Ga naar margenoot+Aenspraeck des heeren Arnoldt Dydden anno 86 des -xiie- may contra Willem van den Hoef. |
Eis van de heer Arnoldt Dydden op 12 mei in het jaar 1586 tegen Willem van den Hove. |
|
Allegeert der heer Arnoldt Dydden, dat hij anno 81, 82 op deversen tijden gedeborseert ende uutgelacht offt betaelt hefft van wegen der aptdissen van Valbenoeten in diversen gerichtskosten, concerneerende dat proces communecatoir van der thienden van Sympel- velt, terecht staende int Hofft van Brabant die somme van -xv- gulden, etzlicke stuyvers Brabants. |
De heer Arnoldt Dydden beweert dat hij in de jaren 1581 en 1582 op verschillende tijden geld uitgegeven of betaald heeft namens de abdis van Val Benoit, aan verschillende proceskosten met betrekking tot het burgerlijk proces over de tienden van Simpelveld voor het Hof van Brabant, voor de somma van 15 gulden en ettelijke stuivers Brabants. |
|
Van wellicke restetutien der pennegen voerseid der heer Arnoldt deckmael vermaent heefft der aptdissen unde haeren rentmeister, genampt meister Bernart Hanuto. |
Vanwege terugbetaling van de genoemde penningen heeft de heer Arnoldt de abdis dikwijls gemaand en ook haar rentmeester, genaamd meester Bernart Hanuto. |
|
Unde nyet konnen geraecken tot zijnder betaelinge, helft der voerseide heer Arnoldt laeten aresteeren alsullicken pennegen als joncker Willem van den Hoeff, als pachtenaer der aptdissen, alnoch was schuldich uut deversen termijnen van wegen der thienden der apdissen. |
Omdat hij niet betaald kreeg, heeft de genoemde heer Arnoldt op die penningen beslag laten leggen, die jonker Willem van den Hove, als pachter van de abdis, nog verschuldigd was op grond van verschillende termijnen, vanwege de tienden van de abdis. |
|
Wellicken kommer aengeslaegen is anno 86 den achtervolgende dat opteykenen des gerichtssecretaris. |
Deze beslaglegging is geregistreerd in het jaar 1586, volgend op de notitie van de gerechtssecretaris. |
|
Unde daer nae helft heer Arnoldt alsullicke arest familiariter aengesacht den rentmeister tot Ludich der wellicke den heeren Arnoldt geclaecht hefft van der quaeder betaelinge des pachtenars, nemlich joncker Willem van den Hoe |
En daarna heeft de heer Arnoldt deze inbeslagname vertrouwelijk aan de rentmeester te Luik doorgegeven, die bij de heer Arnoldt geklaagd had over de slechte betaling door de pachter, namelijk jonker Willem van den Hove. |
|
Unde heff acht offt thien daegen der rentmeister nae dat arest voerseid den voerseide Haeven een missive off breefft gesant met heeren Arnoldt Dydden, van wellicke den inhalt was dat der voerseide Hoeven zouden die voerleden termijnen betaelen ter proeven aen den breeff gedateert in martio anno 86, |
En 8 of 10 dagen na die beslaglegging heeft de rentmeester de genoemde van den Hove een brief gezonden met als inhoud, dat de genoemde van den Hove de verleden termijnen zou moeten betalen, getuige een brief gedateerd maart van het jaar 1586, |
Ga naar margenoot+wellicken breefft der pastoer hefft doen oeverlyveren met Peeteren in die herberecht tot Bochultz ter proeven tot Peeteren voerseid. |
welke brief de pastoor heeft laten bezorgen door Peeter in die Herberecht te Bocholtz, volgens getuige nis van genoemde Peet er. |
|
Unde en sal oeck der voerseide joncker Willem anders bij zijnen eidt konnen behalden, dan hij meer als vufftzich gulden Brabants der apdissen schuldich was, als heer Arnoldt Dydden den kommer aengeslaegen heefft op die voerseide pennegen ter proeven aen joncker Willem van den Haeff. |
En ook zal de genoemde jonker Willem zich op een andere manier aan zijn eed kunnen houden, omdat hij meer dan 50 gulden Brabants aan de abdis verschuldigd was, toen de heer Arnoldt Dydden beslag gelegd heeft op de genoemde penningen als aanzegging aan jonker Willem van den Hove. |