwoord, zoals de Raad hun heeft opgedragen; zij gaan dienovereenkomstig in op dit antwoord; ze antwoorden als volgt in officiële en gebruikelijke vorm: 1. Op de eerste plaats erkennen de eisers, vergeef de uitdrukking, dat ze het eerste punt van het antwoord accepteren, namelijk dat de schrijver in zijn kwaliteit als pastoor van Simpelveld recht heeft op een derde deel van alle tiendplichtige vruchten in het dorp, nu en in de toekomst. 2. In het bijzonder echter dat dezelfde eisers duidelijk ontkennen, dat de gedaagde in die kwaliteit of op een andere grond recht zou hebben op de hoendertienden of ook de vlastienden en tienden op andere gewassen op landerijen, die braak hebben gelegen. 3. De verdere inhoud van het genoemde eerste punt bestrijden de eisers als duidelijk onbehoorlijk. Komen we nu op de inhoud van het tweede punt van de genoemde vordering. 4. De genoemde eisers achten de inhoud hiervan ook zonder meer onbehoorlijk. |
Ga naar margenoot+5. Want alwaert soe, dat in eenige plaetsen van den lande van Oevermaese de maniere ende gewoente waere de thienden te bueren ende trecken achtervolgende den inhoudt desselffs artikels, soe zijn nochtans de selve supplianten ontkennende, dat de rescribent, hennen pastoir, oft oyck zijn voirsaeten, de thiende te Simpelvelt voirseid in dier vuegen ende manieren souden hebben getrocken oft gebuert oft oyck de selve alnoch soe ende in dyer maneren ende beuren. Ende aengaende den bescheede bij copie van weghen des voirseide rescribents tot verificatie van zijnen pretense overgegeven. 6. Seggen de voirseide supplianten inden iersten op den iersten stucke, wesende van den date -xvc xxviii-, dat tselve stuck mair en is inhoudende eene nacte declaratie oft attestatie van |
5. Want al zou het zo zijn dat het op enkele plaatsen in het land van Overmaas de gewoonte was, de tienden te innen volgens de tekst van het genoemde punt, dan nog ontkennen de eisers dat de gedaagde, hun pastoor, of ook zijn voorgangers, de tienden in Simpelveld op die manier zouden hebben geïnd of nog innen. En wat betreft het stuk van de gedaagde in kopievorm ingebracht ter staving van zijn vordering, 6. zeggen de eisers allereerst over het eerste stuk met als datum 1528, dat het stuk alleen maar een simpele verklaring is van privé personen, die voor een notaris schijnt te zijn gedaan in de zaak van die van Val Benoit, en daarom geen geloof ver- |
| |
| |
privaten persoenen, die schijnt voir eenighe notaris geschiet te zijnen in de saecke van die van Valbenoiten ende daeromme gheen geloeve meriterende. Notorium enim est, testibus, non attestationibus credendum esse. 7. Op den tweden stucken seggen de voirseide supplianten dat tselve maer en is een copye van copie, daer omme soe gheen geloeven meriterende. 8. Behalven noch dat bij den selven stucken oyck nyet en wordt gesedt van dat den rescribent soude toecoemen dat derdendeel van de groete ende cleynen thiende te Simpelvelt voirseid, dwelck de supplianten, salva impertinentia, (gelijck als voir oyck is geseidt), wel willen bekennen ende is dairomme tselve stuck oyck in allen gevalle impertinent te voirdeele des voirseide rescribents. 9. Belangende den derden stucke seggen die supplianten dat tselve oyck mair en is een simple copie van copie, |
dient. Het is immers overduidelijk dat aan getuigen, niet aan beweringen geloof moeten worden gehecht. 7. Van het tweede stuk zeggen de eisers dat het maar een kopie van een kopie is, en daarom niet geloofwaardig. 8. Daar komt nog bij dat in hetzelfde stuk ook niet wordt gezegd, dat de schrijver recht zou hebben op het derde deel van de grote en kleine tienden in Simpelveld, wat de eisers, vergeef de uitdrukking, (zoals al eerder gezegd is) wel degelijk willen erkennen en daarom is het ook in elk geval onfatsoenlijk om het ten voordele van de genoemde gedaagde te gebruiken. 9. Wat betreft het derde stuk zeggen de eisers dat het ook maar een simpele kopie van een kopie is |
