| |
FF. 158r2-159r
Ga naar margenoot+Albert ende Isabel Clara Eugenia, infant van Spaignen, bij der gratien godts Eertshertogen van Oistenrijck, hartogen van Bourgoignen, van Lothrijck, van Brabant, van Lymborch, van Luxenborch, respectivelick graven van Vlaenderen, van Arthois ende den iersten van onse deurwerderen oft boden machthebbende texploicteren binnen desez onse lande ende hartochdomme van Brabant hierop versocht, saluyt. Wij hebben ontfangen die supplicatie van Arnouldt Didden, religieux van den godtshuyse Bearepart binnen der stadt Luyck, ende pastoir tot Simpelvelt, landt van Thartogenrode, inhoudende hoe dat wijlen heer Andries van Doenraedt, in zijnen leven insgelijx pastoer aldaer, buyte wille, wete ende concent van zijnen abt ende ander religieusen uuytgegeven hebbende zeekere stuck weilandt in der groete van vijff morgen, genoempt weysdompsgoet, der pastorie competerende, aen einen Jan van Raede, alias Loevenberg, ende dat voer eenen eerffpacht van negen capuynen ende thien vaeten haeveren jaerlycx, die welcke comende beyde toverlijden ende willende de achtergelaeten kinderen |
Albert en Isabel Clara Eugenia, infante van Spanje, bij de gratie Gods aartshertogen van Oostenrijk, hertogen van Bourgondië, Lotharingen, Brabant, Limburg, Luxemburg, graven van respectievelijk Vlaanderen, Artois: aan de eerste van onze deurwaarders of boden met de bevoegdheid op verzoek [een vonnis] aan te zeggen in dit ons land en hertogdom van Brabant, gegroet. Wij hebben het verzoek ontvangen van Arnouldt Dydden, kloosterling van het klooster Beaurepart in de stad Luik, en pastoor te Simpelveld in het land van 's-Hertogenrade, inhoudend dat wijlen heer Andries Doenraedt, in leven ook pastoor aldaar, zonder medeweten en goedkeuring van zijn abt en andere kloosterlingen, een bepaald stuk weiland verpacht heeft ter grootte van 5 morgen, genaamd ‘weisdomsgoed’, behorend bij de parochie, aan een zekere Jan van Raede, alias Loevenberg, en wel voor een erfelijke pacht van 9 kapoenen en 10 vat haver jaarlijks; beiden zijn komen te overlijden en de achtergebleven kinderen |
Ga naar margenoot+van hem, Jan van Raede, tvoerseide stuck weylandts vervremden ende transporterende aen eenen Leonardt Beysels. Is gebeurt dat heer Hendrich Bollandt, doen ter tijt pastoer, daer toe nyet willende verstaen, doordyen tvoerscreven uuytgeven notoirlyck was nit ende van gheender valeur, als der pastoryen subject zij, tzelve tot eghenen effecten hebben connen gebrengen. Emmers nyet om der pastorye daermede te prejudicieren oersaecke, dat die suppliant, naerdyen hij den voerscreven Hendrick Bollandt is comen te succederen, insiende de onbehoirlyckheyt int vervrempden van tvoerseide stuck weylandts Is toegewesen ende gepermittert tzelve te possesseren ende gebruycken gelijck hij oyek tot nochtoe heeft |
van hem, Jan van Raede, willen het genoemde stuk weiland van de hand doen en overdragen aan een zekere Leonardt Beysels. Het is zo dat zij het [verpachten] niet hebben kunnen uitvoeren, omdat heer Hendrich Bollandt, toentertijd pastoor, niet begreep dat het genoemde verpachten duidelijk geen enkele geldigheid had als handeling van de pastorie. Immers, het feit dat de pastorie daarmee niet benadeeld mocht worden, was de reden, dat de eiser heeft ingegrepen, nadat hij Hendrich Bollandt heeft opgevolgd en de onbehoorlijkheid inzag van het vervreemden van het genoemde stuk weiland Dat is toegewezen en toege- |
| |
| |
gedaen, gecommitteert ende dat die gebruyckers ende besitters desselfs des nyet temin waeren blijvende den jaerlycxen pacht te betaelen, genoetsaeck is geweest voer schepenen van Simpelvelt voerscreven de erffgenaemen respective van Jan van Raede ende Leonardt Beysels voerseid in recht te trecken, ende tegen hun zoe verre te procederen, dat ten lesten bij vonnisse der voerseide schepenen van den vierden decem[bris] eenentachtentich den suppliant tvoerseide stuck weylandts is toegewesen ende gepermitteert tselve te possesseren ende gebruycken, gelijck hij oyck tot noch toe heeft gedaen, buytten alle contradictie, behoudelyck dat hij suppliant verstaet, dat de voerseide erffgenaemen hun daegelyx zijn vanterende, tot tvoerseide stuck landts noch actie te competeren, sonder nochtans de selve te institueren, ende waer van oyck hij suppliant eghene kennisse ter werelt en is. hebbende. Desen aengemerckt ende dat nyemanden en is gepermitteert alsullicke vanteren int publycke te doen koemen, ten waere dat hij van intentie waere sijne actie te institueren. Ende dat die vanteurs al meestendeel zijn schepenen van Simpelvelt voerscreven, heeft alzoe die suppliant seer oitmoedelyck gebeden om onse opene brieven van purge civile met committimus in onse Raede van Brabant |
