FF. 145r-145v.
Ga naar margenoot+Data in cuphytensim [?] |
Gegeven in [?]......... |
|
Int jaer ons Heeren duysent vuffhondert neegentich dry ses hebbe ich, heer Arnoldt Dydden, pastoer tot Sympelvelt, bij consent mijns Eerwerdigen heeren Leenardt Bylsteyn van Lymborch, abt des godtshuys Berpae unde des heeren prior ende anderen capitularen ende conventualen des voerscreeven godtshuys, eerffelich uutgegeeven ende uutgeeven aen Jan Houprechts van Oersbeeck met zijnder wettelicker huysvrouwen Beel Weymis met hunnen teegenwoerdigen ende naekoemende eerffven, nu ende ten eewigen daegen vuffthien morgen zier quaet steinichtich landt, voertijts bij zeegel ende brieff anno 7... oeck eerffelich uutgegeeven aen jonffrou Barbara Macereel ende haeren eerffgenaemen, wellicken seegel unde brieff eerffelich verkocht is geweest aen dye voermunders Getruydt Dydden anno 9..., blijckende voerder bij den origenaelen brieff. Ende alsoe blijven liggen voegelweide bij partien. Ende geconsidereert bij den voerscreeven Eerwerdigen heeren abt ende conventuaelen ende mij, pastoer, dat besten profijt der voerseide lenderien ende gerichtelycke renunciatie van den verkoeper ende gelder op dye vuffthien morgen wedomps goet geschiet, heft ons gemoeveert voer ons ende onsen naekoelingen pastoeren ende sucesseuren dese voerseide vuffthien morgen, geleegen aen dye landtweringe, dye ander sijde dat landt van Oeverhousen, dye ander sijde dat landt van Vleggendael ende dye ander sijde reigenoet dat Heiligeistlandt van Oersbeeck, eerfflich in verpachtung uut te geeven Jan Houprechts met sijnder huysvrouwen ende eerffven voergementioneert bij naevolgende absolutelycke conditien: Inden eersten dat Jan met zijnen eerffgenaemen allen jaers op synter Meertens daech buschop, offte ten uuterste op synter Andrees daech apostel, daer nae betaelen sal twelleff vaeten goeden rogge ende dat besten marckge- |
In het jaar van onze Heer 1596 heb ik, heer Arnoldt Dydden, pastoor te Simpelveld met toestemming van mijn eerwaarde heer Leonardt Bylsteyn van Lymborch, abt van het klooster Beaurepart en van de heer prior en andere kapittelheren en kloosterlingen van genoemd klooster, erfelijk verpacht en verpacht ik nu aan Jan Houprechts van Orsbach met zijn wettige vrouw Beel Weymis samen met hun huidige en komende erfgenamen, voor nu en ten eeuwigen dage, 15 morgen zeer slecht steenachtig land, vroeger bij gezegelde brief in het jaar 157... ook erfelijk verpacht aan jonkvrouw Barbara Macereel en haar erfgenamen, welke gezegelde brief ook verkocht is geweest aan de voogden van Getruydt Dydden in het jaar 159.., zoals blijkt uit de originele brief. En nu blijven ze ‘vogelweid’ [ongebruikt] liggen bij de partijen. En de overweging door de genoemde eerwaarde heer abt en de kloosterlingen en mij, de pastoor, dat de genoemde landerijen het meeste voordeel opleveren, wanneer verkoper en koper wettig afzien van de 15 morgen weisdomsgoed, heeft ons bewogen voor ons en onze opvolgende pastoors erfelijk te verpachten aan Jan Houprechts met zijn vrouw en erfgenamen deze 15 morgen, gelegen bij de Landgraaf; aan de andere kant het land van Overhuizen; aan de andere kant het land van Vlengendaal en aan de andere kant grenzend aan het Heiliggeistland van Orsbach, en wel onder de volgende voorwaarden: Op de eerste plaats dat Jan met zijn erfgenamen elk jaar met sint Maarten bisschop of ten laatste met sint Andreas apostel daarna zal betalen 12 vat goede rogge en het beste koren dat veel oplevert |