Ga naar margenoot+daerenboven alleenlyck inhoudende een attestatie van eenen privaten persoen ende daeromme oyck gheen geloeve meriterende. Idque rationi supra posata. Soe veele als aengaet den inhoudtvanden -iii-, -iiii-, -v-, -vi- ende -vii- articulen der voirseide pretenser rescriptie. 10. Ontkennen de supplianten het pretens feytelyck beleth, welck den voirseide rescribent hem seidt bij hun gedaen te zijne. 11. Maer bekennen nochtans, salva impertinentia, dat den selven rescribent hier te Hove teghen hen heeft versocht de redintegratie, wair van hij is mentie mackende, ende dat de selve maer naer formeelen proces bij den selven Hove hem is affgeslaegen, ende dat hij oyck in alle costen daer omme is gecondemneert. 12. Gelijck de selve supplianten, salva simili impertinentia, oyck wel zijn bekennende, dat naer de voirseide condemnatie terstont dese troublen zijn gecommen ende dat den rescribent ter oirsaecken van de selve troublen zijn pretens recht ten principalen wel mach hebben laeten te vervolgen. |
en bovendien alleen maar een getuigenis van een privé persoon, en daarom ook niet geloofwaardig. Wat betreft de inhoud van de artikelen 3, 4, 5, 5, 6, 7 van het genoemde antwoord 10. ontkennen de eisers de bewering dat de gedaagde hun feitelijk uitstel gegeven heeft, 11. maar zij stellen wel vast, vergeef de uitdrukking, dat de gedaagde bij het Hof om herstel van rechten heeft verzocht, waarvan hij melding maakt en dat dat herstel na een formeel proces door hetzelfde Hof is afgewezen, en dat hij ook veroordeeld is tot alle kosten; 12. zoals de eisers, vergeef de uitdrukking, ook erkennen dat meteen na de genoemde veroordeling deze problemen zijn ontstaan, en dat vanwege die problemen de gedaagde zijn beweerde recht in hoofdzaak wel moet terugnemen. |
|
Belangende den achtsten article der voirseide pretenser rescriptie. 13. Bekennen de supplianten wel dat mijnheer van Ruysbroeck, eertijts gouverneur vanden voirseide lande van Oevermaeze hen heeft doen daech bescheiden, achtervolgende den inhoudt desselffs artickels. 14. Mair ontkennen de selve supplianten dat den selven heer van Ruysbroeck sulcx toestont te doene doene oft oyck vermocht te doene. |
13. De eisers erkennen wel wat betreft het 8e artikel, dat mijnheer van Ruysbroeck, indertijd gouverneur van het genoemde land van Overmaas, hen heeft gedagvaard, volgens de tekst van hetzelfde artikel. 14. Maar diezelfde eisers ontkennen dat de heer van Ruysbroeck zoiets mocht of kon doen. |
Ga naar margenoot+Noepende den inhoudt van den -ixe- ende -xe- artickelen der voirseide pretenser rescriptie 15. Willen de supplianten wel bekennen dat zij voir den voirseide heeren van Ruysbroeck, midts dyen zijnen willen ende bevel soe was, ende den abt van Beaurepart zijn gecompareert. 16. Mair ontkennen nochtans de selven supplianten wel expresselyck int seggen van den selve, noepende het tegenwoirdich different, oft andersints |
Wat betreft de tekst van de artikelen 9 en 10 van de vordering: 15. willen de eisers wel erkennen dat zij voor de genoemde heer van Ruysbroeck - omdat het immers zijn bevel was- en de abt van Beaurepart zijn verschenen. 16. Maar ontkennen dezelfde eisers krachtig dat ze, volgens de bewering van dezelfde gedaagde, ooit hebben toegestemd of een overeen- |
| |
| |