staan, het te bezitten en te gebruiken zoals hij ook tot nu toe heeft gedaan. En omdat de gebruikers en bezitters daarvan desalniettemin de jaarlijkse pacht waren blijven betalen, zijn de schepenen van Simpelveld genoodzaakt, de erfgenamen, respectievelijk van Jan van Raede en Leonardt Beysels, voor het gerecht te brengen en tegen hen te procederen met als resultaat, dat tenslotte bij vonnis van de schepenen op 4 december 1581 aan de eiser het genoemde stuk weiland is toegewezen en dat hem is toegestaan het te bezitten en te gebruiken, zonder enige tegenspraak, behalve dan dat de eiser heeft gehoord, dat de genoemde erfgenamen zich dagelijks er op beroepen, dat ze voor het stuk land nog actie gaan ondernemen zonder dat ze dat uitvoeren; daarvan weet de eiser niets. Dit in aanmerking nemend en ook omdat het niemand is toegestaan zulke beweringen in het openbaar te doen, tenzij hij van plan was zijn actie uit te voeren en dat de pochers merendeels schepenen van Simpelveld zijn, heeft de eiser nederig gevraagd om onze openlijke verklaring van burgerlijke vrijstelling met volle kracht in onze Raad van Brabant daarvoor in te zetten. |
Ga naar margenoot+daer toe dienende. Waerom soo est, dat wij desen aengesien u ontbieden, daer toe committerende bij desen, dat zoe verre u behoirlyck bij voergande informatie bij u daer toe nemende ende de welcke ghij gehouden zult wesen aen dese teghenwordige inebesleten te hangen, blijckende van den voerseide vanteren, soe vele dats genouch sij. Ghij indyen gevalle te versueck des voerscreven suppliants doet expres beveel van onsen wegen den voerseide erffgenaemen, respective van Jan van Raede ende Leonart Beysels, dat zoe verre zij den voerseide suppliant ter cause voerscreven yet eysschen willen, zij dat doen ende vervolgen teghen den voerseide suppliant in onse voerseide Raede van Brabant, binnen sess weken nae de executie van desen, op pene van dyen Lijdt overstreken zijnde, van hennen rechte ende actie ten ewigen daegen versteken te zijne ende te blijven. Ende ingevalle de voerscreven erffgenaemen heem teghen die voerseide bevelen soude willen opponeren, zoe daegt dienselven te compareren tot eenen sekeren gelegene daeghe voer onse lieve ende getrouwe die cancellier ende lieden van onsen voerseide Raede in Brabant, om aldaer die redenen van hunder oppositien op te doen ende te verclaeren, tandworden ende inder saecken voerts te vaeren procederen, soe behoeren sal. Onsen voerseide cancellier ende raetslieden ten voerscreven daeghe overserijvende, wes ghij hier inne sult hebben gedaen. Den wellicken wij ontbieden en bevelen dat zij partijen gehoort, goet cort recht doen ende |
Daarom gebieden wij u dwingend bij dezen, dat u naar behoren de voorgaande informatie tot u neemt, met dien verstande, dat u verplicht zult zijn bij de huidige besluiten met het volgende rekening te houden, zoals uit de voorgaande overweging genoegzaam blijkt: Dat u in dit geval op verzoek van de genoemde eiser, speciaal bevel geeft namens ons aan de genoemde erfgenamen, respectievelijk van Jan van Raede en Leonardt Beysels, dat zij, voor zover zij aan de eiser in deze zaak eisen willen stellen, dat doen en doorgaan tegen de genoemde eiser in onze Raad van Brabant, binnen 6 weken na het vonnis in dezen, op straffe dat dan de tijd verstreken is en dat ze voor eeuwig hun recht op actie verliezen. En in geval de genoemde erfgenamen zich tegen de genoemde bevelen zouden willen verzetten, daagt u hen te verschijnen op een bepaalde gelegen dag voor onze gewaardeerde en trouwe kanselier en de leden van onze genoemde Raad van Brabant, om daar de redenen van hun verzet te geven en uit te leggen, te antwoorden en verder naar behoren te procederen in deze zaak. Aan onze genoemde kanselier en raadslieden moet u op genoemde dag beschrijven, hetgeen u in dezen gedaan zult hebben. Wij ontbieden hen en bevelen dat zij de partijen gehoord, goed en snel recht spreken, want wij willen het zo. |
| |
| |
expeditie van justicie, want ons alzoe gelieft.
Gegeven binnen onser stadt van Bruessele, den lesten dach der maendt van junie int jaer ons heeren duysent seshondert ende vijffve, onder stont aldus, bij den Eertshertogen ende heuren Raede, ende mier onder aldus L.P. Lombaerts Gecollationeert met dy origenaelen ende metten selven bevonden taccorderen bij mij onderscreven deuren oirconde, etc. Art Stapaerts. |
Gegeven in onze stad Brussel, de laatste dag van de maand juni in het jaar van onze Heer 1605. Er onder stond aldus: Door de aartshertogen en hun raad. En nog meer naar beneden aldus: L. Lombaerts. Vergeleken met het origineel en daarmee blijkt het overeen te komen; door mij ondertekend met een oorkonde, enz. Art Staeparts. |
|
|