FF. 173r-173v.
Ga naar margenoot+Allegatie heeren Arnoldt Dydden, pastoer tot Sympelveldt, contra jonker Jan van den Bongardt, reus, anno 88 den lesten septembris concernerende dat thiende hoye. |
Aanklacht van de heer Arnoldt Dydden, pastoor te Simpelveld, op de laatste dag van september in het jaar 1588 tegen jonker Jan van den Bongard, schuldig betreffende de hooitienden. |
|
In den eersten ist warafftich ende notorlicke, dat der pastoer van Sympelvelt possiderende is dat derden deil der groeter ende kleynder thienden unde dye apdisse van Valbenoiten dye ander twe deil proindiviso deur dye geheel parochie van Sympelvelt, blickende bij diversen extracten attentyckelick hyr mede geexhibeert. Ende dat oeck dese naevolgende species der vruchten allen tijt zijn decimabel geweest ende alnoch zijnt, sonder eynige exceptie, nemlich hoye, gerst, roggen, spelt, terwe, eerten, wicken, boenen, leezen, haaver, kortkorn, rubsaet, hoy, unde van biesten, lammer, gansen ende rouckhunder. Waer van oeck geyn questien en is, dat alleyn van den hoye bij den voerseide joncker Bongardt. Alsoe ist, dat der pachtenaer van der twe deil der thienden in plaets der aptdissen colligerende is dat thien hoye in allen beenden, bongaerden, daer alsullix bevonden weerdt, desgelijcken der pastoer, naevolgende den extrackt mentioneerende aldus, semblablement la desine de tous les jardins, prearies, portant four en quelque part qui soit. Dan hefft ider huys eenen halven morgen exempt voer eenen koelgarden, waer voer zij jarlix betaelen ider een rouckhoen, dat wellick zoe groet behoert te zijn, dat uut eenen vaet gespringen can. |
Op de eerste plaats is het juist en bekend dat de pastoor van Simpelveld het derde deel bezit van de grote en kleine tienden, en de abdis van Val Benoit de andere twee delen, gelijkmatig over de hele parochie van Simpelveld, blijkens verscheidene waarheidsgetrouwe uittreksels die hierbij worden getoond. En dat ook de volgende soorten veldvruchten altijd tiendplichtig zijn geweest en, zonder enige uitzondering nog zijn, namelijk: hooi, gerst, rogge, spelt, tarwe, erwten, wikke, bonen, linzen, haver, kortkoren, raapzaad, hooi, en van beesten lammeren, ganzen, en kalkoenen. Daarover zijn ook geen problemen, behalve over het hooi bij de genoemde jonker van den Bongard. Dus is het zo, dat de pachter van de twee delen van de tienden namens de abdis de hooitienden verzamelt in alle beemden en boomgaarden, waar het ook gevonden wordt, evenals de pastoor, volgens de lijst, die het volgende zegt: ‘eveneens de tienden van alle tuinen en weiden die hooi dragen in welk deel ook’. Verder heeft ieder huis ½ morgen vrijstelling voor een moestuin, waarover men jaarlijks ieder een kalkoen betaalt, die zo groot hoort te zijn dat hij uit een vat kan springen. |
Ga naar margenoot+Ist oeck noetoerlyck dat dye bemptden, bongarden, weiden, allerley graeven, dye wellicken met den biesten affgeweidt offt gevoert weerden, dat aldaer nae dye alde possessien geen thienden en vildt ende alsoe nyet collectabel. Als oeck |
Het is ook bekend dat de beemden, boomgaarden, weiden en allerlei taluds, die door de beesten afgegraasd worden of waarmee ze gevoerd worden, dat daar volgens de oude rechten geen tienden zijn en |
| |
dye weiden ende bemden, den voerseide Johan van den Bongardt toekoemende, war van nu questie van is, oeck vortijts met den beesten beweit zijn geweest ende ter causen van dyen geen thien hoye gevonden noch gehaelt. Dan navoelgende alle anderen omliggende bempden, weiden, alwaer men alnoch dye thienden collegerende is, sonder eynige exemptie offt contradictie offt andersins, het en waer dat alsullicken gronden weisdoms goederen en waeren die wellicke van thienbaer fruchten exempt zijn. Concluderende, geconsidereert, dat alsullicke weiden in questien nyet met den biesten affgeweidt en zijn dan dat hoy daer op gecollecteert, sullen oeck dye thienbaer zijn als dye anderen weiden, bempden van gelijcker qualeteit ende nateuren, naevolgende allen geistelycken ende werlicken rechten ende usantie, quia eadem res non potest diverso iure censeri, met restitutien van der gespolierden thienden, schaede, interest ende costen. |
dus niet verzameld mogen worden. Zoals ook de weiden en beemden, die de genoemde Johan van den Bongard toebehoren en waarvan nu sprake is, voortijds door de beesten begraasd zijn geweest en er om die reden geen hooitienden zijn gevonden noch gehaald. Daarna komen alle andere omliggende beemden en weiden, waar men alsnog de tienden verzamelt zonder enige vrijstelling of tegenspraak of iets anders, tenzij die gronden weisdomsgoederen waren, die vrijgesteld zijn van vertiendbare vruchten. Conclusie: overwegend dat die weiden in kwestie niet door de beesten afgegraasd zijn, en dat daar hooi is ingezameld, zullen die ook tiendbaar zijn, evenals de andere weiden en beemden van dezelfde soort, volgens alle geestelijke en wereldlijke rechten en gebruiken, want dezelfde zaak kan niet volgens verschillend recht beoordeeld worden; met terugbetaling van de geroofde tienden, schade, rente en kosten. |
|
|