geconsenteert oft gecompromitteert te hebbene. 17. Gelijck ende noch wel meer dat zij supplianten voir de selve heeren eenighe hunne pretensien ende defensien met de stucken, titulen ende munimenten, daer mede zij de selve pretendeerden te verificeeren, soude hebben oevergegeven. 18. Bekennen daer enboven, salva impertinentia, de voirseide supplianten wel dat de voirseide heer gouverneur ende abt de pretense arbitrale uuytspraecke, verhaelt in den voirseide thiensten articule, alzoe hebben gemaect ende pretenselyck gedaen. 19. Maer ontkennen nyettemin de selve supplianten, dat tzij hunne voirschreven comparitie oft oyck de voirseide pretense arbitrale uuytspraecke hen eenichsints can geprejudicieren. 20. Want is waerachtich dat de voirseide heere gouverneur de supplianten met groete dreygementen inden iersten heeft voir hem om met den rescribent, hennen pastoir, taccorderen, doen compareeren, als hebbende de selven gouverneur geseidt, dat ten waere zij supplianten wairen comparerende ende doende tghene hij met den voirseide abt hun soude ordonneeren, noepende het different, dwelck zij metten voirseide rescribent waeren hebbende, (dwelck is dit in |
komst hebben gesloten over het huidige verschil van mening. 17. Evenals en nog meer, dat zij, de eisers, aan deze heren enkele eisen en verweer met stukken, namen en bewijsstukken, waarmee ze die probeerden te bekrachtigen, zouden hebben overhandigd. 18. De eisers erkennen ook, vergeef de uitdrukking, dat de genoemde heer gouverneur en de abt de zogenaamde scheidsrechterlijke uitspraak, vermeld in het genoemde 10e artikel, hebben gedaan. 19. Maar dezelfde eisers ontkennen niettemin dat ofwel hun vermelde aanwezigheid, ofwel ook de genoemde beweerde scheidsrechterlijke uitspraak, hen op een of andere manier mag benadelen. 20. Want het is werkelijk zo, dat de genoemde heer gouverneur de eisers met zware dreigementen op de eerste plaats voor zich had laten verschijnen, om met de gedaagde, hun pastoor, tot een akkoord te komen, en de gouverneur had gezegd dat als zij, de eisers, niet zouden verschijnen en niet zouden doen al hetgeen hij hun met de abt zou bevelen betreffende het verschil van mening dat ze met de gedaagde hadden,-namelijk het huidige conflict- |
Ga naar margenoot+questie), hij hun twee compaignien ruyters soude thuys senden, die hun oyck de oeren, (als hij seide), soude affeeten. 21. Nu is oyck clair ende genoch bekendt, hoe vreeselycken ende onsichtbairen persoen de voirseide heer van Ruysbroeck in zijnen levene inden lande van Oevermaze is geweest ende wat authoriteyt ende macht hij hem selven heeft de facto aldaer geattribueert oft toeghescreeven. 22. Soe dat der oirsaecke van provuyt al dyen clair ende notoir is, dat al tghene dat bij den selve heer gouverneur in desen is gedaen is subject vitio millitatis, aut ad minus debeat rescindi, utpote cum dicti supplicantes non consenserunt, aut compromiserunt sponte et ultro sed quicquid factum est, metu per eos sit factum. |
hij twee compagnieën ruiters bij hen zou inkwartieren die hun de oren (zoals hij zei) van het hoofd zouden eten. 21. Nu is ook duidelijk en voldoende bekend, welk een vreselijk en onbetekenend persoon de heer van Ruysbroeck tijdens zijn leven in het land van Overmaze is geweest, en welk gezag en macht hij zichzelf daar in feite heeft toebedeeld, 22. zelfs zo, dat vanwege het voordeel dat hij er in zag heel duidelijk en helder is, dat alles wat door deze heer gouverneur in deze kwestie is gedaan, onderwerp was van militaire dwang of op z'n minst ongeldig moet worden gemaakt, in zoverre dat de genoemde eisers het er niet mee eens waren, noch uit zichzelf en vrijwillig ermee akkoord gingen, maar dat wat gebeurde, is door hen gedaan uit angst. |
|
