| |
FF. 171r-172v.
Ga naar margenoot+Aenspruch des heeren Arnoldt Dydden pastoer tot Sympelvelt contra joncker Jan van den Bongart anno 86 den -xiie- may. |
Eis van de heer Arnoldt Dydden, pastoor te Simpelveld, tegen jonker Jan van den Bongard op 12 mei in het jaar 1586. |
|
Allegeert der pastoer in zijnen heis van wegen der kerckbroederen rechtelick gefondeert te zijn geconsidereert dat een alde costume is unde geislicke institutie unde gemeyn gerechtichheit unde dat christdom van Luydicht dat ider heufft des huys resederende onder die parochial keerck van wat qualiteit dat hij is, schuldich is te Paeschen den pastoer een hoegentzijtbroet, gewichten acht pont, te betzaelen. |
De pastoor beweert in zijn eis over de kerkbroden, dat hij zich baseert op het recht, in de overweging dat het een oud gebruik is en een geestelijke instelling en algemeen recht en de christelijke leer in Luik, dat iedere huisvader onder de parochiale kerk, ongeacht zijn status, verplicht is met Pasen een hoogfeestbrood met een gewicht van 8 pond te betalen. |
|
Sijn oeck hyr van diversen processen gesustineert, alsoe te Vijlen als deur heer Frans van Iseren, pastoer tot Gulpen, unde heer Andrees van Doenraedt, pastoer tot Sympelveldt, unde vonnenisse definityff uutgesproecken bij die subalternael Richters als bij een Eersaem Heufftgericht Hartigenraedt tot voerdeil der pastoeren Ter proeven aen Henricht Boelmans, schoutert tot Sympelvelt, unde der tzijt secretarius tot Gulpen, unde wes den selleven wijders hyr van kundich is. Item tot den getuygenisse Teel Boesten, gedraegen anno 85 in actis des pastoers van Sympelvelt tegen Meis Tummermans, concerneerende dat vonnenisse van den kerckbroeren Nempt oeck der pastoer tot zijnder assistencien alsullicken acta, munumenten, heeffkarten, possessiones unde getuygenisse geexhibeert tegen Meisen Tummermans anno 85 in simili causa, liggende in den schepenen kompt. |
Hierover zijn ook verschillende processen gevoerd, zowel in Vijlen, als door de heer Frans van Iseren, pastoor te Gulpen en de heer Andrees van Doenraedt, pastoor te Simpelveld, en vonnissen definitief geveld zowel door lagere rechters als door de Eerzame hoofdrechtbank in 's-Hertogenrade, ten voordele van de pastoors. Getuige is Henricht Boelmans, schout te Simpelveld, en indertijd secretaris te Gulpen; daarom weet hij hiervan. Idem de getuigenis van Teel Boesten, in het jaar 1585 voorkomend in de akten van de pastoor van Simpelveld tegen Meis Tummermans, betreffende het vonnis over de kerkbroden. Ook gebruikt de pastoor ter ondersteuning de stukken, bijlagen, inningregisters, bezittingen en getuigenissen aangevoerd tegen Meisen Tummermans in 1585 in een soortgelijke zaak; ze liggen in de kast bij de schepenen. |
Ga naar margenoot+Oeck en is nymant exempt van alsullicken solutie, het zij aedel offt onaedel (Quia Deus non est respector personarum, unde als der Apostel Paulus attesteert, dignus est operarius mercede sua.) Wij alsullickx bylick bij die solutie van joncker |
Ook is niemand vrijgesteld van dergelijke betaling, adellijk of niet van adel (omdat God geen rekening houdt met person en en, zoals de apostel Paulus zegt: de arbeider is zijn loon waard). Wij zijn tevre- |
| |
| |
Dedrich Gryn, achtervolgende der heffkaerten tot anno 86. Unde deur absentie zijnder persoenen hefft Nees Kraeckber als ophelderen des huys van wegen zijnder persoenen continuelick jaerlix alsulick kerckbroet betaelt. Desgelijcken joncker Baltus van den Hoeff ende joncker Willem van den Haeff ende joncker Jaspar Cortenbach met hunnen halffwen, ter proeven tot Nees Kraecbeer unde tot der heffkarten unde hun eygen persoenen. Unde is oeck alsullicke costume van solutie bij die van aedel tot Gulpen, imo dat huys van Nuwenborg, wij wel dat alsullix aldaer is van groeter immenentie unde jurisdiction, des ter proeven tot Henrich Boelmans, schoutet, Jan Boesten. Unde alsoe en kan der voerseide joncker Jan van den Bongart geen exemptie der betaelinge der kerckbroeren pretendeeren. Quia eadem res non potest diverso jure censeri. |