Ga naar margenoot+vich koeren in tijt der betaelinge, Aecher maet. Ende den selleven pacht jaerlix te lyveren een mijl wegs van Sympelvelt, alwaer den pastoer believen sal, op eenen suller, los unde vrij van allen lasten, in wat quaeleteit dat sij sint offte koemen machte. Ende en sal Jan, noch sijn huysvrou, noch zijn eerffgenaemen ten eewigen daegen deesen grondt nyet moegen belasten, noch versetten met eenigen pacht dan alleyn aen den pastoer gellende, noch versetten, noch verdeilen, noch veralieneeren dan bij consent des Erwerdigen abten, conventualen voerseid ende pastoers. Oeck bij verkoepen als voerseid sal dat transpoert gescheeden voer den pastoer ende anderen laeten der weedomps guederen met betaelen weerff schillinck den -xiien- penninck in allen maeten met ophelder |
in de betaaltijd, volgens Akener koers. En dezelfde pacht jaarlijks te leveren 1 mijl verwijderd van Simpelveld, waar het de pastoor zal believen, op een zolder, onbelast, van welke kwaliteit ook. En Jan noch zijn vrouw noch zijn erfgenamen zullen ten eeuwigen dage deze grond mogen belasten noch veranderen door verder verpachten dan dat alleen aan de pastoor betaald wordt; noch in andere handen brengen, noch verdelen noch vervreemden dan alleen met toestemming van de eerwaarde abt, genoemde kloosterlingen en de pastoors. Ook bij de verkoop, zoals boven vermeld, zal de overdracht gebeuren voor de pastoor en anderen, laten van de weisdomsgoederen, met het betalen van |
| |
als dye ander wedomps guederen op verburtenis des grondts, sonder eynige oppositie. Ook zal dat landt onderhouden woerden jaerlix met mesten ende andere bouwinge. Is oeck deesen grondt thien vrij, schat ende beede vrij als dye anderen pastoryen gronden van allen werlicke lasten. Ende heft oeck Jan met zijnder huysvrouwen voerseid eewelich verobligeert ende bijpandt gestelt eenen morgen landts, heem toestaende ende geleegen bij dye Vleggendael gewanden, dye ander sijde dye -xv- morgen voerseid als bij faut van voldoeninge van mesten etc., der welligen morgen sal moegen geluest woerden met vufftich daeler, den daeler met -xxvi- merck, Aecher werung. Unde hyr en teegen verconditioneert offte bij naekoemende prelaeten pastoeren offte teegenwaerdigen dyt eerffelich transpoert nyet gehalden en waerde, als dan eerst voer all sullen dye selleven in allen tijden verobligeert sijn, sonder eynige contradictie Jannen ende sijnen eerffgenaemen te betaelen dry unde drissich hondert daelers voer sijnen ontkosten, dat hij dye -xv- voerseide morgen inne dye wendtschaff bracht heff. Actum den 16 may anno 96. Anno 1602 den 9e january heft joncker Jan Hoeven des -xv- morgen wederom nae sich geslaegen unde belaeff te betaelen jarlix -xii- vas spelten unde -xii- vas haeveren. |
de 12e penning als kooppenning in alle soorten aan de zaakwaarnemer, evenals de andere weisdomsgoederen op straffe van verbeurdverklaring van de grond, zonder enig verweer. Ook zal het land onderhouden worden door jaarlijks te mesten en andere bewerkingen. Deze grond is ook tiendvrij, schatting- en bedevrij van alle wereldlijke lasten, evenals de andere pastoriegronden. En ook hebben Jan en zijn vrouw zich voor eeuwig verplicht en een extra onderpand gesteld van 1 morgen land, dat hem toebehoort en gelegen is bij de velden van Vlengendaal, aan de andere kant van de genoemde 15 morgen; in het geval van het ontbreken van voldoende mesten enz., welke morgen kan worden ingelost met 50 daalder, per daalder 26 mark, Akener koers. En hiertegenover is de voorwaarde gesteld dat wanneer door opvolgende prelaten en pastoors of de huidige deze erfelijke overdracht niet gerespecteerd wordt, dan zullen diezelfden voor altijd verplicht zijn zonder enige tegenspraak, aan Jan en zijn erfgenamen 33 honderd daalders te betalen voor zijn onkosten, omdat hij die 15 morgen tot ontwikkeling heeft gebracht. Gedaan 16 mei in het jaar 1596. In het jaar 1602, op 2 januari, heeft jonker Jan van den Hove de 15 morgen weer aan zich getrokken en beloofd jaarlijks 12 vat spelt te betalen en 12 vat haver. |
|
Vide in hoc registro folio 27 authenticam copiam. |
Zie in dit register folio 27 voor de waarheidsgetrouwe kopie. |
|
|