Soe vele als aengaet den inhoudt vande -xi-, -xii- ende -xiii-articulen der voirseide pretenser rescriptie. 23. Bekennen de supplianten, (salva impertinentia), de publicatie gementioneert inden voirseide elffsten articule ende oyck dat den rescribent mair [nair] de voirseide pretense arbitrale uuytspraecke, geduerende den levene vanden voirseide heeren gouverneur, achtervolgende den inhoudt vanden voirseide elffsten article, de thienbaer ende andere vruchten heeft feytelyck gecollecteert. 24. Mair hebben de selve supplianten |
Wat betreft de inhoud van de artikelen 11, 12 en 13 van het genoemde weerwoord, 23. erkennen de eisers (vergeef de uitdrukking) de bekendmaking die genoemd wordt in het voornoemde artikel en ook dat de gedaagde na de genoemde scheidsrechterlijke uitspraak gedurende het leven van de genoemde heer gouverneur, volgens de tekst van het elfde artikel, de tiendbare en andere veldvruchten feitelijk heeft geïnd. 24. Dezelfde eisers echter hebben de |
| |
| |
soe de voirseide publicatie gedaen als oyck de voirseide collectatie ende opbueringe toegelaeten doir ende uuyt erickele ende pure vreise des voirseide heer gouverneur, die tselve alzoe wolde hebben. 25. Zijnde daeromme notoirlyck de voirseide publicatie ende tollerantie der supplianten alsoe wel van gheen effecten oft emmers de selve supplianten nyet preiu- |
genoemde bekendmaking gedaan, als ook de inzameling en inning enkel en alleen verdragen uit angst voor de heer gouverneur, die het zo wilde hebben. 25. Daarom hebben de genoemde bekendmaking en het toegeven van de eisers, duidelijk geen gevolgen of mogen de eisers geen nadeel ervan ondervinden, |
Ga naar margenoot+diciabel oft hinderlyck gelijck de voirseide pretense uuytspraecke selve is. Notum enim est, quod cum principale non subsistunt, nec ca que sequuntur subsistere aut alicuius momenti esse. 26. Ende moegen hen daeromme de voirseide supplianten ter contrarien van den voirseide derthiensten article wel vrielyck, nyet tegenstaende der voirseide pretenser approbatie ende tolerantie teghen de voirseide pretense arbitraele uuytspraecke, partie maecken ende de selve debatteeren van nulliteyt, gelijck zij zijn doende bij ende midts desen. 27. En is dairomme ter contrarien van den vierthiensten artiele der voirseide pretenser rescriptie oyck nyet te verwonderen dat de voirseide supplianten nu, nae de doot des voirseide heere gouverneurs, requestes hebben gepresenteert in desen Hove, versueckende bij de selve, dat den voirseide rescribent soude wordden geordonneert, nyet te attenteeren in prejudicie van den vonnisse bij hun supplianten, hier voirtijts in den jaire -Ixxvii- tich teghen hem geobtineert. Soe veele als aengaet den inhoudt van den -xv-, -xvi-, -xvii-, -xviii-, -xix-, -xx- ende -xxiten articulen der voirseide pretenser rescriptie. 28. Is den selven inhoudt in desen teenenmael impertinent uuyt dyen, dat de supplianten wel moegen beden dat den rescribent de ghene die hem, (gelijck hij seidt), hebben verspiet oft verraeden aen de vianden van zijnre Majesteit, aenspreecken ende conveniëren, gelijck hij te saecken vanden selve costen ten vollen zijn betaelt ende vernuecht. 29. Ende dat dairenboven voir soe veel als aengaet de costen vanden proces communicatoir, dat tusschen den selve rescribent ende hen supplianten in den Rade xvc lxxiii is geweesen, zij supplianten bekennen, gevonden te te hebben, dat zij van den selven rescribent ter oirsaecken vanden selve costen ten vollen zijn betaelt ende vernuecht. |