den met de betaling door jonker Dedrich Gryn volgens het inningregister tot het jaar 1586. En in zijn afwezigheid heeft Nees Kraeckber, als beheerder van het huis, namens zijn persoon, voortdurend jaarlijks dit kerkbrood betaald. Evenzo jonker Baltus van den Hove en jonker Willem van de Hove en jonker Jaspar Cortenbach met hun halfwin; getuige Nees Kraeckbeer en het inningregister en zij zelf. En ook bestaat er een dergelijk gebruik van betaling bij de adel van Gulpen, zelfs in het huis van Neubourg; wij vinden dat dat daar zwaarder weegt en meer rechtskracht heeft; getuigen zijn Henrich Boelmans, schout, en Jan Boesten. En dus kan de genoemde jonker Jan van den Bongard geen vrijstelling van de kerkbroden claimen. Want eenzelfde zaak kan niet naar verschillend recht beoordeeld worden. |
|
Dan offt hij eynigen previlegien ter contrarien hefft, alsullicken zael hij toenen. Unde wel noedich waer bij wettelicke oersaecken nyet alleyn van deser exemptie dan van allen anderen exemptie unde onbehoerlicke gerechticheiden die hij pretendeert tegen die gemeynten off ondersaeten, in wat qualeteit dat zij zijn offt moegen zijn. Unde bij faut van toen voer die justiceeren zoude der selviger hij naemals nyt moegen in eynigen maeneeren behelpen, dan zoude alsullicken nyt |
Of hij dus enkele voorrechten heeft die ertegen ingaan, zal hij moeten aantonen. En die wettige redenen zijn wel nodig, niet alleen voor deze vrijstelling, maar ook voor iedere andere vrijstelling en ongewone rechten, die hij beweert te hebben tegenover de gemeenschap of onderdanen, in welke kwaliteit ze zijn of mogen zijn. En bij gebrek aan bewijs voor de rechters, zou hij naderhand niet meer op een of andere manier ermee weg komen, |
Ga naar margenoot+sonder groeten suspitien van den voerseide Bongart verhalden werden. |
want dan zou zoiets erg verdacht gevonden worden van genoemde van den Bongard. |
Concluderende hyr met als boeven dat der voerseide joncker Bongart zal gehalden zijn met allen recht tot der betaelinge, met heis van gerichtskoesten, etc. unde geconsidereert, dat des voerseide joncker Bongartz particuleer dienstboeden in absentie unde presentie zijnder persoenen op dat huys van den Bongart resederende unde huyshaldende zijn in alsullicke maneeren als joncker Dedrich Gryns dienstboeden op den hoff unde leengoet tot Swijer unde die sacramenten wij die anderen gemeyn ingeseetenen op Paesdach unde anderen tzijden van den pastoer voerseid ontfangen. Allegert voerder den dienst tzo Bochultz aengevangen te hebben anno 83 Remigii unde vollent anno 85 te Kersmisse unde alsoe dry maent nae die twe jaeren godtsdienst tzo Bochultz bedient. |
Conclusie zoals boven vermeld: dat genoemde jonker van den Bongard volgens het recht verplicht zal zijn te betalen, met als eis de gerechtskosten, enz; en overwegend dat de particuliere dienstboden van de genoemde jonker van den Bongard in zijn afwezigheid en aanwezigheid in het huis van de Bongard verblijven en het huishouden voeren op eenzelfde manier als de dienstboden van jonker Dedrich Gryns op hof en leengoed van de Swijer, en de sacramenten, evenals de andere gewone inwoners, met Pasen en op andere tijden van de genoemde pastoor ontvangen. Hij beweert verder, dat hij [de pastoor] de diensten in Bocholtz begonnen is in het jaar 1583 met sint Remigius, en [daarna] volledig in het jaar 1585 met Kerstmis, en dus eerst 3 maanden na die 2 jaren de godsdienst te Bocholtz te hebben verzorgd. |
|
Seit der pastoer alnoch waer te zijn dat hij anno 84 is op Paesdach koemen tzo Bochudtz in der kercken om aldaer |
De pastoor zegt, dat het waar is dat hij in het jaar 1584 op Paasdag in Bocholtz in de kerk is gekomen |
| |
| |
godtsdienst, nae die usancie, te doen. Alsoe ist dat hij aldaer eenen Munnebroeder heff vonden buyten consent unde weeten des pastoers, doende godtsdienst. |
om daar de eredienst, volgens gebruik, te doen. Het is zo, dat hij daar een Minderbroeder heeft aangetroffen, die de eredienst deed zonder toestemming en medeweten van de pastoor. |
|
Item dat der voerseide joncker nyet alleyn een broet schuldich is dan jaerlix twe, nemlich te Kerst- misse unde te Paschen, als dye anderen onderdaenen, navolgende die munimenten possesse heffcarten daer |
Ook zegt hij dat de genoemde jonker niet slechts één brood verschuldigd is, maar jaarlijks twee, namelijk met Kerstmis en met Pasen, evenals de andere onderdanen, volgens de bijlagen horend bij het inningsregister, |
Ga naar margenoot+van wesende, hyrmede copien geexhibeert, concluderende als boeven. |
die als kopieën hierbij worden gevoegd. Conclusie als boven. |
|
|