FF. 91r-91v.
Ga naar margenoot+Die uutgevinge van die thienden op die Leenthens heidt. |
De verpachting van de tienden op de Leentensheide. |
|
Int jaer ons heeren duysent vijffhondert achtzich dry, den -xixe- aprilis hebbe ich, heer Arnoldt Dydden, pastoir tot Sympelveldt, uut gegeven eenen tijtvan dry jaeren continuelick, die thienden op die Leentens heidt, Klaesken Broirs, der soen van Leenten Broers, met allen gerechticheidt en lemyten als Leenart Broers voirseid die seleve verpacht hefft gehaedt over zeekeren jaeren van den pastoir voirseid. Des sal Klaes jaerlix betaelen sint Andreesmisse den pastoir voirseid -xvii- daeler, den daeler te betaelen met -xxvi- merck Aicher geldts unde noch -xi- gulden des selleven geldts van die thienden gebroecken op die dreessen van Emstenraedt. Unde sal Klaes voirseid vlisich ende neerstich sijn om allen gerechtticheiden der thienden te onderhalden, in allen maeneeren unde costumen als sijn vaeder Leenten zeleger gedaen hefft, sonder argelist. Actum tot Sympelveldt, datum ut supra. Unde heff Klaes hyr uut een copie. |
Op 19 april in het jaar van onze Heer 1583, heb ik, heer Arnoldt Dydden, pastoor te Simpelveld, verpacht voor de tijd van 3 jaar aaneengesloten de tienden op de Leenrensheide aan Klaesken Broers, de zoon van Leenten Broers, met alle rechten en grenzen, zoals genoemde Leenart Broers die ook gepacht heeft van de genoemde pastoor gedurende bepaalde jaren. Daarom zal Klaes jaarlijks met sint Andreas 17 daalder aan de genoemde pastoor betalen, de daalder te betalen met 26 mark Akens geld en ook 11 gulden van hetzelfde geld van de gebruikelijke tienden op de velden van Imstenrade. En genoemde Klaes zal ijverig alle rechten en plichten van de tienden onderhouden op alle manieren eri volgens de gebruiken, zoals zijn vader Leenten zaliger in goede trouw gedaan heeft. Gedaan te Simpelveld, datum als boven. En Klaes heeft hiervan een kopie |
|
Ga naar margenoot+Dyt vorige contrackt heft Peter Fryn geacepteert den 14e merts anno 85. Item anno 88 na Paschen heft Peter Fryn allen restanten betaelt ende noch betaelt dey pachte vallende Allerheiligemysse in dyt selleff jaer, waer voer Mechtelt Wevers borg bleven is, luydt der handtscreft Peeteren Fryn gelevert. Unde hebbe ich, pastoer, deser verpaechten der voergedaende betalinge uut gegeven dese voerseide thienden dry jaer, wellicke eersten jaer aengaende anno 89 sint Jansmisse ende die betalinge daer van zal uuterlicke vallen sinter Meismisse, daer nae onbevangen Allerheiligemisse te betaelen ende alsullix continuelick den tijt voerseid ende bij faut pantbaer. Oeck waneer Peeter voerseid soemer vruchten off hardt korn vertiendich op dye Emsteraedt dreesen, dye wellicke hij oeck gehalden is te verthiendigen. Het ent waer dat eynige contradictie daer inteegen vallende waer, dat wellick der pastoer op zijnen kosten defendeeren zal, waer van Peeter jaerlix betaelen zal dry daeler ende vanden anderen sevethien daeler, Acher geltz. |
Het voorgaande contract heeft Peter Frijn aanvaard op 14 maart in het jaar 1585. Idem na Pasen in het jaar 1588, heeft Peter Frijn alle restanten betaald en ook de pacht betaald die vervalt op Allerheiligen in hetzelfde jaar, waarvoor Mechtelt Wevers borg is gebleven, volgens hetgeen door Peter Frijn met de hand is geschreven. En ik, pastoor, heb vanwege dit verpachten van de voorafgedane betalingen deze genoemde tiende uitbesteed voor 3 jaar, waarvan het eerste jaar begint in het jaar 1588 met sint Jan en de betaling daarvan zal uiterlijk vervallen met sint Remigius, daarna uiterlijk te betalen met Allerheiligen en zo verder gedurende de genoemde tijd. En bij in gebreke blijven wordt er beslag gelegd. Ook wanneer genoemde Peeter zomerkoren of hard koren vertiendt op de velden van Imstenrade, welke hij ook moet vertienden. Mocht het zo zijn dat er bezwaren worden geuit, zal de pastoor dat op eigen kosten verdedigen, waarvoor Peeter jaarlijks 3 daalder zal betalen en over het andere 17 daalder, Akens geld. |
| |
Peeter Fryn betaelt anno 1589 volgende dese zedule.
Peeter Fryn betaelt aen Jennen van Reeckem anno 90 negenthien daeler.
Peeter betaelt 91 rest eenen daeler.
Peeter Fryn gegeven 92 eenen nuwen tougst den 24e februarij aengaende Johannis Baptiste.
Peeter Fryn betaelt Peeter Reynarts anno 92 den eersten novembris -xvii- daeler.
Anno 93 Peeter Fryn betaelt aen den Rentmeister van Shartigenraedt -xvii- daeler.
Anno 94 Peeter Fryn mij verkocht een eent voer -xii- taeler; resteert noch te betaelen -v- daeler. |
Peeter Frijn betaalt in het jaar 1589 volgens deze akte.
Peeter Frijn betaalt aan Jennen van Reeckem in het jaar 1590 19 daalder.
Peeter betaalt in 1591 de rest: 1 daalder. Aan Peeter Frijn in 1592 een nieuwe termijn gegeven, op 24 februari ingaande op Johannes de Doper.
Peeter Frijn betaalt Peeter Reynarts op 1 november in het jaar 1592 17 daalder.
In het jaar 1593 betaalt Peeter Frijn aan de rentmeester van 's-Hertogenrade 17 daalder.
In het jaar 1594 heeft Peeter mij verkocht een eend voor 12 daalder, restant nog te betalen: 5 daalder. |
|
Apostille: Anno 1600 een [1601] den -xe- januarij Heyn Mullers eenen nuwen tougst uuytgegeven, in for[ma] als Leenardt Broers unde Klaes Broers, blijckende voirder bij zijn pachtzedel. |
Randschrift. In het jaar 1601, op 10 februari, aan Heyn Muilers voor een nieuwe termijn verpacht, op dezelfde manier als aan Leenardt Broers en Klaesken Broers; het blijkt verder uit zijn pachtcontract. |
|
|