hoe de beweerde uitspraak zelf ook is. Het is immers bekend dat, wanneer het uitgangspunt niet stand houdt, ook datgene dat eruit volgt, niet kan standhouden of van enig belang kan zijn. 26. En daarom mogen de genoemde eisers als verweer tegen het genoemde 13e artikel vrijelijk, ondanks de genoemde beweerde toestemming en het accepteren van de beweerde scheidsrechterlijke uitspraak, beweren dat het van nul en generlei waarde is, zoals zij ook bij dezen doen. 27. En daarom is het tegen het 14e artikel en is het ook niet te verwonderen dat de eisers nu, na de dood van de genoemde heer gouverneur, verzoeken hebben ingediend bij dit Hof, opdat de gedaagde zou worden bevolen niets te ondernemen ten nadele van het vonnis, dat door de eisers hier eerder in het jaar 1577 tegen hem verkregen is. Wat betreft de inhoud van de artikelen 15, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 van het verweer: 28. is deze inhoud ten enenmale onbehoorlijk, omdat de eisers wel mogen vragen dat de gedaagde degenen die hem (zoals hij zegt) hebben bespioneerd en verraden aan de vijanden van zijne Majesteit, daarop aanspreekt en aanpakt, zoals hij vindt dat het behoort. 29. En de eisers erkennen bovendien, dat ze wat betreft de kosten van het burgerlijk proces dat tussen de gedaagde en de eisers in de Raad, in 1573, heeft plaats gevonden, door de gedaagde wat betreft deze kosten volledig zijn betaald. |
Ga naar margenoot+Belangende den -xxii- article der voirseide pretenser rescriptie. 30. Refereeren hen de supplianten toten vonnisse aldair gementioneert ende laeten voirts den rescribent een nieuwe prosecutie van zijne pretense actie teghen hen, indyent hem goet dunckt te doene.
Soe veele als aengaet den naelesten article der voirseide pretenser rescriptie. 31. Seggen de supplianten dat zij nyet en zijn geloevende, dat tvonnis, wair van hier voir bij desen Hove alleenlyck uuyt der oirsaecken bij den selven article verhaelt, alsoe soude zijn gegeven ende dat den rescribent tselve nyet |
Aangaande artikel 22 van het verweer: 30. Verwijzen de eisers naar het vonnis dat daar genoemd wordt en ze accepteren het, dat de gedaagde een nieuwe eis tegen hen indient, als hij dat nodig vindt. Wat betreft het voorlaatste artikel van het genoemde verweer: 31. Zeggen de eisers dat zij niet geloven dat het vroegere vonnis van dit Hof geveld zou zijn alleen vanwege de oorzaak die het artikel vermeldt en dat de gedaagde het niet zonder grote arrogantie beweert. 32. En zodoende ontkennen de eisers |
| |
| |
sonder groete presumptie en is allegerende. 32. Ende dat doende ontkennen voirts wel expresselyck de selve supplianten uuyt redenen voir int lanck ende breet verhaelt, gestelt ende gededuceert, dat het voirseide vonnisse, achtervolgende den inhoudt van den lesten article der voirseide pretenser rescriptie, doir de voirseide pretense arbitrale uuytspraecken bij de supplianten, (als de rescribent seidt), daemaels geapprobeert ende dat daeroppe nyet meer en soude staen te letten. Midts allen den welcken ende mier andere redenen van rechts ende officie wegen hier bij noch te vueghen ende te suppleren, soe persisteren de voirseide supplianten bij den dispositive van hunder rescriptie ende versuecken daerenboven condemnatie van costen ten lasten vanden voirseide rescribent, oft dat in ende op al alsulcken, etc. Implorerende tot dyen in ende op al, etc. Onder stont Bachuchius. |
nadrukkelijk, om redenen die hiervoor lang en breed zijn verteld, dat het genoemde vonnis, volgens het laatste artikel van het verweer, door de scheidsrechterlijke uitspraak die door de eisers (volgens de gedaagde) indertijd is goedgekeurd, geldig zou zijn. Vanwege al deze en nog meer redenen van rechtswege, die hieraan nog toe te voegen zijn, blijven de genoemde eisers bij de conclusie van hun eigen antwoord en verzoeken bovendien veroordeling tot de kosten ten laste van de gedaagde of dat in en op al deze, enz. Doen een beroep hierop en op alles, enz. Er onder stond: Bachuchius. |
|
|